ECLI:NL:RBNHO:2024:13686

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
C/15/353826 / HA ZA 24-347
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident met betrekking tot arbeidsovereenkomst en mondkapjeskwestie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben de eiseressen, TECHMEDIC DEVELOPMENT INTERNATIONAL B.V. (TDMI c.s.), een vordering ingediend tegen de gedaagden, waaronder O2 HEALTH B.V. en BELLA VITTA HOLDING B.V. De vorderingen in conventie zijn deels gebaseerd op een arbeidsovereenkomst en deels op de mondkapjeskwestie. De gedaagden hebben in een incident verzocht om onbevoegdverklaring van de rechtbank, stellende dat de vorderingen van TDMI c.s. onder de exclusieve bevoegdheid van de kantonrechter vallen, gezien de aard van de vorderingen die verband houden met de arbeidsovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van TDMI c.s. inderdaad voor een groot deel zijn gebaseerd op de arbeidsovereenkomst en dat de samenhang tussen de vorderingen een behandeling door de kantonrechter vereist. De rechtbank heeft daarom de zaak verwezen naar de kantonrechter en zich onbevoegd verklaard om van de vorderingen kennis te nemen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de gedaagden toegewezen, en is een bedrag van € 614,- vastgesteld. De zaak is gepland voor verdere behandeling op 20 november 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/353826 / HA ZA 24-347
Vonnis in incident van 6 november 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TECHMEDIC DEVELOPMENT INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARINVEST B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseressen in conventie in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
hierna (ook) te noemen: TDMI c.s.
advocaat: mr. G.C. Vergouwen te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
O2 HEALTH B.V.,
gevestigd te Noord-Scharwoude,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BELLA VITTA HOLDING B.V.,
gevestigd te Noord-Scharwoude,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eisers in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
hierna (ook) te noemen: [gedaagden]
advocaat: mr. Y. Moszkowicz te Utrecht.
De zaak in het kort
[gedaagden] verzoeken in dit incident dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om van de vorderingen van TDMI c.s. kennis te nemen. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen deels gebaseerd zijn op de tussen TDMI c.s. en [gedaagde sub 1] gesloten arbeidsovereenkomst en verwijst alle vorderingen ter behandeling en beslissing naar de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 mei 2024, met 100 producties
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring, tevens vordering in voorwaardelijke reconventie, met 12 producties
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in het incident

