ECLI:NL:RBNHO:2024:13714

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
C/15/316568 / FA RK 21-2489
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over omgangsregeling in familiezaken met betrekking tot minderjarige

Op 18 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De zaak is behandeld door een meervoudige kamer voor familiezaken, waarbij de vader werd vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Krim en de moeder door advocaat mr. S.L. Prass. De minderjarige, geboren op [geboortedatum], is onder toezicht gesteld en heeft sinds haar vijfde jaar geen contact meer gehad met haar vader. De rechtbank heeft de beslissing over de zorgregeling pro forma aangehouden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening en de pogingen om het contact tussen vader en kind te herstellen. De kinderrechter heeft eerder in 2022 de ondertoezichtstelling van de minderjarige vastgesteld, die sindsdien is verlengd. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de minderjarige geen contact met haar vader wenst, wat de situatie bemoeilijkt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het contact te forceren, zodat de minderjarige een eigen beeld van haar vader kan vormen. De rechtbank heeft besloten dat er nog een poging moet worden ondernomen om de omgang op te bouwen, met professionele begeleiding van de gecertificeerde instelling. De beslissing over de zorgregeling is aangehouden tot begin november 2025, waarbij de rechtbank de advocaten heeft verzocht om schriftelijk te rapporteren over de laatste stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/316568 / FA RK 21-2489
Beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 18 november 2024
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A. Krim, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S.L. Prass, kantoorhoudende te Amsterdam,
--betreffende--
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 8 mei 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen op 12 september 2024.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 november 2024 in aanwezigheid van mr. Krim, en van de moeder, bijgestaan door mr. Prass.
Ook waren ter zitting aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling de Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna: de GI).
Verder is [de zus van de minderjarige] , de zus van [de minderjarige] , als informant bijzondere toegang tot de zitting verleend.
1.3.
Gelijktijdig met dit verzoek is het verzoek behandeld om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen, bij de rechtbank bekend onder de nummers C/15/349714 / JU RK 24-349 en C/15/356985 / JU RK 24-1351.
1.4.
De minderjarige [de minderjarige] is op 11 november 2024 apart door de één van de kinderrechters gehoord.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 13 april 2022 onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is telkens verlengd en duurt nu nog tot 13 april 2025.
2.2.
Bij beschikking van 8 mei 2024 is de beslissing over de zorgregeling aangehouden in afwachting van bericht van de advocaten over de laatste stand van zaken.
2.3.
Namens de GI is op de zitting naar voren gebracht dat het de vraag is of de moeder [de minderjarige] genoeg ruimte geeft om contact te hebben met de vader. Omdat zij zo lang geen contact met hem heeft gehad, kan zij geen eigen beeld van hem vormen. De weerstand van [de minderjarige] tegen contact heeft het voor de GI heel moeilijk gemaakt om aan het contactherstel te werken. Verder lijkt het of de angsten van [de minderjarige] breder zijn dan alleen de angst voor de vader en zijn familie. De GI ziet nu nog geen mogelijkheid voor contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] . De GI wil de pogingen om het contact op te bouwen nog niet opgeven alleen omdat het nog niet is gelukt met de moeder samen te werken.
2.4.
Namens de Raad is naar voren gebracht dat [de minderjarige] voor het laatst contact heeft gehad met haar vader toen zij vijf jaar oud was. Sindsdien is zij opgegroeid bij haar moeder, die bang is voor de vader. [de minderjarige] lijkt zich een angstbeeld van de vader te hebben ingeprent, en dit heeft zich vanwege het gebrek aan contact niet kunnen normaliseren. In het verleden waren er geen signalen voor seksueel misbruik, behalve twee wisselende uitspraken van [de minderjarige] . In maart 2022 zag de Raad nog dat [de minderjarige] behoefte had aan contact met de vader en positief over hem dacht. De Raad heeft de indruk dat het de moeder niet lukt om [de minderjarige] daadwerkelijk emotionele toestemming te geven voor het contact met de vader, of om haar eigen angsten bij haar dochter weg te houden.
Het is mogelijk dat [de minderjarige] inmiddels zoveel weerstand heeft opgebouwd tegen contact met de vader dat dit niet meer mogelijk is en de rechtbank geen omgangsregeling kan vaststellen. De Raad is echter van mening dat dit moment nog niet gekomen is. De Raad heeft geadviseerd om de omgang nu wat te forceren. Voor nu kan nog in het kader van de ondertoezichtstelling geprobeerd worden het contact te herstellen met begeleide omgang. De Raad acht het voor [de minderjarige] van groot belang dat zij zelf in staat wordt gesteld om een beeld van haar vader te vormen om zo beter een beslissing te nemen over zijn rol in haar leven. Dit ook om te voorkomen dat zij het de moeder in de toekomst zal verwijten dat zij het contact met de vader is verloren.
Tot slot vindt de Raad het van groot belang dat [de minderjarige] later kan teruglezen dat haar vader veel van haar houdt en dat professionele instanties geen zorgen hadden over haar veiligheid bij hem.
2.5.
[de minderjarige] heeft in gesprek met één van de kinderrechters duidelijk aangegeven geen contact met haar vader te willen.
2.6.
Namens de vader is naar voren gebracht dat hij begrijpt dat een weekendregeling nu niet mogelijk is. Hij is bereid om aan alles mee te werken om het contact te herstellen en onderschrijft het advies van de Raad dat de situatie moet worden doorbroken. Hij hoopt dat het nu onder begeleiding van de GI lukt om enige omgang vorm te geven.
2.7.
De moeder heeft op de zitting herhaald open te staan voor contact tussen de vader en [de minderjarige] . Dit moet wel op een veilige manier worden uitgevoerd, en in eerste instantie onder begeleiding. Echter is [de minderjarige] leidend en geeft zij nu aan geen contact met haar vader te willen. De moeder probeert het contact te stimuleren, maar [de minderjarige] is zeer stellig en de moeder wil haar niet dwingen.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat nu nog steeds geen definitieve zorgregeling kan worden vastgesteld. Op dit moment is er nog geen enkel contact tussen [de minderjarige] en haar vader geweest. De rechtbank is van oordeel dat in het kader van een ondertoezichtstelling nog een poging moet worden ondernomen om de omgang op te bouwen, zodat [de minderjarige] in staat wordt gesteld om een eigen beeld te vormen van haar vader. De komende periode moet de GI behoedzaam onder professionele begeleiding toewerken naar contactherstel tussen [de minderjarige] en de vader. In het kader van de ondertoezichtstelling zal daarbij in elk geval hulp voor [de minderjarige] worden ingezet in de vorm van een coach. Afhankelijk van het verloop van de begeleide omgang zal duidelijk moeten worden of en zo ja op welke wijze een zorgregeling tussen [de minderjarige] en de vader tot de mogelijkheden behoort.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de beslissing over de zorgregeling aanhouden tot begin november 2025 in afwachting van de resultaten van de hulpverlening en de pogingen om het contact te herstellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
houdt de beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan tot
3 november 2025PRO FORMA;
3.2.
verzoekt de advocaten de rechtbank schriftelijk te berichten over de laatste stand van zaken en de gevolgen die daaraan verbonden moeten worden.
Bepaalt dat het schriftelijk bericht uiterlijk op 3 november 2025 door de rechtbank ontvangen moet zijn.
3.3.
wijst erop dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Beek, mr. C.E. Voskens en mr. M.H. Simons, rechters, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Alexander als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 6 december 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.