ECLI:NL:RBNHO:2024:13509

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
15.303325.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van cocaïne met een hoeveelheid van bijna 7 kilo

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 september 2024 te Schiphol opzettelijk bijna 7 kilo cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. B. Rademacher, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.G. Koopman, pleitte voor een lagere straf op basis van persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft een gevangenisstraf van 40 maanden opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de hoeveelheid cocaïne en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere strafblad en de impact van een gewapende overval op zijn leven. De rechtbank heeft ook de bijkomende straf van verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 1.050,00 en een rolstoel opgelegd, die in verband stonden met het strafbare feit. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.303325.24 (P)
Uitspraakdatum: 24 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 december 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
nu gedetineerd in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Rademacher, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 september 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde invoer.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 22 september 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht vanwege de persoonlijkheden omstandigheden van de verdachte af te wijken van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en aan de verdachte een lagere gevangenisstraf op te leggen dan de straf die is geëist door de officier van justitie. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte in Colombia geen criminele antecedenten heeft en recent slachtoffer is geworden van een gewapende overval, waarbij hij in zijn been is geschoten. Aan dat been is hij diverse keren geopereerd. Verder heeft de verdachte direct meegewerkt aan het onderzoek door de Koninklijke Marechaussee. De verdachte heeft drie jonge dochters en mist zijn familie. De raadsman geeft de rechtbank in overweging de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden op te leggen, zodat de verdachte middels strafonderbreking na 18 maanden naar Colombia kan worden uitgezet.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de smokkel van cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Gelet op de hoeveelheid van, op een paar gram na, 7 kilo moet de ingevoerde cocaïne bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van ook zeer zware criminaliteit, waaronder levensdelicten.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder voor overtreding van de Opiumwet is veroordeeld.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan met een vrijheidsbenemende straf. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen wat doorgaans wordt opgelegd voor het invoeren van harddrugs in Nederland. De oriëntatiepunten van het LOVS vermelden voor het invoeren van een hoeveelheid van 6.000 tot 7.000 gram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 tot 42 maanden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank ziet in hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht geen aanleiding een lagere en/of een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte strafonderbreking wordt verleend als bedoeld in artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van € 1.050,00 en een (merkloze) rolstoel, moeten worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte dit geldbedrag te eigen bate kon aanwenden en door middel van het strafbare feit heeft verkregen en dat hij het strafbare feit met behulp van de rolstoel heeft begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht,
2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit
oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
40 (veertig) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1050 EUR Geld Euro (IBG 25-09-2024)
1 STK Rolstoel (Merkloos)
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.E. Voorberg, voorzitter,
mrs. M.E. Francke en C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2024.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(..)