ECLI:NL:RBNHO:2024:13699

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
C/15/333355
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis na deskundigenbericht in civiele procedure over wilsbekwaamheid en medische gegevens

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 18 september 2024 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak met zaaknummer C/15/333355. De rechtbank heeft een deskundigenbericht ontvangen van drs. H.A.J.M. van den Heuvel, dat is uitgebracht op 6 mei 2024. Dit deskundigenbericht betreft de wilsbekwaamheid van erflaatster op het moment van het opstellen van haar testament op 6 april 2018. De deskundige concludeert dat erflaatster, gezien haar gediagnosticeerde cognitieve stoornissen, niet in staat was om de gevolgen van haar testament te overzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden niet over alle relevante medische gegevens beschikten die de deskundige had gebruikt voor zijn oordeel. Dit heeft geleid tot de beslissing dat eisers de ontbrekende stukken in het geding moeten brengen, zodat gedaagden zich daarover kunnen uitlaten. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden in afwachting van deze stukken. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de goede procesorde en het recht op een eerlijk proces, waarbij de rechtbank benadrukt dat alle partijen toegang moeten hebben tot de relevante informatie.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/333355 / HA ZA 22-652
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
te [plaats 2],
3.
[eiser 3],
te [plaats 3],
4.
[eiser 4],
te [plaats 4],
5.
[eiser 5],
te [plaats 5],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
advocaat: mr. K.Chr. Spee,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [plaats 6],
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 7],
3.
[gedaagde 3],
te [plaats 8],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
advocaat: mr. M.J.P. Schipper.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 november 2023 en de daarin genoemde stukken;
- het deskundigenbericht van drs. H.A.J.M. van den Heuvel van 30 april 2024;
- de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagden] met productie 6;
- de (antwoord)conclusie na deskundigenbericht van [eisers].
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 15 november 2023 heeft de rechtbank een onderzoek door een deskundige bevolen ter beantwoording van 5 vragen en dr. H. van de Heuvel, indicerend en adviserend arts KNMG, geregistreerd VIA arts, tot deskundige benoemd. Het deskundigenbericht is op 6 mei 2024 uitgebracht.
2.2.
De rechtbank overweegt dat uit het deskundigenbericht blijkt dat de advocaat van eisers op 25 januari 2024 aan de deskundige het procesdossier alsmede het medisch dossier ter beschikking heeft gesteld. Het medisch dossier bevatte de volgende stukken:
Het medisch dossier van het Maxima Medisch Centrum betreffende de periode 01-01-2012 t/m 02-05-2022
De medische gegevens van de huisartsenpraktijk [betrokkene 1] te [plaats 9] betreffende de periode 03-08-2012 t/m 24-08-2021
Een niet reanimeren verklaring van mevr. [erflaatster] (erflaatster)
Een niet reanimeren verklaring van dhr. [betrokkene 2]
Een verklaring van mevr. [betrokkene 3], zelfstandig zorgverlener.
2.3.
De deskundige is na analyse van het medisch dossier tot beantwoording van de aan hem gestelde vragen gekomen. De conclusie van de deskundige luidt dat erflaatster, gezien de reeds in mei 2017 gediagnosticeerde uitgebreide cognitieve stoornissen bij de vastgestelde ‘matig ernstige dementie’ met verdere achteruitgang in cognitief functioneren in de loop van 2017 en begin 2018, op 6 april 2018 niet in staat was de reikwijdte en mogelijke gevolgen van het testament te overzien, zij de informatie niet adequaat tot zich kon nemen, het niet kon begrijpen, er niet zelfstandig over kon oordelen en geen beslissing kon nemen. Volgens de deskundige is de wilsverklaring op 6 april 2018 onder invloed van de geestelijke stoornis gedaan en heeft de geestelijke stoornis een redelijke waardering van de bij de uiterste wilsverklaring betrokken belangen belet.
2.4.
[gedaagden] stellen zich op het standpunt dat het deskundigenbericht niet kan worden gevolgd omdat de deskundige zijn oordeel hoofdzakelijk heeft gebaseerd op stukken die geen deel uitmaken van de processtukken, die bij [gedaagden] niet bekend zijn en waarover zij zich dan ook niet hebben kunnen uitlaten. Zij hebben de deskundige naar aanleiding van het conceptrapport er op gewezen dat de stukken van het Maxima Medisch Centrum geen deel uitmaken van de processtukken en zij daar ook geen kennis van hebben, maar de deskundige ten onrechte deze stukken vervolgens niet heeft verwijderd en zijn oordeel niet heeft aangepast. Volgens [gedaagden] is sprake van ernstige schendingen van de goede procesorde, fair trial, hoor- en wederhoor. Het deskundigenbericht kan daarom volgens [gedaagden] niet worden gevolgd.
2.5.
Voor zover [gedaagden] met het vorenstaande hebben willen betogen dat de deskundige zijn oordeel uitsluitend mocht baseren op de zich in het procesdossier bevindende stukken, worden zij daarin niet gevolgd. De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat de deskundige zo nodig de arts(en) die erflaatster hebben onderzocht kan raadplegen. Hieronder valt eveneens het raadplegen van de door deze arts(en) opgestelde medische dossiers.
2.6.
Het vorenstaande neemt niet weg dat ook partijen (en dus ook [gedaagden]) over de door de deskundige geraadpleegde stukken dienen te beschikken. Dit volgt uit artikel 198 lid 2 (laatste zin) Rv en het daaraan ten grondslag liggende contradictoire beginsel (vgl. HR 22 februari 2009, ECLI:NL:HR:2008:BB3676). Anders dan [eisers] betogen heeft de rechtbank in 2.4 en 2.6 van het tussenvonnis van 15 november 2023 niet geoordeeld dat in dit geval van dat uitgangspunt moet worden afgeweken.
2.7.
Vast staat echter dat de advocaat van [eisers] noch de deskundige de stukken van het Maxima Medisch Centrum tevens aan [gedaagden] ter beschikking heeft gesteld. Ook hebben [gedaagden] geen afschrift van de brief van de advocaat van [eisers] aan de deskundige van 25 januari 2024 ontvangen. Anders dan [gedaagden], is de rechtbank van oordeel dat dit niet betekent dat reeds hierom het deskundigenbericht niet kan worden gevolgd. Deze omissie kan immers eenvoudig hersteld worden. De rechtbank zal daarom [eisers] opdragen voornoemde stukken alsnog in het geding te brengen, zodat [gedaagden] het deskundigenbericht aan de hand daarvan nader zal kunnen beoordelen en zich bij nadere akte daarover zal kunnen uitlaten.
2.8.
De rechtbank zal in afwachting van het vorenstaande iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt [eisers] afschrift van de brief aan de deskundige van 25 januari 2024, alsmede van de daarbij (buiten het procesdossier) gevoegde stukken van het Maxima Medisch Centrum, in het geding te brengen en verwijst de zaak daartoe naar de rol van
2 oktober 2024;
3.2.
bepaalt dat [gedaagden] zich vervolgens bij akte zal mogen uitlaten
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.