Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 juli 2024 met producties 1 tot en met 10;
- de door [eisers] in het geding gebrachte aanvullende producties 11 tot en met 13;
- de e-mail van de griffier van 7 oktober 2024, waarin aan partijen is medegedeeld dat de door [gedaagden] ingezonden “conclusie in het (niet wettelijk geregeld) incident” door de rolrechter wordt geweigerd;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie tevens houdende een verzoek ex art. 22 Rv, althans ex art. 843a Rv, althans ex artikel 186 Rv, met producties 1 tot en met 6 van [gedaagden];
- de conclusie van antwoord in incident tevens akte vermeerdering van eis met producties 14 tot en met 17 van [eisers];
- de akte uitlating producties incident van [gedaagden].
2.Het geschil
In de hoofdzaak
- de complete (e-mail)correspondentie tussen [eisers] en diens makelaar, en
- het dossier van de makelaar (met inbegrip van het e-mailverkeer met alle potentiële kopers);
- niet [eisers], maar de v.o.f. [bedrijf] de eigenaar was van de woning, zodat de vordering ten onrechte is ingesteld door [eisers];
- als zij in het hoger beroep tegen het vonnis van 16 augustus 2023 in het gelijk worden gesteld, de vordering van [eisers] in de hoofdzaak van iedere grond ontbloot is;
- zij op grond van artikel 22 Rv, dan wel artikel 843a Rv, recht hebben op de gevraagde informatie, om hun verweer in de hoofdzaak dat [eisers] niet hebben voldaan aan hun inspannings- en schadebeperkingsplicht te onderbouwen, alsmede ter onderbouwing van hun vordering in reconventie.
3.De beoordeling in het incident
Niet-ontvankelijkheid
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
4.De beslissing
29 januari 2025voor conclusie van antwoord in reconventie van de zijde van [eisers],