ECLI:NL:RBNHO:2024:13605

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
15/337722-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan gewapende diefstal met geweld

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op een elektronicawinkel in Zaandam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 december 2023, samen met medeverdachten, betrokken was bij de overval waarbij verschillende Apple-producten en een geldbedrag van ongeveer € 3.365,25 werden gestolen. De overval vond plaats onder bedreiging met geweld, waarbij de medeverdachten gewapend waren met een airsoftwapen. De verdachte had de medeverdachten naar de plaats delict gereden en was in het voertuig gebleven terwijl zij de overval pleegden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, maar wel als medeplichtige aan de overval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte de medeplichtigheid bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder voorwaarden van reclasseringstoezicht en gedragsinterventie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.337722.23 en 13-060871-21 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Uitspraakdatum: 13 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 november 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.J.F. Driessen en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. Z. Nahar, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 20 december 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meer Iphones en/of
- een of meer Ipads en/of
- een Applewatch en/of
- Apple Airpods en/of
- een Apple Pencil en/of
- een Playstation5 en/of
- een geldbedrag van ongeveer 3365,25 euro,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer personen te weten
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 5],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- te schreeuwen: "Waar is de kluis! Handen omhoog! Blijven staan! Waar is het geld!" en/of
- dreigend een wapen te tonen aan die personen en/of
- te zeggen: "Niks geks doen, geen beweging dan gebeurd er niks!" en/of over de toonbank te klimmen en/of de kluis te laten openen en/of
- te schreeuwen: "Waar is de tweede kluis!",
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 20 december 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meer Iphones en/of
- een of meer Ipads en/of
- een Applewatch en/of
- Apple Airpods en/of
- een Apple Pencil en/of
- een Playstation5 en/of
- een geldbedrag van ongeveer 3365,25 euro,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer personen te weten
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 5],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- te schreeuwen: "Waar is de kluis! Handen omhoog! Blijven staan! Waar is het geld!" en/of
- dreigend een wapen te tonen aan die personen en/of
- te zeggen: "Niks geks doen, geen beweging dan gebeurd er niks!" en/of over de toonbank te klimmen en/of de kluis te laten openen en/of
- te schreeuwen: "Waar is de tweede kluis!",
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 17 december 2023 tot en met 20 december 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- het telefoonnummer en/of e-mail adres en/of een kopie van het identiteitsbewijs van die [medeverdachte 1] te verstrekken aan een bij de voorbereiding van het misdrijf betrokken (tussen)persoon en/of
- een (vlucht)auto ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in die (vlucht)auto te vervoeren van en naar de [bedrijfsnaam].

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Op het standpunt van de verdediging zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverweging
Op 20 december 2023 vond een overval plaats op elektronicawinkel [bedrijfsnaam] aan de Gedempte Gracht in Zaandam. Hierbij zijn onder bedreiging met geweld verschillende Apple producten, een PlayStation 5 en een geldbedrag van ongeveer € 3.365,25 weggenomen. De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben bekend deze overval samen te hebben uitgevoerd.
Voorafgaand aan de overval, is de verdachte op Snapchat door een onbekend persoon gevraagd om tegen betaling de medeverdachten met een voertuig naar een locatie in Zaandam te vervoeren en de medeverdachten vervolgens ook weer terug te rijden. De verdachte is hiermee akkoord gegaan. Via Snapchat werd de verdachte op de hoogte gebracht van de locatie van het voertuig. Op die locatie bleek het voertuig niet afgesloten, waarna de verdachte is ingestapt. De medeverdachten zijn op een zeker moment ook ingestapt, [medeverdachte 2] rechts van de verdachte aan de bijrijderszijde en [medeverdachte 1] achter de verdachte op de achterbank. Tijdens de rit naar Zaandam heeft [medeverdachte 1] zijn bivakmuts opgedaan en een niet van een echt vuurwapen te onderscheiden airsoftwapen gepakt. Ook [medeverdachte 2] heeft, terwijl hij naast de verdachte op de bijrijdersstoel zat, dit wapen vastgehouden. Aangekomen op locatie, heeft de verdachte het voertuig geparkeerd aan de Gedempte Gracht, om de hoek bij [bedrijfsnaam]. Vervolgens hebben de medeverdachten het voertuig verlaten, [medeverdachte 1] met een bivakmuts op, het wapen en een bigshopper, en [medeverdachte 2] ook met een bivakmuts op en een bigshopper, en een hamer. De verdachte is in het voertuig achtergebleven en heeft gewacht totdat de medeverdachten zouden terugkomen. Na de overval op [bedrijfsnaam] te hebben gepleegd, zijn de medeverdachten met volle bigshoppers met daarin de weggenomen buit teruggerend naar het voertuig waarvan het bijrijdersportier openstond en hebben zij de bigshoppers in de achterbak van het voertuig gegooid. Vervolgens zijn zij ingestapt en is de verdachte met hoge snelheid van de plaats delict weggereden. Na een achtervolging door de politie is het voertuig klemgereden en zijn de verdachte en de medeverdachten aangehouden.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande, in onderlinge verband en samenhang beschouwd, duidt op betrokkenheid van de verdachte bij de uitgevoerde overval. De rechtbank zal hieronder de vraag beantwoorden of deze betrokkenheid van de verdachte kan worden aangemerkt als het onder primair ten laste gelegde medeplegen van dan wel de onder subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan die overval.
Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten vereist. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat daarvan sprake is geweest. Weliswaar heeft de verdachte het voertuig bestuurd van en naar de plaats delict, maar deze bijdrage is op zichzelf van onvoldoende gewicht om hem als medepleger te kunnen aanmerken. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de verdachte meer handelingen heeft verricht, bijvoorbeeld door een rol te vervullen in de voorbereiding van de overval. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank daarvoor onvoldoende grondslag in de op de telefoon van de verdachte aangetroffen WhatsApp-chat van 17 december 2023 met ene [naam A] en de WhatsApp-chat van 19 en 20 december 2023 met [medeverdachte 1]. Uit het chatgesprek met [naam A] kan niet worden afgeleid dat die berichten gaan over de overval op 20 december 2023 of dat deze persoon ook betrokken was bij die overval. Uit het chatgesprek met [medeverdachte 1] blijkt weliswaar dat hij en de verdachte een ontmoeting met elkaar afstemmen, maar omdat dit chatcontact plaatsvindt vlak voor de overval, gaat de rechtbank ervan uit dat deze afstemming verband houdt, en daarmee in het verlengde ligt, van de rol van de verdachte als bestuurder van het voertuig. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder niet dat de verdachte voorbereidende handelingen voor de overval heeft verricht of een substantieel of gelijk deel van de buit zou krijgen. Onder deze omstandigheden kan de verdachte niet als medepleger worden beschouwd. De rechtbank zal de verdachte daarom van het primair ten laste gelegde feit vrijspreken.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht de rechtbank de betrokkenheid van de verdachte wel voldoende voor het oordeel dat de verdachte medeplichtig is aan de gewapende overval. Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is dubbel opzet vereist: het opzet van de verdachte is niet alleen gericht op zijn handelingen als bedoeld in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (de geboden hulp), maar ook op het door de daders gepleegde misdrijf (het gronddelict), in dit geval de overval op de [bedrijfsnaam] in Zaandam.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 1] tijdens de rit naar de plaats delict zijn bivakmuts opdeed en zijn wapen vasthield. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 2] het wapen ook in de auto heeft vastgehouden. Omdat [medeverdachte 2] op dat moment op de bijrijdersstoel en dus naast de verdachte in het voertuig zat, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij het wapen in het voertuig niet heeft gezien volstrekt ongeloofwaardig. Door zich vervolgens niet te distantiëren van de situatie maar de medeverdachten naar de plaats delict te vervoeren en in de nabijheid van de [bedrijfsnaam] te parkeren, waarna de medeverdachten het voertuig met bivakmutsen, tassen en een wapen verlaten, hen in het voertuig met een geopend bijrijdersportier op te wachten, en hen vervolgens met hoge snelheid weer weg te rijden nadat zij met volle bigshoppers terug kwamen rennen, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een gewapende overval ondersteunde. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op zowel het gronddelict als op het daarbij behulpzaam zijn.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 20 december 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging
- iPhones en
- iPads en
- een Apple Watch en
- Apple AirPods en
- een Apple Pencil en
- een PlayStation 5 en
- een geldbedrag van ongeveer 3.365,25 euro,
die aan [bedrijfsnaam] toebehoorden, hebben weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, te weten
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 5],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- te schreeuwen: "Waar is de kluis! Handen omhoog! Blijven staan! Waar is het geld!" en
- dreigend een wapen te tonen aan die personen en
- te zeggen: "Niks geks doen, geen beweging dan gebeurd er niks!" en over de toonbank te klimmen en de kluis te laten openen en
- te schreeuwen: "Waar is de tweede kluis!";
bij het plegen van welk misdrijf de verdachte op 20 december 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een (vlucht)auto te vervoeren van en naar [bedrijfsnaam].
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 307 dagen voorwaardelijk, onder de algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte een taakstraf van 240 uren zal vervullen, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de periode die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewapende winkeloverval op de [bedrijfsnaam] in Zaandam. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een op een vuurwapen gelijkend airsoftpistool op de winkelmedewerkers gericht en onder bedreiging van dit wapen samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] waardevolle spullen en geld afhandig gemaakt. De overval vond overdag plaats en er waren op dat moment veel mensen, waaronder kinderen, bij en in de winkel aanwezig. Een gewapende overval is voor de slachtoffers een zeer traumatische ervaring waarvan zij nog lang last kunnen hebben. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. De verdachte heeft de medeverdachten naar [bedrijfsnaam] gereden en heeft het op de koop toe genomen dat zij een overval zouden gaan plegen. Daarbij heeft de verdachte geen rekening gehouden met gevolgen daarvan. Ditzelfde geldt voor het wegrijden van de plaats delict. De verdachte heeft met snelheden van 160 tot 200 kilometer per uur geprobeerd te ontkomen aan de politie. Daarbij heeft hij medeweggebruikers van rechts ingehaald, gebruik gemaakt van de vluchtstrook en zelfs tegen de rijrichting ingereden. De verdachte heeft daarbij geen oog gehad voor de mogelijke gevolgen van dit buitengewoon verkeersgevaarlijke en roekeloze rijgedrag voor de overige verkeersdeelnemers. Het is dat de politie hem op de snelweg heeft klemgereden, anders was de verdachte het centrum van Amsterdam ingereden, met alle gevolgen van dien.
