ECLI:NL:RBNHO:2024:13641

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
10879257 / CV EXPL 24-549
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade tijdens tuinwerkzaamheden en afwijzing van schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiser [eiser] een schadevergoeding van € 17.966,08 gevorderd van gedaagde [gedaagde] wegens schade die zou zijn ontstaan tijdens werkzaamheden aan de tuin. De werkzaamheden, uitgevoerd door gedaagde, omvatten het aanleggen van gras en het egaliseren van de tuin. Tijdens deze werkzaamheden zijn zowel een shovel als een graafmachine vast komen te zitten in de grond, wat heeft geleid tot schade aan de tuin en de drainage. Eiser stelt dat gedaagde aansprakelijk is voor deze schade, maar gedaagde betwist dit en voert aan dat de schade niet het gevolg is van zijn handelen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat niet is komen vast te staan dat gedaagde de veroorzaker is van de toestroom van water in de tuin, die heeft geleid tot het vastzitten van de machines. Er is bovendien geen bewijs dat gedaagde onzorgvuldig heeft gehandeld. De kantonrechter concludeert dat de beschoeiing mogelijk al een lek bevatte, wat de situatie heeft verergerd. Aangezien eiser niet heeft aangetoond dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade, heeft de kantonrechter de vordering van eiser afgewezen.

Daarnaast is eiser in het ongelijk gesteld en moet hij de proceskosten betalen, die zijn vastgesteld op € 150,00. Dit vonnis is uitgesproken op 30 oktober 2024 door kantonrechter S.N. Schipper.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10879257 \ CV EXPL 24-549
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. R.J.N. den Hartog-Cornegé (DAS),
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijf 1],
wonende te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon, bijgestaan door [betrokkene]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 januari 2024,
  • de mondelinge en schriftelijke conclusie van antwoord van 21 februari 2024 met producties,
  • de aanvullende conclusie van antwoord van 6 maart 2024 met producties,
  • het tussenvonnis van 20 maart 2024,
  • de
  • de mondelinge behandeling van 11 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
  • de
  • de
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Op 11 februari 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] een offerte uitgebracht voor het verrichten van werkzaamheden aan de tuin van [eiser] aan de [adres] te [plaats 1]. De tuin grenst aan de achterzijde aan een sloot.
2.2.
Volgens de offerte bestaan de werkzaamheden uit het
leeghalen/afgravenvan de tuin en het
aanbrengen van 235 m2 grasvoor een bedrag van € 9.985,--. Later heeft [gedaagde] aan [eiser] laten weten dat de kosten € 8.932,50 bedragen. [eiser] heeft vervolgens een bedrag van € 6.179,75 aanbetaald.
2.3.
Op 13 maart 2023 is [gedaagde] gestart met de werkzaamheden. Tijdens werkzaamheden in het achterste gedeelte van de tuin is de shovel vast komen te zitten in de grond. Vervolgens is met een graafmachine geprobeerd de shovel uit te graven, maar ook de graafmachine kwam vast te zitten. Uiteindelijk heeft een zwaardere kraan/graafmachine de andere machines losgekregen.
2.4.
Per brief van 11 april 2023 heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor schade die is ontstaan tijdens de werkzaamheden. In de brief staat onder meer:
Bij de aanleg van onze tuin is door u en uw collega’s met het door jullie gebruikte materiaal op verschillende plaatsen in onze tuin schade aangebracht. Er is gebruik gemaakt van een graafmachine, shovel en een derde, nog zwaardere, graafmachine. De eerste 2 genoemde machines zijn vast komen te zitten in onze tuin. Helaas is onze tuin nog niet aangelegd volgens afspraak en is de volgende schade ontstaan (tot op heden bij ons bekend):
- Waterafvoer harde buis van tuin naar sloot beschadigd
- Putafvoer beschadigd
- Drainage flexibele buis beschadigd
- Regenpijp loods buren beschadigd
- Oprit en terras verzakt en verschillende tegels beschadigd
- Japanse Esdoorn beschadigd
- Poort beschadigd
- Haspel beschadigd
Als gevolg van bovengenoemde schade is (en wordt op dit moment nog steeds) de grond in de tuin overspoeld met water. Hierdoor is nu ook de schuur van de buren vochtig. We willen graag benadrukken dat als de situatie in onze tuin niet snel opgelost wordt, dit tot nog meer schade kan leiden. Dit is onwenselijk.
2.5.
Op 11 mei 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] geschreven:
Goedemiddag ik wil u op de hoogte stellen dat we bezig zijn met de situatie, wij willen een tussen oplossing voorstellen. Wij zouden op kort termijn het straatwerk en de regenpijp willen herstellen. Wij weten dat hier niet alles mee is opgelost maar we willen u tegenmoet komen.
2.6.
Op 17 mei 2023 heeft Graaf- en Maaibedrijf [bedrijf 2] een offerte uitgebracht waarop voor een bedrag van € 17.966,08 aan werkzaamheden wordt vermeld.
2.7.
Op 19 mei 2023 heeft DAS namens [eiser] aan [gedaagde] gevraagd om de contactgegevens van zijn aansprakelijkheidsverzekeraar.
2.8.
