ECLI:NL:RBNHO:2024:1378

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
15/114504-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in complexe strafzaak met meerdere feiten waaronder bedreiging, mishandeling en witwassen

Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, mishandeling, belediging en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verdenking van mishandeling van zijn levensgezel en witwassen, maar hem wel veroordeeld voor elf andere strafbare feiten. De feiten vonden voornamelijk plaats in Alkmaar en waren vaak gerelateerd aan geweld en bedreiging, waarbij de verdachte onder invloed van verdovende middelen verkeerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 31 januari 2024 heeft de officier van justitie, mr. M. Kubbinga, gevorderd tot vrijspraak van enkele feiten, maar ook tot bewezenverklaring van andere feiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. T.P.A.M. Wouters, pleitte voor vrijspraak van verschillende tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, mishandeling, belediging en vernieling. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn strafblad en eerdere veroordelingen, een hoog recidiverisico vormde en dat de maatschappij bescherming nodig had tegen zijn daden. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde partij, die immateriële schade had geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/114504-23, 13/244872-19 (vord tul), 15/100581-21 (ttzgev),
15/068997-21 (ttzgev), 15/082730-23 (ttzgev), 15/057062-23 (ttzgev)(P)
Uitspraakdatum: 14 februari 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op 4 [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De in de verschillende zaken ten laste gelegde feiten zijn hierna voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. T.P.A.M. Wouters, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in de zaken met parketnummers 15/114504-23, 15/100581-21 en 15/068997-21, ten laste gelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan het volgende:
(15/114504-23)
1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [slachtoffer 1] op 2 mei 2023 in Alkmaar;
2
vernieling van een raam van een wooncomplex van Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland aan de Percivalstraat 84 op 2 mei 2023 in Alkmaar.
(15/100581-21)
3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op 13 april 2021 in Alkmaar;
4
mishandeling van zijn levensgezel [slachtoffer 4] in de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 april 2021 in Alkmaar;
5
mishandeling van [slachtoffer 5] in de periode van 1 tot en met 31 december 2020 in Alkmaar.
(15/068997-21)
6
mishandeling van [slachtoffer 6] op 3 augustus 2020 te Alkmaar;
7
opzettelijke belediging van een ambtenaar, [slachtoffer 6] , op 3 augustus 2020 in Alkmaar;
8
witwassen van meerdere geldbedragen op 28 juni 2020 in Alkmaar;
9
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [slachtoffer 7] op 6 februari 2021 in Alkmaar;
10
opzettelijke belediging van [slachtoffer 7] op 6 februari 2021 in Alkmaar;
11
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [slachtoffer 8] op 19 november 2020 in Alkmaar.
(15/082730-23)
12
vernieling van een schilderij van Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland op 24 maart 2023 in Alkmaar.
(15/057062-23)
13
opzettelijke belediging van een ambtenaar, [slachtoffer 9] , op 5 januari 2023 in Alkmaar.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage 1aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 en de onder 5 tot en met 13 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van de onder 1, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10 ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende wettig en/of overtuigend bewijs.
Ten aanzien van feit 11 heeft de raadsman bepleit de verdachte vrij te spreken primair vanwege het feit dat de woorden ‘ik klap al je kankertanden uit de bek’ niet als een bedreiging tegen het leven gericht kunnen worden aangemerkt en ook niet zonder meer wijzen op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de gebruikte woorden, gelet op alle omstandigheden van het geval, bij de aangever (de broer van de verdachte) niet tot een redelijke vrees hebben kunnen leiden dat de verdachte de daad bij het woord zou voegen. De woorden moeten worden gezien in het licht van de emotionele uitbarsting van de verdachte.
Ten aanzien van feit 7 heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende volgt dat [slachtoffer 6] op 3 augustus 2020 een ambtenaar in de zin van artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht was. De verdachte dient daarom van die strafverzwarende omstandigheid te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 12 heeft de raadsman opgemerkt, dat geen sprake is van vernieling van het schilderij nu slechts het glas van de lijst stuk is gegaan. Naar de mening van de verdediging kan echter wel de vernieling van enig goed bewezen worden verklaard.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feiten 4 en 8
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de onder feit 4 ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 4] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder 8 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. In het dossier is geen bewijs voorhanden waaruit blijkt dat de verdachte wist dat de door hem bij de geldautomaat opgenomen geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in
bijlage 2bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3
Nadere bewijsoverwegingen
Feit 11
Naar het oordeel van de rechtbank is bij het uiten van de woorden ‘ik klap al je kankertanden uit je bek’ sprake van bedreiging met zwaar lichamelijk letsel, omdat de bedreiging niet slechts ziet op een enkele tand, maar op het hele gebit.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat, gelet op wat er verder die nacht aan appjes en spraakberichten door de verdachte aan de aangever is gestuurd, bij de aangever de vrees kon ontstaan dat de verdachte tot uitvoering van zijn dreigement zou overgaan. Dat aangever de broer van de verdachte is, maakt dit niet anders.