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 21 oktober 2024 blijkt dat hij op 29 april 2022 voor het medeplegen van een geweldsfeit is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte liep ten tijde van het plegen van het onderhavige strafbare feit dus nog in een proeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de rapporten van Reclassering Nederland van 22 januari 2024 en 30 juli 2024 en de aanvulling daarop van 30 oktober 2024. De reclassering heeft het risico op herhaling van soortgelijke feiten als laag-gemiddeld ingeschat en adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het deelnemen aan een gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, een contactverbod met de medeverdachten, en het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Ter terechtzitting heeft de heer [getuige 1] van Reclassering Nederland het reclasseringsrapport van 30 oktober 2024 toegelicht. Daaruit blijkt dat de verdachte, sinds hij geschorst is uit zijn voorlopige hechtenis, een dagbesteding heeft en dat er geen signalen zijn dat de verdachte zich begeeft in een crimineel sociaal netwerk.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard om zich aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te houden. Ook heeft hij spijt betuigd voor zijn roekeloze rijgedrag, maar geen openheid van zaken willen geven wat betreft zijn rol bij de overval en daarvoor geen verantwoordelijkheid willen nemen.
Straf
Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Bij een winkeloverval met bedreiging met geweld is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. In dit geval is sprake van medeplichtigheid aan een overval. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de verdachte betrokken is bij een overval op klaarlichte dag, waarbij gedreigd is met een wapen terwijl zowel binnen als buiten de winkel veel mensen aanwezig waren, en dat de verdachte daarvoor geen enkele verantwoordelijkheid heeft willen nemen, maar er alles aan heeft gedaan om na de overval aan de politie te ontkomen. Verder houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de verdachte in 2022 is veroordeeld voor een geweldsfeit en dat hij het onderhavige feit heeft begaan gedurende de aan die veroordeling gekoppelde proeftijd. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn jeugdige leeftijd.
In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het door de verdachte gepleegde feit, mede gelet op de aan de medeverdachten opgelegde straffen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 18 maanden moet worden opgelegd, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dat dit een stevige impact zal hebben op het leven van de verdachte is duidelijk. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn echter niet zodanig bijzonder van aard dat van vrijheidsbeneming dient te worden afgezien. Gelet op de hiervoor genoemde adviezen van de reclassering zal de rechtbank bepalen dat een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf, te weten 8 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van de proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De door de reclassering geadviseerde voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, het deelnemen aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een contactverbod met de medeverdachten en het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 29 april 2022 in de zaak met parketnummer 13-060871-21 heeft de meervoudige strafkamer te Amsterdam de verdachte ter zake van het medeplegen van een poging tot doodslag, openlijke geweldpleging in vereniging en wederspannigheid veroordeeld tot 227 dagen jeugddetentie waarvan 180 dagen voorwaardelijk. Ten aanzien van het voorwaardelijke deel van de straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 26 mei 2022 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 23 mei 2022.
De officier van justitie heeft ter zitting de rechtbank verzocht om niet over te gaan tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van 180 dagen jeugddetentie, maar in plaats daarvan de proeftijd van de voorwaardelijke straf te verlengen tot mei 2026.
De raadsman heeft bepleit de vordering af te wijzen en in plaats daarvan te volstaan met een waarschuwing dan wel een verlenging van de proeftijd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan en ook moet worden toegewezen. Uit het voorgaande blijkt namelijk dat de verdachte de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, niet heeft nageleefd. Anders dan de officier van justitie en de raadsman, ziet de rechtbank geen enkele reden om slechts te volstaan met een waarschuwing of verlenging van de proeftijd. Naar het oordeel van de rechtbank dient het de verdachte duidelijk te worden gemaakt, dat het de rechtbank ernst is met voorwaardelijke straffen en dat bij niet naleving van een daarbij gestelde voorwaarde, tenuitvoerlegging zal volgen.
De rechtbank zal, gelet op artikel 14g Sr, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf gelasten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 48, 49, 312 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHTTIEN (18) MAANDEN;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
acht (8) maanden, nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden en zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [medeverdachte 2], geboren op [getuige 1] te [geboorteplaats 2], en [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod gedurende de proeftijd nodig vindt; en
  • zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding (school en indien mogelijk een bijbaan) met een vaste structuur;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c lid 6 Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c lid 6 Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; en
wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13-060871-21 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 29 april 2022.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Talmricht, voorzitter,
mr. G.D. Kleijne en mr. M. Rigter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2024.