ECLI:NL:RBNHO:2024:13560

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
C/15/358345 / JU RK 24-1586
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 12 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van vier maanden. Deze beslissing is genomen in het licht van de complexiteit van de situatie en de huidige stand van zaken, waarbij de kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de problematiek van de moeder, die te maken heeft met verslaving en emotionele instabiliteit. De kinderrechter heeft de betrokken partijen, waaronder de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, de moeder, de oma en de betrokken jeugdhulpaanbieders, gehoord tijdens een zitting die op 12 december 2024 heeft plaatsgevonden. De kinderrechter heeft ook de mening van [de minderjarige] in overweging genomen, die aangaf dat het beter met hem gaat, maar dat hij worstelt met de situatie van heen en weer verhuizen tussen de moeder en de jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is om de ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen en om de GI de gelegenheid te geven om de situatie verder te monitoren en te evalueren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/358345 / JU RK 24-1586
Datum uitspraak: 12 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Velserbroek,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. F.R. Menso, gevestigd te Alkmaar,
[de oma] ,
hierna te noemen de oma,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. M. van der Weide, gevestigd te Alkmaar.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
Stichting [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] ,
hierna te noemen: [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] ,
gevestigd te [plaats] .
Parlan inzake het Terug Naar Huis Onderzoek,
hierna te noemen: Parlan,
gevestigd te Alkmaar.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 oktober 2024;
  • het aangepaste verzoekschrift met bijlagen van de GI van 29 oktober 2024;
  • de aanvullende stukken van de GI van 11 december 2024;
  • de stukken van de oma, overgelegd op de zitting door de advocaat van de oma.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de oma met haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
  • [vertegenwoordiger van de accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] , [vertegenwoordiger van de accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] en [vertegenwoordiger van de accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] , namens [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] ;
  • [vertegenwoordiger Parlan] , namens Parlan.
1.3.
Gelet op zijn leeftijd heeft de kinderrechter [de minderjarige] op voorhand per brief naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De moeder is samen met de oma belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] heeft sinds 2 september 2020 in eerste instantie volledig bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] verbleven. Vanaf de zomervakantie van 2023 verblijft [de minderjarige] de ene week bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] en
de andere week bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 24 december 2020 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 21 december 2023 tot 24 december 2024.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 24 december 2020 ook een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, namelijk [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] . Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 21 juni 2024 tot 24 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van vier maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht.
Sinds 2 september 2020 woont [de minderjarige] niet meer bij zijn moeder thuis en is [de minderjarige] woonachtig bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] . In juli 2023 is er besloten dat [de minderjarige] de ene week bij de moeder verblijft en de andere week bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] . Met [de minderjarige] gaat het wisselend. Hij moet zich aanpassen aan de moeilijke situatie waarin hij zich bevindt. [de minderjarige] wil controle houden over de situatie en dat gaat moeizaam. Hij heeft veel baat bij de gesprekken die hij voert met zijn psycholoog. De moeder heeft in het verleden forse problematiek laten zien in de vorm van verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek en depressie. De moeder is weliswaar gegroeid, maar het profiteren van de hulp is gering. Daarnaast is de moeder gestopt met haar therapie bij de Viersprong, gaat zij niet naar de Cocaine Anonymous meetings, slikt zij geen medicatie en heeft zij onlangs de veiligheid van zichzelf en van [de minderjarige] in gevaar gebracht, ondanks dat de Brijder en de hulpverlening hebben aangegeven om te breken met personen uit haar verleden die haar verslaving in stand hebben gehouden. Ook de vereiste structuur in haar dagelijks leven als [de minderjarige] er niet is, heeft de moeder nog niet gerealiseerd. De onderzoeker adviseert op dit moment geen thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder thuis. Tijdens de tussenevaluatie kwam naar voren dat de GI en Parlan van mening zijn dat de moeder niet overziet hoeveel tijd zij nog nodig heeft om een stabiele moeder te worden voor [de minderjarige] , die haar emotionele belevingen kan parkeren en een veilige en betrouwbare moeder kan zijn. De persoonlijke problematiek bij de moeder voert nu nog de boventoon. Op 23 oktober 2024 hebben de onderzoekers verzocht om het Terug Naar Huis Onderzoek (hierna: TNHO) te verlengen tot eind februari 2025, omdat de huidige fysieke toestand van de moeder als gevolg van een chirurgische ingreep haar belemmert om actief met het onderzoek bezig te zijn. Daarom verzoekt de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden en de verlenging van de uithuisplaatsing voor de duur van vier maanden.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hier het volgende aan toegevoegd. Kort voor de zitting heeft Parlan besloten het TNHO niet verder te verlengen, omdat de moeder onvoldoende aan de gestelde voorwaarden voldoet. Volgens [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] nemen de zorgen over [de minderjarige] toe, omdat hij een aantal zorgelijke uitspraken heeft gedaan. Gelet op het belang van [de minderjarige] om duidelijkheid te krijgen over zijn perspectief, verzoekt de GI ter zitting om een verlenging van de uithuisplaatsing voor een kortere duur. Volgens de GI is er geen zicht meer op een thuisplaatsing bij de moeder. Als het TNHO is afgerond zal de GI definitief een beslissing nemen omtrent het perspectief van [de minderjarige] zodat dit op korte termijn door de rechtbank kan worden getoetst.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat het best wel goed met hem gaat. In vergelijking met vroeger gaat het steeds beter en dat komt ook door de therapie met [naam] . Bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] gaat het ook wel goed. [de minderjarige] wordt daar soms een beetje boos, als hij iets niet snapt of iets niet goed wordt doorgegeven. Bij de moeder thuis gaat het ook goed. De moeder is vaak wel blij, maar kan soms ook heel boos zijn en daar kan hij wel bang van worden. [de minderjarige] vindt het soms wel lastig om heen en weer te gaan tussen [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] en zijn moeder. Hij is er soms ook mee bezig waar hij uiteindelijk zal gaan wonen en hoopt dat dit bij zijn moeder zal zijn.
