ECLI:NL:RBNHO:2024:13718

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
C/15/354459 / JU RK 24-994
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) heeft verzocht om deze verlengingen, omdat de minderjarige momenteel verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, [accommodatie jeugdhulpaanbieder]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een perspectiefbesluit is genomen, waarbij alle betrokkenen, inclusief de ouders, het erover eens zijn dat de minderjarige tot zijn meerderjarigheid in de accommodatie moet blijven wonen. Dit besluit is eerder in 2023 met de ouders besproken, en de rechtbank onderschrijft dit nu ook.

De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de vader heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De moeder was niet aanwezig tijdens de zitting vanwege een dialysebehandeling. De rechtbank heeft de mening van de minderjarige gehoord, die twijfels heeft over zijn verblijf in de accommodatie, maar ook aangeeft dat hij graag contact met zijn ouders wil. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, aangezien beide ouders niet in staat zijn om deze zorg zelf te dragen.

De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd van 8 december 2024 tot 8 augustus 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens met acht maanden verlengd. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kinderrechters en is op schrift gesteld op 4 december 2024. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/354459 / JU RK 24-994
Datum uitspraak: 18 november 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van 24 oktober 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordigers van de GI;
- [vertegenwoordiger accommodatie jeugdhulpaanbieder] van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] .
1.3.
De moeder kon vanwege een dialysebehandeling niet op de zitting aanwezig zijn.
1.4.
[de minderjarige] heeft zijn mening gegeven in een gesprek met één van de kinderrechters. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten [accommodatie jeugdhulpaanbieder] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 18 juni 2015 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling heeft voortgeduurd tot 18 juni 2020. Bij beschikking van 8 augustus 2023 is [de minderjarige] opnieuw onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is telkens verlengd en duurt nog tot 8 december 2024.
2.4.
Eerder is een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen van 8 juni 2015 tot 18 september 2015 en van 20 april 2017 tot 18 juni 2020. Bij beschikking van 8 augustus 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank opnieuw een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Deze machtiging is verlengd en duurt nu nog tot 8 december 2024.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 6 augustus 2024 is de beslissing over de maatregelen deels aangehouden en verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank, omdat uit de stukken en het behandelde ter zitting bleek dat de GI een perspectiefbesluit had genomen. Daarna zijn de maatregelen nog voor korte tijd ambtshalve verlengd, omdat er voor het aflopen van de maatregelen geen mondelinge behandeling van het verzoek bij de meervoudige kamer kon worden gepland.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Namens de GI is op de zitting naar voren gebracht dat het goed zou zijn het contact tussen de vader en [de minderjarige] op te starten. Hoewel de GI het vervoer van de vader naar [accommodatie jeugdhulpaanbieder] kan financieren, is de reis vanwege zijn gezondheid te ver. Het is daarom, en omdat de omgang begeleid moet worden, ook de vraag hoe er praktisch structureel contact kan worden vormgegeven.
Verlenging van de ondertoezichtstelling is vooral nodig om de omgang met de vader op te starten, omdat het verder goed gaat met [de minderjarige] bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] . Verder is de ondertoezichtstelling nog noodzakelijk omdat de vader zijn ouderlijk gezag niet uitoefent en de GI zaken voor [de minderjarige] moet kunnen regelen. De GI heeft het perspectiefbesluit al in 2023 met de ouders besproken. Het besluit is ook op de vorige zitting met de kinderrechter besproken, maar niet schriftelijk aan de rechtbank overgelegd.
De begeleider van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] heeft laten weten dat [de minderjarige] daar kan blijven wonen tot zijn achttiende en dat ze al bezig zijn met het vinden van een passende plek voor daarna. Deze plekken zijn schaars. Daarbij heeft het de voorkeur dat deze plek meer in de buurt van zijn ouders zal zijn.
3.2.
[de minderjarige] heeft laten weten dat het soms goed gaat op de groep en soms niet. Er zijn lieve en strenge begeleiders. Hij twijfelt of hij op de groep wil blijven. In elk geval zou hij er heel verdrietig van worden als hij te horen zou krijgen dat hij voor altijd bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] moet blijven. Als hij boos is, dan helpen rustige gesprekjes over zijn ouders. Als hij niet op de groep zou wonen, wil hij bij zijn moeder wonen. Bij haar gaat het heel goed. Als hij meer bij haar kan zijn, wat hij graag wil, is het wat [de minderjarige] betreft ook goed als hij op de groep blijft. Ook zou hij zijn vader weer willen zien. [de minderjarige] vindt het fijn om met de jeugdbeschermer te praten.
3.3.
De jeugdbeschermer heeft naar voren gebracht dat de moeder het eens is met de verzoeken.
3.4.
De vader heeft aangegeven dat hij geen last heeft van de ondertoezichtstelling. Ook heeft hij altijd achter de uithuisplaatsing bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] gestaan. Hij zou [de minderjarige] echter wel graag weer willen zien.
3.5.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] nog steeds zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgen zoals geformuleerd in de beschikking van 6 augustus 2024 zijn nog steeds aan de orde. Het is de rechtbank niet gebleken dat hierin enige verandering is gekomen. [de minderjarige] heeft nog steeds geen contact met zijn vader, maar zou hem graag willen zien. Om ervoor te zorgen dat het contact wordt vormgegeven, is verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Ook lukt het de ouders niet zelfstandig de nodige zaken voor [de minderjarige] te regelen. Daarom moet de GI regie kunnen voeren op wat er voor [de minderjarige] geregeld moet worden, en zo nodig de rechtbank kunnen verzoeken om vervangende toestemming. Verder moet er aandacht zijn voor de begeleide omgang tussen [de minderjarige] en de moeder.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de ondertoezichtstelling verlengen met acht maanden.
3.6.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Beide ouders zijn niet in staat om zelf de zorg en opvoeding te dragen. Gebleken is dat [de minderjarige] het beste op zijn plek zit bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] , waar hij al sinds 2017 verblijft. Daarom zal de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen met acht maanden.
3.7.
De GI heeft aangegeven een beslissing te hebben genomen over het perspectief van [de minderjarige] . De GI is van mening dat hij verder moet opgroeien bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] , zodat niet meer wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing. Hoewel er geen schriftelijk besluit in deze zin aan de rechtbank is overgelegd, zal de rechtbank de beslissing toch opvatten als perspectiefbesluit. Het perspectiefbesluit is immers al in 2023 al met de ouders besproken en alle betrokkenen, ook de ouders, zijn het erover eens dat [de minderjarige] bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] blijft tot zijn meerderjarigheid. De rechtbank onderschrijft dit ook en daarmee ook het perspectiefbesluit.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige]van 8 december 2024 tot 8 augustus 2025;
4.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 8 december 2024 tot 8 augustus 2025;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024 door mr. C.E. Voskens, mr. J. van Beek en mr. M.H. Simons, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 4 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.