Feit 12
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door met een reep chocolade in de richting van het schilderij te gooien, de aanmerkelijke kans op vernieling van het schilderij, de glasplaat of de lijst op de koop toe heeft genomen. Aldus heeft de verdachte het voorwaardelijk opzet op de vernieling van enig goed gehad.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 2 mei 2023 te Alkmaar [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
- "ik schiet dood, jij moet je nergens mee bemoeien. Ik ben van de familie [naam] " en
- "ik kom sowieso terug en schiet je dood. Ik ga jou pakken" en
- "ik ga je schieten, ik ga je vermoorden";
2
hij op 2 mei 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een raam van de gezamenlijke portiek van het wooncomplex aan de Percivalstraat 84 te Alkmaar, dat aan Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland toebehoorde, heeft vernield;
3
hij op 13 april 2021 te Alkmaar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Niet volgen, anders steek ik je" en "Doorlopen of ik ga jullie steken";
5
hij in de periode van 1 december 2020 tot en met 31 december 2020 te Alkmaar [slachtoffer 5] heeft mishandeld door deze
- met kracht bij de keel vast te pakken en (vervolgens) de keel dicht te knijpen en dichtgeknepen te houden en
- meermalen te slaan tegen het hoofd;
6
hij op 3 augustus 2020 te Alkmaar [slachtoffer 6] heeft mishandeld door die [slachtoffer 6] te slaan tegen zijn nek/hals;
7
hij op 3 augustus 2020 te Alkmaar opzettelijk [slachtoffer 6] , in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: kankerhomo en kankerflikker;
9
hij op 6 februari 2021 te Alkmaar [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen "als je dat doet, gooi ik een handgranaat je huis in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
10
hij op 6 februari 2021 te Alkmaar opzettelijk [slachtoffer 7] , in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar in het gezicht meerdere malen te spugen en door haar de woorden toe te voegen: 'kankerhoer', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
11
hij op 19 november 2020 te Alkmaar [slachtoffer 8] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 8] via een voicememo dreigend de woorden toe te voegen "ik klap al je kankertanden uit je bek";
12
hij op 24 maart 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat aan Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland toebehoorde, heeft vernield;
13
hij op 5 januari 2023 in Nederland opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 9] , officier van justitie te arrondissementsparket Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar, meermaals, toe te voegen: "kankerhoer".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 9:
telkens: bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 2 en feit 12:
telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van feit 3:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5 en feit 6:
telkens: mishandeling.
Ten aanzien van feit 7 en feit 10:
telkens: eenvoudige belediging.
Ten aanzien van feit 11:
bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 13:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. Gebleken is dat de verdachte alleen of met ambulante behandelingen zijn leven niet op orde krijgt. Bovendien is komen vast te staan dat de klinische opname en behandeling van de verdachte bij Basalt vroegtijdig is beëindigd vanwege het overtreden van regels en het bedreigen van personeel. De officier van justitie is van mening dat slechts een behandeling in een dwingend kader tot het gewenste resultaat kan leiden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte geen (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel op te leggen nu niet is voldaan aan de zogenaamde ‘zachte criteria’. Uit het dossier blijkt dat het goed met de verdachte ging in de periode dat hij bij Exodus in Groningen zat. Door het te laat aanvragen van een WMO-indicatie raakte de verdachte dakloos en keerde hij uiteindelijk weer terug naar Alkmaar, hetgeen bijdroeg aan zijn maatschappelijke teloorgang. Nadien is de verdachte – ondanks schorsing van de bewaring in het voorjaar van 2021 en een aantal veroordelingen – niet meer in een strafrechtelijk kader in beeld geweest bij de reclassering en heeft geen ambulante behandeling meer plaatsgevonden. Het mislukken van het klinische traject bij Basalt kan voor een deel aan de verdachte worden toegeschreven, maar kan niet tot de conclusie leiden dat de verdachte niet mee wil werken of niet openstaat voor verandering.
