6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich in zeer korte tijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige delicten. Op 26 maart 2024 heeft de verdachte met geweld het minderjarige slachtoffer [benadeelde partij 1] van zijn tas met inhoud beroofd. De verdachte is naar het slachtoffer toegelopen, heeft hem van zijn fiets getrokken, heeft hem in het gezicht geslagen en heeft vervolgens zijn tas van zijn lichaam afgetrokken. Naar eigen zeggen was dit omdat de verdachte de tas van het slachtoffer mooi vond. Het slachtoffer heeft door de klap in zijn gezicht pijn aan zijn wang, verwondingen aan de binnenkant van zijn wang en hoofdpijn opgelopen en was na de diefstal bang, verdrietig en boos. Hij durfde een periode niet alleen naar buiten en moest door zijn ouders naar school gebracht en gehaald worden. Hij is buiten nog steeds op zijn hoede en durft niet op plekken te komen waar veel jongeren zijn.
Vervolgens heeft de verdachte op 11 april 2024 met een ander verschillende goederen gestolen uit de supermarkt.
Tot slot heeft de verdachte enkele dagen later, te weten op 27 april 2024, een afspraak gemaakt om een vape te verkopen. Toen het minderjarige slachtoffer [benadeelde partij 2] de verdachte wilde betalen voor de vape, heeft hij het slachtoffer onder bedreiging van geweld gedwongen tot afgifte van al zijn geld. Het slachtoffer schrok hier zo van, dat hij zijn geld heeft afgegeven. Vervolgens is de verdachte met het geld weggefietst en is het slachtoffer achter hem aan gefietst. Toen de verdachte dit door kreeg heeft hij het slachtoffer al fietsend tegen een geparkeerde bus geduwd, waarna het slachtoffer de verdachte niet langer durfde te volgen. Het slachtoffer durft door het handelen van de verdachte niet meer met contant geld over straat te gaan en heeft sinds de afpersing meer moeite om mensen te vertrouwen.
De verdachte heeft met zijn handelen niet alleen voor angst bij de slachtoffers gezorgd, maar ook aangetoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zijn rol bij de diefstal van de tas kleiner heeft proberen te maken dan het geval was. Ook rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij over de afpersing van het geld geen openheid van zaken heeft willen geven. De verdachte lijkt bij deze twee feiten de schuld bij een ander te leggen en neemt daarmee niet de (volledige) verantwoordelijkheid voor zijn handelen, wat de rechtbank zorgelijk vindt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 4 december 2024 van [raadsonderzoeker 1] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad;
- het over de verdachte uitgebrachte aanvullende voorlichtingsrapport van 6 december 2024 van [raadsonderzoeker 2] en [raadsonderzoeker 1] , als raadsonderzoekers verbonden aan de Raad;
- het Pro Justitia psychologisch onderzoeksrapport van 10 juni 2024, opgesteld door [orthopedagoog-generalist] , orthopedagoog-generalist NVO.
Het psychologisch rapport houdt, zoals eveneens is opgenomen onder 5., onder meer het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een psychische stoornis in de vorm van een norm-overschrijdend gedragsstoornis met begin in de adolescentie. Tevens is sprake van een licht verstandelijke beperking. Gezien het structurele karakter van deze problematiek was dit ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig en beïnvloedde dit de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van deze feiten. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde de verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De verdachte wordt vanuit zijn lacunaire gewetensfuncties (gebrek aan berouw en doorleefd schuldgevoel) onvoldoende afgeremd in zijn handelen. Daarnaast is sprake van een gebrekkig inzicht in en overzicht van zijn gedrag en de gevolgen daarvan. De lage weerbaarheid in combinatie met de antisociale opvattingen en de wens om er bij te horen, maar ook het gegeven dat de verdachte omgang wil met antisociale jongeren, maken dat het risico op antisociaal gedrag hoog is. De verdachte is vanwege zijn cognitieve en sociaal-emotionele functioneren afhankelijk van externe bemoeienis. Geadviseerd wordt om het toezicht van de jeugdreclassering en de ambulante begeleiding voort te zetten. Ook wordt behandeling bij De Waag wenselijk geacht, zodat de verdachte leert om zijn weerbaarheid te vergroten en inzicht te krijgen in oorzaak en gevolg. Hierbij kan ook zijn verstandelijke functioneren een aandachtspunt zijn. Geadviseerd wordt dit alles als bijzondere voorwaarden op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke werkstraf.