2.1.
[gedaagden] vorderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij leggen hieraan ten grondslag dat de vorderingen van TDMI c.s. gebaseerd zijn op de aandeelhoudersovereenkomst die tussen een aantal van de procespartijen in deze zaak is gesloten en dat daarin een exclusief arbitragebeding is opgenomen. Verder voeren zij aan dat de vorderingen tot (terug)betaling van loon en boetes gebaseerd zijn op de arbeidsovereenkomst en dat dit aardvorderingen zijn die behoren tot de competentie van de kantonrechter.
2.2.
TDMI c.s. voeren verweer.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
In het incident betogen [gedaagden] onder andere dat de kantonrechter bevoegd is om over (een deel van) de vorderingen te oordelen. Dat komt erop neer dat volgens [gedaagden] de zaak bij de verkeerde kamer is aangebracht. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is dus welke kamer van de rechtbank de zaak moet behandelen.
De vraag of de rechtbank op grond van de arbitrageclausule in de aandeelhouders-overeenkomst absoluut onbevoegd is om over de vorderingen te oordelen, komt hierna onder 3.8. aan de orde.
3.2.
In artikel 71 lid 2 Rv is bepaald dat een zaak, die in behandeling is bij een kamer voor andere zaken dan kantonzaken en die verder moet worden behandeld en beslist door de kantonrechter, op verlangen van een van partijen of ambtshalve wordt verwezen naar een kamer voor kantonzaken. In artikel 93 onder c Rv is bepaald dat zaken betreffende een arbeidsovereenkomst door de kantonrechter worden behandeld en beslist. In het geval dat een zaak meer vorderingen betreft, waarvan er tenminste één een arbeidsovereenkomst betreft , worden alle vorderingen door de kantonrechter behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Dat is bepaald in artikel 94 lid 2 Rv.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat TDMI c.s. in de dagvaarding zelf uitdrukkelijk spreken van “De loonvordering”, “De loonkwestie”, “De onrechtmatige concurrentie (…)”, “de arbeidsrechtelijke aansprakelijkheid”, “de boete wegens schending van de arbeidsrechtelijke verboden” en “t.a.v. de schending van de arbeidsrechtelijke verboden”. Deze aanduidingen zijn zowel in het lichaam van de dagvaarding (onder andere onder het kopje “Kern van de zaak” onder randnummer 8.) als in het petitum van de dagvaarding te vinden.
3.4.
Verder blijkt uit de dagvaarding duidelijk dat de arbeidsovereenkomst (mede) de juridische context vormt voor de vorderingen van TDMI c.s. op [gedaagde sub 1] . De vorderingen zijn immers voor een groot deel gebaseerd op de stelling van TDMI c.s. dat [gedaagde sub 1] zijn verplichtingen onder de arbeidsovereenkomst heeft geschonden. Het verwijt dat TDMI c.s. onder meer aan [gedaagde sub 1] maken is dat hij in zijn hoedanigheid van directeur eigenmachtig zijn eigen salaris heeft verhoogd en dat hij heeft geconcurreerd met zijn werkgever. TDMI c.s. hebben onder randnummers 128 e.v. en onder randnummers 284 e.v. van de dagvaarding het juridisch kader uitgewerkt. Daar gaat het uitgebreid over de arbeidsovereenkomst. Onder randnummer 306 van de dagvaarding schrijven TDMI c.s. voorts “Behalve een schending van de Arbeidsovereenkomst en de vennootschapsrechtelijke normen, kwalificeert de handelwijze van [gedaagde sub 1] tevens als een oneerlijke of onrechtmatige concurrentie”. Ook hieruit blijkt duidelijk dat TDMI c.s. hun vorderingen aan de arbeidsovereenkomst relateren. Bovendien volgt dit uit de sommatiebrief van 5 september 2023 (productie 22 bij de dagvaarding).
3.5.
Dat TDMI c.s. onder randnummer 142 en randnummer 311 van de dagvaarding onrechtmatige daad, onverschuldigde betaling en tekortkoming (primair, (meer) subsidiair) aan haar vorderingen op [gedaagde sub 1] ten grondslag hebben gelegd, maakt dit niet anders. Ten onrechte betogen TDMI c.s. dat artikel 93 Rv onder c inhoudt dat de door TDMI c.s. genoemde juridische grondslagen doorslaggevend zijn voor de beoordeling of sprake is van een aardvordering. Beslissend is namelijk dat de arbeidsovereenkomst het onderwerp vormt van het rechtsgeding.
3.6.
De conclusie is dus dat het hier gaat om vorderingen
betreffendede arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 93 onder c Rv.
3.7.
De overige vorderingen in conventie, die gaan over “de mondkapjeskwestie” ( in welk verband in het petitum overigens ook wordt verwezen naar de arbeidsovereenkomst), en de vorderingen in voorwaardelijke reconventie hangen daarmee samen, omdat ze allemaal de gebeurtenissen betreffen in de periode waarin [gedaagde sub 1] (mede) op grond van de arbeidsovereenkomst werkzaamheden voor TDMI c.s. heeft verricht. De zaak moet dus zowel in conventie als in voorwaardelijke reconventie door de kantonrechter worden behandeld. De rechtbank zal de zaak daarheen verwijzen.
3.8.
De kantonrechter kan vervolgens beoordelen of de rechtbank absoluut onbevoegd is te oordelen over (onderdelen van) de vorderingen op grond van het arbitragebeding van artikel 12 van de aandeelhoudersovereenkomst.
3.9.
TDMI c.s. worden in het ongelijk gesteld en zullen in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 614,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
verklaart zich onbevoegd van de vorderingen in de hoofdzaak (in conventie en in voorwaardelijke reconventie) kennis te nemen en verwijst deze vorderingen ter verdere behandeling en beoordeling naar de kantonrechter van deze rechtbank,
4.2.
veroordeelt TDMI c.s. in de proceskosten van [gedaagden] van € 614,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als TDMI c.s. niet tijdig hieraan voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
in de hoofdzaak
4.3.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevind naar de rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Alkmaar, op woensdag 20 november 2024 om 09.30 uur,
4.4.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
4.5.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
4.6.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het eventueel teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort,
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024. [1]

Voetnoten

1.