Op 12 juli 2023 meldt een tussenpersoon namens [gedaagde] dat de aansprakelijkheidsverzekering de dekking heeft afgewezen omdat de schade zou zijn toegebracht met een motorvoertuig en dat de zaak daarna is doorgestuurd aan de WAM-verzekeraar van de shovel.
2.9.
Op 9 oktober 2023 wordt aan DAS gemeld dat geen sprake is van dekking van de schade op grond van de WAM omdat de shovel als werktuigmiddel is gebruikt. DAS wordt verwezen naar de verzekeraar van het werkmateriaal, te weten Marsh in Frankrijk. Marsh is niet ingegaan op het verzoek om vergoeding van de schade.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een schadevergoeding van € 17.966,08, te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] door zijn handelen schade heeft veroorzaakt aan de tuin van [eiser]. [eiser] vindt dat [gedaagde] die schade dient te vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij betwist – kort gezegd – dat hij aansprakelijk is voor de gestelde schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] in opdracht van [eiser] enige graafwerkzaamheden aan de tuin van [eiser] zou uitvoeren (het weghalen van een laag grind) en vervolgens de tuin zou egaliseren en voorzien van graszoden. Deze overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van aanneming van werk (artikel 7:750 e.v. BW).
4.2.
Vast staat dat [gedaagde] de overeenkomst niet heeft uitgevoerd zoals afgesproken. Tijdens werkzaamheden in het achterste gedeelte van de tuin is [gedaagde] met de shovel vast komen te zitten in de grond. Bij pogingen deze uit te graven, is ook de daarvoor gebruikte graafmachine vast komen te zitten. Uiteindelijk heeft [gedaagde] beide machines met een zwaardere kraan/graafmachine losgekregen. [eiser] stelt zich op het standpunt dat door het gebruik van de machines schade is ontstaan aan diverse onderdelen, zoals vermeld in zijn brief van 11 april 2023 (zie onder 2.4.). De herstelkosten daarvan bedragen volgens hem € 17.966,08.
[gedaagde] is niet aansprakelijk voor de schade
4.3.
In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor deze herstelkosten. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval. Niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de veroorzaker is van de toestroom van water in de tuin waardoor de shovel (en later de graafmachine) zijn komen vast te zitten. Evenmin is komen vast te staan dat [gedaagde] onvoldoende maatregelen heeft getroffen om de situatie te voorkomen.
Zoals [gedaagde] heeft betoogd en ter zitting nader heeft toegelicht, is het aannemelijk dat de beschoeiing een (al aanwezig) lek bevatte, waardoor water uit de aangrenzende sloot in de tuin kon komen en de grond verzadigd is. Als gevolg daarvan is dat gedeelte van de tuin zo drassig geworden dat de shovel daarin is komen vast te zitten. Omdat zo’n lek niet zichtbaar is, hoefde [gedaagde] daar geen rekening mee te houden. Dat geldt te meer omdat [gedaagde] (onbetwist) heeft aangevoerd dat de werkzaamheden in de rest van de tuin zonder problemen verliepen.
4.4.
Verder is ook niet komen vast te staan dat [gedaagde] bij het uitgraven van de shovel en de graafmachine onachtzaam te werk is gegaan. Nergens blijkt uit dat de gestelde beschadigen aan de waterafvoer, de putafvoer en de drainage het gevolg zijn van onzorgvuldig handelen van [gedaagde]. [eiser] bleek zelf ook niet op de hoogte van de aanwezigheid van het drainagesysteem en niet valt uit te sluiten dat het systeem al niet meer functioneerde toen [eiser] met zijn werkzaamheden begon. Omdat destijds geen onderzoek is verricht door een deskundige, is de precieze oorzaak van het lek in de tuin niet (meer) vast te stellen.
4.5.
Anders dan [eiser] heeft betoogd kan de e-mail van [gedaagde] van 11 mei 2023 (zie hiervoor onder 2.5) niet worden gezien als een (impliciete) erkenning van aansprakelijkheid voor de gestelde schade. [gedaagde] zegt in de betreffende e-mail slechts aan dat hij het straatwerk en de regenpijp wil herstellen. Niet meer dan dat. [gedaagde] heeft ook in deze procedure erkend dat de schade aan de regenpijp (van de buren) en het straatwerk het gevolg is van de door hem gebruikte zware machines. Dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van de beschadiging aan de regenpijp van de buren is gesteld noch gebleken. Ten aanzien van het tegelwerk is onduidelijk hoeveel tegels zijn beschadigd en wat daarvan nog de waarde was gelet op de ouderdom ervan en mede gezien in het licht van de (onbetwiste) stelling dat [eiser] toch al van plan was het hele terras en de oprijlaan te vervangen. De conclusie is dat de vordering van [eiser] geheel wordt afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
Aangezien de vordering wordt afgewezen is ook voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geen plaats.
Proceskosten
4.7.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. [gedaagde] heeft zich niet heeft laten bijstaan door een (professioneel) gemachtigde. Aan [gedaagde] zal daarom geen salaris gemachtigde, maar een forfaitaire vergoeding aan reis-, verblijf- en verletkosten worden toegekend. Omdat [gedaagde] drie keer naar de rechtbank is gekomen stelt de kantonrechter de kosten van [gedaagde] vast op € 150,00 (3 x € 50,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.