ECLI:NL:RBNHO:2024:13606

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
15/337727-23 en 13/185845-24 (gev)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij gewapende overvallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en diverse bijzondere voorwaarden. De zaak betreft twee overvallen, waarbij de verdachte samen met anderen mobiele telefoons en geld heeft gestolen, onder bedreiging met een wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de overval in Zaandam op 20 december 2023, maar ontkende betrokkenheid bij de overval in Amsterdam op 3 december 2023. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van dit laatste feit, omdat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid te bevestigen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de reclassering geadviseerd om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, waaronder meldplicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.337727.23 en 13.185845.24 (ter terechtzitting gevoegd)
Uitspraakdatum: 13 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 november 2024 in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, te Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L.J.F. Driessen, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. van Rooij, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De rechtbank heeft de feiten van de ter terechtzitting gevoegde dagvaardingen hieronder van een doorlopende nummering voorzien in het kader van de leesbaarheid.
Aan de verdachte is onder parketnummer 15.337727.23, na wijziging van de tenlastelegging ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 20 december 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meer Iphones en/of
- een of meer Ipads en/of
- een Applewatch en/of
- Apple Airpods en/of
- een Apple Pencil en/of
- een Playstation5 en/of
- een geldbedrag van ongeveer 3365,25 euro,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijfsnaam], in elk geval
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer personen te weten
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 5],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- te schreeuwen: "Waar is de kluis! Handen omhoog! Blijven staan!
Waar is het geld!" en/of
- dreigend een wapen te tonen aan die personen en/of
- te zeggen: "Niks geks doen, geen beweging dan gebeurd er niks!" en/of over de toonbank te klimmen en/of de kluis te laten openen en/of
- te schreeuwen: "Waar is de tweede kluis!";
Feit 2hij op of omstreeks 20 december 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een Airsoft pistool (merk en type onbekend) voorhanden heeft gehad.
Aan de verdachte is onder parketnummer 13.185845.24 ten laste gelegd dat:
(hierna:feit 3)
hij op of omstreeks 3 december 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere mobiele telefoons en/of een geldbedrag van (ongeveer) € 4.894,20, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- de winkel met gezichtsbedekkende kleding binnen te gaan en/of
- winkelbezoekers weg te duwen en/of
- over de counter heen te klimmen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen aan die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of
- die [slachtoffer 7] te bevelen dat hij de kluis moest open doen terwijl het vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, werd getoond.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van hetgeen de verdachte onder de feiten 1 en 2 ten laste is gelegd, geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft hij verzocht om de verdachte vrij te spreken. Op het standpunt van de verdediging zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 3Feiten en omstandigheden overval [bedrijfsnaam] te Amsterdam op 3 december 2023
Op 3 december 2023 vond er omstreeks 13.30 uur een gewapende overval plaats op een telefoonwinkel van [bedrijfsnaam] aan de [adres 2] in Amsterdam door twee mannen die gezichtsbedekking droegen. Eén van de mannen had een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), waarmee hij het personeel in de winkel bedreigde. Tijdens de overval werden geld en telefoons weggenomen.
Vervolgens zijn de overvallers gevlucht op een witte scooter. Kort daarna, omstreeks 13:45 uur, werd een soortgelijke scooter aangetroffen in een portiek aan de Gerard Borstkade te Amsterdam. Op basis van forensisch onderzoek aan deze scooter is vastgesteld dat op de handvaten een relatief grote hoeveelheid DNA-materiaal aanwezig was. De rechtbank stelt op basis van de matchkans en de verklaring van de verdachte vast dat dit zijn DNA-materiaal was.
Na de aanhouding van de verdachte op 20 december 2023 (naar aanleiding van de overval op [bedrijfsnaam] te Zaandam) werd bij hem een telefoon aangetroffen, die tijdens de overval op 3 december 2023 uit [bedrijfsnaam] te Amsterdam gestolen bleek te zijn. Deze telefoon werd op 9 december 2023, zes dagen na de overval, door de verdachte in gebruik genomen met het telefoonnummer eindigend op [xxxx].
Ditzelfde telefoonnummer heeft op 3 december 2023, kort voor en na de overval, gebruik gemaakt van cell-id’s (unieke identificatie van zendmasten) die zich in de omgeving van [bedrijfsnaam] te Amsterdam bevinden.
Het wapen dat bij de overval in Zaandam werd gebruikt op 20 december 2023 (waarvan de verdachte heeft bekend dat hij dit feit heeft gepleegd en waarbij hij met een wapen heeft gedreigd) vertoont overeenkomsten met het wapen dat bij de overval in Amsterdam is gebruikt, zoals te zien is op de camerabeelden die tijdens de overval zijn gemaakt.