De Raad heeft in de rapportage geadviseerd tot oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan de hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht. De verdachte is een kwetsbare en beïnvloedbare jongen die impulsief kan handelen en onvoldoende weerbaar is. Er zijn meerdere risicofactoren die de kans op herhaling vergroten. Zo heeft de verdachte op dit moment geen passende, structurele dagbesteding doordat hij nog steeds wacht op toelating op een nieuwe school. Ook is er onvoldoende zicht op met wie hij omgaat en wat hij buiten doet. In de periode dat het beter ging, had de verdachte een gestructureerde dagbesteding, kreeg hij intensieve begeleiding en golden er strakke schorsingsvoorwaarden. Het is daarom duidelijk geworden dat hij gebaat is bij duidelijke consequenties, strakke kaders en positieve invloeden van buitenaf. De verdachte zou op 3 december 2024 een intakegesprek bij De Waag hebben, maar omdat hij opnieuw vast kwam te zitten moest behandeling bij De Waag worden uitgesteld. Het is van belang dat de verdachte aan de ene kant consequenties ervaart van zijn handelen en aan de andere kant hulp krijgt bij het vergroten van zijn weerbaarheid en het maken van goede keuzes.
De Raad heeft het advies ter terechtzitting gewijzigd, in die zin dat wordt geadviseerd de schorsingsvoorwaarden zoals genoemd in het aanvullende rapport van 6 december 2024 ook als bijzondere voorwaarden bij een straf op te leggen. Het is het belangrijkste dat de behandeling bij De Waag zo spoedig mogelijk wordt gestart en daarnaast is coaching vanuit Nova Forte of een soortgelijke instelling noodzakelijk. Ook is het van belang dat de verdachte duidelijke regels krijgt en dat er met behulp van een enkelband zicht is op waar hij verblijft. Hij dient de komende periode bij zijn moeder thuis te verblijven en alleen naar buiten te gaan voor school, werk of een door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding. Ook is een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers van belang. Tot slot adviseert de Raad te bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, gelet op de hoge kans op herhaling en de ernst van de ten laste gelegde feiten.
Namens de jeugdreclassering is ter terechtzitting het volgende naar voren gebracht. De overgang naar een nieuwe school laat helaas nog op zich wachten. Het is nog niet bekend wanneer de verdachte op de nieuwe school kan starten, maar tot die tijd kan hij een paar uur per week bij zijn oude school terecht. Indien de nieuwe school te lang op zich laat wachten, zal worden ingezet op werk. De intake bij De Waag kan op korte termijn opnieuw gepland worden. Het is verder wenselijk dat de verdachte eerst huisarrest wordt opgelegd, met een uitzondering voor school, werk, sport en hulpverlening, waarna dit kan worden afgebouwd naar een reguliere avondklok van 19.00 tot 7.00 uur. De verdachte heeft duidelijkheid nodig en indien huisarrest en een avondklok worden opgelegd, zal de jeugdreclassering weekschema’s opstellen zodat de verdachte weet waar hij aan toe is.
De rechtbank neemt daarnaast ten nadele van de verdachte in aanmerking dat hij door zijn houding zowel tijdens de verhoren bij de politie en de rechter-commissaris als op de terechtzitting, geen volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor alle gepleegde feiten en daardoor niet geheel laat zien dat hij begrijpt dat hij verkeerd heeft gehandeld. Ten voordele van de verdachte neemt de rechtbank in overweging dat hij niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf. Verder weegt de rechtbank in strafverlagende zin mee dat – zoals hiervoor onder 5. is overwogen – het bewezen verklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze, met name waar het gaat om diefstal met geweld en afpersing, een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken en is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Dit betekent dat de verdachte niet terug hoeft naar de Justitiële Jeugdinrichting omdat hij het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie al heeft uitgezeten in voorarrest. De rechtbank vindt het verder noodzakelijk dat de verdachte onderwijs volgt, of een andere vorm van dagbesteding heeft, en meewerkt aan behandeling bij De Waag en begeleiding door een coach van Nova Forte, of een soortgelijke instelling, gericht op het vergroten van zijn weerbaarheid en het maken van andere keuzes. Daarnaast vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte gedurende maximaal drie maanden op het adres van de moeder verblijft in de vorm van huisarrest, waarbij de verdachte slechts met toestemming van de jeugdreclassering en onder begeleiding van door de jeugdreclassering aan te wijzen volwassenen de woning mag verlaten en het hem is toegestaan om zelfstandig naar school, werk, sport en hulpverleningsafspraken te gaan. Dit huisarrest dient binnen drie maanden te worden afgebouwd naar een avondklok van 19.00 uur tot 7.00 uur, die vervolgens maximaal drie maanden duurt en naar inzicht van de jeugdreclassering kan worden aangepast. Verder vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte gedurende de proeftijd geen contact heeft met slachtoffers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de jeugddetentie worden verbonden. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verdachte een contactverbod met de medeverdachten op te leggen.
Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal met geweld en afpersing. Gelet op het hoge recidiverisico en de problematiek van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.