Op 18 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer in Haarlem. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) had verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de kinderen in een pleeggezin verblijven na ernstige huiselijke geweldsituaties tussen de ouders. De rechtbank oordeelde dat de verlenging noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, die getuige waren van veel geweld en ruzies. De ouders waren niet in staat om de kinderen de stabiliteit en bescherming te bieden die zij nodig hadden. De rechtbank merkte op dat de kinderen trauma- en hechtingsproblemen vertoonden en dat de huidige pleegzorgsituatie het beste voor hen was.
De rechtbank oordeelde echter ook dat het perspectiefbesluit van de GI, dat stelde dat het perspectief van de kinderen niet meer bij de ouders lag, prematuur was. De moeder had haar leven inmiddels verbeterd en kreeg hulpverlening, wat betekende dat er opnieuw onderzoek moest worden gedaan naar haar opvoedvaardigheden en de nieuwe situatie. De rechtbank besloot de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 12 maart 2025, maar onderschreef het perspectiefbesluit niet, omdat er meer onderzoek nodig was naar de mogelijkheden voor terugplaatsing bij de ouders.