In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) heeft verzocht om deze verlengingen, omdat de minderjarige momenteel verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, [accommodatie jeugdhulpaanbieder]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een perspectiefbesluit is genomen, waarbij alle betrokkenen, inclusief de ouders, het erover eens zijn dat de minderjarige tot zijn meerderjarigheid in de accommodatie moet blijven wonen. Dit besluit is eerder in 2023 met de ouders besproken, en de rechtbank onderschrijft dit nu ook.
De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de vader heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De moeder was niet aanwezig tijdens de zitting vanwege een dialysebehandeling. De rechtbank heeft de mening van de minderjarige gehoord, die twijfels heeft over zijn verblijf in de accommodatie, maar ook aangeeft dat hij graag contact met zijn ouders wil. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, aangezien beide ouders niet in staat zijn om deze zorg zelf te dragen.
De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd van 8 december 2024 tot 8 augustus 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens met acht maanden verlengd. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kinderrechters en is op schrift gesteld op 4 december 2024. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen de gestelde termijnen.