Naar de mening van de verdediging rechtvaardigen de mogelijk te bewijzen feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal zes maanden. Indien de rechtbank een dwangkader ter voorkoming van recidive passend en geboden acht, zou dat kunnen door oplegging van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, zoals genoemd in het reclasseringsrapport van 16 mei 2023. Subsidiair stelt de verdediging dat deze bijzondere voorwaarden verbonden kunnen worden aan een voorwaardelijk op te leggen ISD-maatregel. Mocht de rechtbank desondanks overgaan tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, dan verzoekt de verdediging de drie maanden die de verdachte bij Basalt heeft doorgebracht in mindering te brengen op de duur van de maatregel.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan elf strafbare feiten in de categorieën bedreiging, mishandeling, belediging en vernieling. De feiten hebben veelal plaatsgevonden onder invloed van verdovende middelen. Stuk voor stuk zijn dit vervelende feiten, waarbij de verdachte veelal zeer intimiderend overkomt en waardoor niet alleen de directe slachtoffers maar ook de maatschappij overlast ervaren. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het 30 pagina’s tellende op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad), gedateerd 8 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
De verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan het laatst door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf.
Voorts heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 24 oktober 2023 en opgesteld door [naam] , als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Fivoor te Leiden.
Uit het rapport blijkt het volgende.
“Betrokkene toonde zich beperkt ontvankelijk voor reclasseringstoezicht, waardoor eerdere begeleidings- en behandelcontacten niet hebben geleid tot een gedragsverandering en verkleining van de recidivekans. Sinds juni 2021 was er geen sprake van een reclasseringscontact in het kader van een toezicht.
Gezien de motivatie van betrokkene voor een klinische behandeling, is binnen het kader van een schorsing preventieve hechtenis onderzocht of een klinische behandeling haalbaar en uitvoerbaar is binnen het kader van een voorwaardelijke ISD maatregel. Op maandag 10 juli 2023 is betrokkene geplaatst bij FVK Basalt. Na een aantal waarschuwingen en kamerprogramma's, is de behandeling op 3 oktober 2023 voortijdig beëindigd vanwege het overtreden van de afdelingsregels en dreigende uitspraken naar het personeel van FVK Basalt. Sindsdien verblijft betrokkene in de P.I. Zaanstad.
Gezien het verloop van het schorsingstoezicht is GGZ Reclassering Fivoor van mening dat een voorwaardelijke ISD maatregel op dit moment niet tot de mogelijkheden behoort. Betrokkene heeft een strikter kader nodig waarbij fouten niet direct hele grote consequenties hebben en hem keer op keer de mogelijkheid wordt geboden om te profiteren van het behandel- en begeleidingsaanbod. De inschatting van het risico op recidive, letselschade en onttrekking is op alle gebieden hoog. De reclassering GGZ Reclassering Fivoor adviseert om aan betrokkene een onvoorwaardelijke ISD maatregel op te leggen.”
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering en de vordering van de officier van justitie en is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren moet worden opgelegd. Mede gelet op de omstandigheid dat van de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats kan worden vastgesteld (artikel 67, lid 2, Sv) betreffen de door de verdachte begane feiten misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Bovendien is de verdachte in de afgelopen vijf jaren ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen of taakstraffen, en zijn de onderhavige feiten begaan na tenuitvoerlegging van die straffen. Gelet op de verslavingsproblematiek van de verdachte, die bij alle feiten een rol speelt, in combinatie met zijn strafrechtelijk verleden moet er bovendien ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en dat de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist.
Voorts is voldaan aan de voorwaarden gesteld in de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers" van het Openbaar Ministerie. De verdachte is een zeer actieve veelpleger die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het meest recente bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van dat feit.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen passend alternatief voor oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Zoals de reclassering heeft geadviseerd is het van groot belang dat de verdachte, met het oog op het voorkomen van recidive en de bescherming van de maatschappij, een (langdurige) klinische behandeling ondergaat voor zijn verslaving, en mogelijk ook voor de eerder gediagnosticeerde antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken. Het is belangrijk dat de verdachte hulp krijgt bij het creëren van maatschappelijke stabiliteit. Gelet op de door de reclassering beschreven geschiedenis van mislukte reclasserings- en hulpverleningscontacten, heeft de rechtbank er – net als de reclassering en de officier van justitie – onvoldoende vertrouwen in dat het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel of een voorwaardelijke ISD-maatregel toereikend zal zijn om dat doel te bereiken.
Teneinde de beëindiging van de recidive en een oplossing voor de problematiek van de verdachte alle kansen te geven, alsmede de maatschappij te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering, voorlopige hechtenis en bij FVK Basalt heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Gemachtigde [naam] heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer 6] een vordering tot schadevergoeding van € 200,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die [slachtoffer 6] als gevolg van de onder 6 en 7 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft verzocht het gehele bedrag toe te wijzen.