Tot slot zijn door de politie overeenkomsten waargenomen tussen de kleding die de verdachte droeg tijdens de overval op [bedrijfsnaam] in Zaandam en de kleding van één van de daders die te zien is op de camerabeelden van de overval op [bedrijfsnaam] in Amsterdam.
Verklaring van de verdachte
De verdachte ontkent dat hij de overval op [bedrijfsnaam] in Amsterdam heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij op 3 december 2023 in de middag op verzoek van een persoon, van wie hij de naam niet wil zeggen, een scooter naar Amsterdam West heeft gebracht. Deze persoon had hem vijf dagen daarna als beloning daarvoor een telefoon gegeven. Hij heeft deze telefoon vervolgens met zijn eigen nummer in gebruik genomen.
Oordeel van de rechtbank
De verklaring van de verdachte is een alternatieve lezing van de gebeurtenissen. De rechtbank is van oordeel dat die verklaring zijn weerlegging niet vindt in het dossier. Ook al heeft de verdachte deze verklaring niet direct tijdens het eerste politieverhoor afgelegd en zijn er, zoals hiervoor beschreven, sterke aanwijzingen dat de verdachte betrokken is geweest bij de overval op [bedrijfsnaam] in Amsterdam, kan zijn verklaring niet zonder meer als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de modus operandi (met andere woorden: de werkwijze) die bij deze overval is gebruikt niet zodanige overeenkomsten vertoont met de handelwijze van de verdachte tijdens de overval op [bedrijfsnaam] te Zaandam op 20 december 2023, dat op basis daarvan kan worden aangenomen dat hij ook de overval op [bedrijfsnaam] te Amsterdam heeft gepleegd. Een modus operandi waarbij de dader gezichtsbedekkende kleding draagt en onder dreiging van een wapen afdwingt dat er geld en telefoons worden afgegeven, komt bij winkelovervallen geregeld voor. Ook de kleding die tijdens de beide overvallen werd gedragen, vertoont onvoldoende specifieke gelijkenissen. Het feit dat beide overvallen in vereniging plaatsvonden in december 2023 bij dezelfde winkelketen onder dreiging van een (op een) zwartkleurig vuurwapen (gelijkend voorwerp) is ook onvoldoende kenmerkend om de verdachte in verband te kunnen brengen met de onderhavige overval. Hetzelfde geldt voor het tijdens beide overvallen door de overvallers springen op de balie.
Naar het oordeel van de rechtbank is de modus operandi dan ook niet zodanig opvallend of specifiek dat aan de hand daarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte één van de personen is geweest die de [bedrijfsnaam] in Amsterdam heeft overvallen.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen onvoldoende bewijskracht hebben en ook in onderlinge samenhang bezien niet tot een bewezenverklaring kunnen leiden.
Nu er sprake is van onvoldoende wettig bewijs, zal de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden feiten 1 en 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd tijdens de zitting op 29 november 2024;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen determinatie onderzoek wapen van 23 januari 2024 (dossierpagina 277 tot en met 278);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 20 december 2023 (dossierpagina 342 tot en met 344);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 20 december 2023 (dossierpagina 349 tot en met 354);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 5 januari 2024 (dossierpagina 356 tot en met 357);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] van 6 januari 2024 (dossierpagina 362 tot en met 364);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] van 20 december 2023 (dossierpagina 368 tot en met 369);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 21 december 2023, inclusief bijlage (dossierpagina 373 tot en met 377).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 20 december 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen,
- iPhones en
- iPads en
- een Apple Watch en
- Apple AirPods en
- een Apple Pencil en
- een PlayStation 5 en
- een geldbedrag van ongeveer 3.365,25 euro,
die aan [bedrijfsnaam] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen te weten
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 5],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- te schreeuwen: "Waar is de kluis! Handen omhoog! Blijven staan! Waar is het geld!" en
- dreigend een wapen te tonen aan die personen en
- te zeggen: "Niks geks doen, geen beweging dan gebeurd er niks!" en over de toonbank te klimmen en de kluis te laten openen en
- te schreeuwen: "Waar is de tweede kluis!";
Feit 2hij op 20 december 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een Airsoft pistool voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, onder de algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de reclassering geadviseerde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar dienen te worden verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om het jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op het feit dat pedagogische beïnvloeding van de verdachte nog steeds tot de mogelijkheden behoort. Hoewel de reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen, zijn er volgens de raadsman bij de verdachte indicaties aanwezig dat hij beïnvloedbaar is en impulsief handelt, waardoor hij de gevolgen van zijn handelen onvoldoende kan inschatten. Hij is ontvankelijk voor sociale, emotionele en praktische ondersteuning en beïnvloeding door zijn ouders en school.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gelijk aan de duur van het voorarrest. Indien dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht zou doen aan de ernst van de feiten, dan kan daarnaast een werkstraf aan de verdachte worden opgelegd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel, waarbij een geldbedrag, telefoons en andere (mobiele) elektronica werden weggenomen. Het personeel van de winkel werd daarbij bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verdachte had dit wapen in zijn bezit. De overval vond overdag plaats en er waren op dat moment veel mensen, waaronder kinderen, bij en in de winkel aanwezig. Door op een dergelijke en nietsontziende wijze te werk te gaan, hebben de slachtoffers van deze overval zich erg bedreigd en onveilig gevoeld. De verdachte heeft enkel gehandeld uit winstbejag en geen rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers, die geen idee hadden waartoe de overvallers in staat waren. De impact van dit feit is enorm. Dat geldt voor de medewerkers en andere klanten in de winkel en voor de maatschappij als zodanig waarvoor feiten als hier aan de orde in de regel ook heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengen.