4.2.
De moeder is het eens met het verzoek. Ter zitting is door en namens de moeder naar voren gebracht dat zij in september een operatie heeft gehad, waarbij haar baarmoeder verwijderd is. Een groot deel van de mentale klachten van de moeder zouden kunnen worden verklaard door de gestelde diagnose. De moeder wordt doorverwezen naar een endometriosekliniek waar zij ook hulpverlening kan krijgen van een psycholoog. Zij heeft tijd nodig om de stijgende lijn door te zetten. Daarom heeft de moeder ook bezwaar tegen de verkorting van de termijn van het TNHO.
4.3.
De oma is het eens met het verzoek. Ter zitting is door en namens de oma naar voren gebracht zij zich zorgen maakt om de situatie van [de minderjarige] bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] . [de minderjarige] is van een kleine kamer naar een grotere kamer met meer kinderen verplaatst. Dit is niet in zijn belang. De oma vindt het belangrijk dat de volledige termijn van de verlenging van de uithuisplaatsing wordt benut om bij het TNHO de mogelijkheden tot plaatsing bij de oma te onderzoeken.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Het is de kinderrechter gebleken dat [de minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is bij de moeder van [de minderjarige] sprake van verslavings-, stemmings- en persoonlijkheidsproblematiek. Hierdoor is er bij de moeder geen balans tussen haar draagkracht en draaglast en lukt het haar onvoldoende om aan te sluiten bij de opvoedbehoefte van [de minderjarige] . Vanwege de persoonlijke problematiek van de moeder woont [de minderjarige] sinds september 2020 bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] . In juli 2023 is er besloten dat [de minderjarige] de ene week bij de moeder verblijft en de andere week bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] . Er wordt gezien dat [de minderjarige] last ervaart van deze situatie. Er zijn al langere tijd zorgen over de hechtingsproblematiek en loyaliteitsproblematiek van [de minderjarige] en de onduidelijkheid over het opgroeiperspectief van [de minderjarige] . Er is sprake van een loyaliteitsprobleem omdat [de minderjarige] klem zit tussen [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] en zijn moeder en zijn oma. Hiernaast heeft [de minderjarige] moeite om zijn emoties te reguleren. Op dit moment nemen de zorgen over het emotioneel welzijn van [de minderjarige] steeds verder toe vanwege zijn gedrag en zorgelijke uitlatingen. Gelet op de kwetsbaarheid en de loyaliteitsproblematiek van [de minderjarige] is het belangrijk dat er een einde komt aan de onzekerheid waarin [de minderjarige] verkeert en dat hij binnen afzienbare termijn weet waar zijn perspectief ligt. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing verlengd worden, zodat de GI de aankomende tijd zicht houdt op de complexe situatie en ontwikkeling van [de minderjarige] en een beslissing kan nemen over zijn opgroeiperspectief.
5.3.
Hoewel de beoordeling van de vraag waar [de minderjarige] zal opgroeien in deze zaak niet voorligt, acht de kinderrechter het wel van belang zich kort uit te laten over het TNHO. Door de GI en Parlan is aangegeven dat het TNHO op korte termijn zal worden afgesloten. De kinderrechter is van oordeel dat, in het kader van de aanvaardbare termijn waarbinnen een minderjarige onzekerheid mag ervaren over waar hij of zij opgroeit, op korte termijn een besluit over het perspectief genomen dient te worden. Vanwege de grote belangen die spelen bij de bepaling van het perspectief van [de minderjarige] , zal dit besluit door de meervoudige kamer van de rechtbank worden getoetst. De kinderrechter merkt op dat de oma wenst dat de mogelijkheden tot plaatsing van [de minderjarige] bij haar nog (nader) worden onderzocht, terwijl Parlan op dit moment wil overgaan tot het schrijven van het eindverslag van het TNHO. Bij de toetsing van het perspectiefbesluit zal zodoende duidelijk moeten zijn in hoeverre plaatsing bij de oma is overwogen en onderzocht en wat maakt dat, indien dat niet het geval is, daar niet toe is overgegaan.
5.4.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn:
- de loyaliteitsproblematiek en hechtingsproblematiek van [de minderjarige] ;
- de persoonlijke problematiek van de moeder;
- de onduidelijkheid over het opgroeiperspectief van [de minderjarige] ;
- de zorgen over het emotioneel welzijn van [de minderjarige] .
5.5.
De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] gelet op de complexiteit en de huidige stand van zaken voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in verband met de te verwachten duur van het TNHO voor de duur van vier maanden. [2]

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , tot 24 december 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 24 april 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2024 door mr. C. Maat, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 19 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.