De raadsman heeft bepleit het toe te wijzen bedrag te matigen tot maximaal € 100,00. De raadsman heeft daarbij gewezen op de bepleite vrijspraak van de ten laste gelegde mishandeling en de bepleite partiële vrijspraak van de strafverzwarende omstandigheid ten aanzien van de belediging. Daarnaast heeft de benadeelde partij niet onderbouwd waarom hij, in afwijking van de uitspraken waarnaar hij verwijst, een bedrag van € 200,00 in plaats van € 100,00 vordert, aldus de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 6 en 7 bewezen verklaarde feiten. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 6 en 7 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling en belediging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 13 december 2019 in de zaak met parketnummer 13/244872-19 heeft de politierechter te Amsterdam de verdachte ter zake van mishandeling en belediging van een ambtenaar veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 15 oktober 2021 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 29 april 2021.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen als de rechtbank tot oplegging van een ISD-maatregel komt.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de op te leggen ISD-maatregel. De rechtbank acht tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf daarom niet opportuun.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 38m, 38n, 57, 266, 267, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 4 en feit 8 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 6]geleden schade tot een bedrag van
€ 200,00(zegge: tweehonderd euro) als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 6] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 6] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 200,00 (zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] .
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 13 december 2019 in de zaak met parketnummer 13/244872-19 opgelegde voorwaardelijke straf.
Heft op het geschorste bevel tot bewaring van de verdachte in de zaak met parketnummer 15/100581-21.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2024.
Bijlage 1
Aan de verdachte is, na wijzigingen van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
(15/114504-23)
1.
hij op of omstreeks 2 mei 2023 te Alkmaar [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
- "ik schiet dood, jij moet je nergens mee bemoeien. Ik ben van de familie [naam] " en/of
- "ik kom sowieso terug en schiet je dood. Ik ga jou pakken" en/of
- "ik ga je schieten, ik ga je vermoorden",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 2 mei 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een raam van de gezamenlijke portiek van het wooncomplex aan de percivalstraat 84 te Alkmaar, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
(15/100581-21)
1.
hij op of omstreeks 13 april 2021 te Alkmaar [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Niet volgen, anders steek ik je" en/of "Doorlopen of ik ga jullie steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 april 2021 te Alkmaar, in ieder geval in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer 4] , heeft mishandeld door
- (op of omstreeks 27 maart 2021) deze een ijzeren pijp, althans een voorwerp op/tegen het hoofd te gooien en/of
- (op of omstreeks 1 april 2021) deze te slaan en/of te stompen op/tegen de rug en/of
- (op of omstreeks 11 april 2021) deze te slaan en/of te stompen op/tegen het hoofd en/of (vervolgens) op/aan haar haren (omhoog) te trekken en/of
- (op of omstreeks 13 april 2021) deze te slaan en/of te stompen op/tegen het lichaam;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 31 december 2020 te Alkmaar [slachtoffer 5] heeft mishandeld door deze
- (met kracht) om/bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) de keel dicht te knijpen/drukken en/of dichtgeknepen/gedrukt te houden en/of
- (meermalen) te slaan en/of te stompen op/tegen het hoofd.
(15/068997-21)
1.
hij op of omstreeks 3 augustus 2020 te Alkmaar [slachtoffer 6] heeft mishandeld door die [slachtoffer 6] te slaan en/of te duwen tegen zijn nek/hals, althans zijn lichaam;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2020 te Alkmaar opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 6] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: kankerhomo en/of kankerflikker, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 28 juni 2020, te Alkmaar, althans in Nederland, (telkens) een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedrag(en), te weten 560,00 euro en/of 800,00 euro en/of 70,00 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat dat geldbedrag / die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 6 februari 2021 te Alkmaar [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen "als je dat doet, gooi ik een handgranaat je huis in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 6 februari 2021 te Alkmaar opzettelijk [slachtoffer 7] , in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar in het gezicht, althans tegen het lichaam, een of meerdere malen te bespugen en/of door haar de woorden toe te voegen: 'kankerhoer', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
6.
hij op of omstreeks 19 november 2020 te Alkmaar, [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 8] via whatsapp en/of via een voicememo dreigend de woorden toe te voegen "ik klap al je kankertanden uit je bek", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
(15/082730-23)
hij, op of omstreeks 24 maart 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een schilderij, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
(15/057062-23)
hij op of omstreeks 5 januari 2023 te Alkmaar, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 9] , Officier van Justitie te arrondissementsparket Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar, een of meermaals, de woorden toe te voegen: "kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.