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 2 augustus 2024 blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de rapporten van Reclassering Nederland van 16 april 2024 en de aanvulling daarop van 22 oktober 2024. De reclassering heeft het risico op herhaling van soortgelijke feiten als hoog ingeschat en adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de medeverdachten, het vinden en behouden van een dagbesteding, het meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan middelencontrole.
Ter zitting heeft de verdachte inzicht getoond in zijn kwalijke handelen. Verder is gebleken dat de verdachte in positieve zin veel steun krijgt van zijn moeder en zijn vriendin en dat hij zich inzet om doelen voor de toekomst te stellen, waaronder het volgen van een opleiding. Hij wil de hulp die hij nu geboden heeft gekregen aanvaarden en heeft zich bereid verklaard om zich aan de voorwaarden te houden.
Jeugdstrafrecht of volwassenenstrafrecht
De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt dat de verdachte, die ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit meerderjarig was, als volwassene moet worden berecht. Bij de voorgeleiding van de verdachte bij de rechter-commissaris heeft de reclassering geadviseerd om uit te gaan van het volwassenenstrafrecht en plaatsing van de verdachte in volwassenendetentie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft dit advies onderschreven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de daaropvolgende adviezen van de reclassering voor de rechtszitting, waarin (wederom) wordt geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen, voldoende onderbouwd. Ook betrekt de rechtbank bij de beoordeling tot toepassing van het volwassenenstrafrecht de persoon van de verdachte ten tijde van het plegen van het feit en de indruk die hij ten tijde van de behandeling ter zitting heeft gemaakt. De argumenten die de raadsman daartegenover heeft gezet, wegen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zwaar om tot toepassing van het jeugdstrafrecht te komen.
Straf
Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Bij een winkeloverval met bedreiging met geweld is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een overval op klaarlichte dag, waarbij gedreigd is met een wapen terwijl zowel binnen als buiten de winkel veel mensen aanwezig waren. Ook houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn proceshouding en zijn jeugdige leeftijd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 24 maanden moet worden opgelegd, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gelet op de hiervoor genoemde adviezen van de reclassering zal de rechtbank bepalen dat een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten 10 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De door de reclassering geadviseerde voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, het volgen van ambulante behandeling, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de medeverdachten, het vinden en behouden van een dagbesteding, het meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan middelencontrole, zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.De in beslag genomen goederen

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder de verdachte in beslag genomen telefoon verbeurd moet worden verklaard. De broek (die de verdachte tijdens zijn aanhouding droeg) kan aan de verdachte worden teruggegeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de simkaart uit de in beslag genomen telefoon aan de verdachte terug te geven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon moet worden geretourneerd aan de verdachte als rechthebbende van de telefoon. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, kan deze telefoon niet worden verbeurd verklaard, omdat de verdachte van feit 3 zal worden vrijgesproken.
Voorts is de rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen broek moet worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 57, 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
13, 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte feit 3 (geregistreerd onder parketnummer 13.185845.24) is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten (geregistreerd onder parketnummer 15.337727.23) heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIERENTWINTIG (24) MAANDEN;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
tien (10) maanden, nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam en dat de veroordeelde zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • meewerkt aan intake, diagnostiek en eventuele behandeling bij de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling de gehele proeftijd of zoveel korter duurt als de reclassering nodig vindt en waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verblijft in een nader te bepalen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, dat het verblijf de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, en dat de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect - contact heeft of zoekt met [medeverdachte 1], geboren op [adres 3] te [geboorteplaats 2] en [medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod gedurende de proeftijd nodig vindt;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van een opleiding en/of werk met een vaste structuur;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij de veroordeelde de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden geeft;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor de controle, en de reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
stelt als voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, en aan huisbezoeken en zich meldt bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- 1 STK GSM (Omschrijving: PL1100-2023271035-1557556, Apple Iphone).
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- een grijze broek van het merk Under Armour.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Talmricht, voorzitter,
mr. G.D. Kleijne en mr. M. Rigter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2024.