ECLI:NL:RBNHO:2024:13507

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
15.167532.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs bij poging woningoverval en poging doodslag

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot woningoverval en poging tot doodslag op [slachtoffer 1] op 21 december 2021 in Monnickendam. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten te bewijzen. De verdachte was op 15 december 2021 in de buurt van de woning, maar er was geen bewijs dat hij op 21 december 2021 aanwezig was tijdens de poging tot woningoverval. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken, waaronder zoekopdrachten op zijn telefoon en camerabeelden, zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat de alternatieve scenario's van de verdachte niet kunnen worden uitgesloten en dat de beschrijvingen van de dader te algemeen zijn om de verdachte te kunnen identificeren. Daarom is de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens zijn de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de feiten niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.167532.22 (P)
Uitspraakdatum: 24 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 december 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats en -datum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L.J.F. Driessen, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 december 2021 te Monnickendam, gemeente Waterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen door/op een deur heeft geschoten, waar die
[slachtoffer 1] zich (direct) achter bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 december 2021 te Monnickendam, gemeente Waterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
in/uit een woning, geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemer(s) aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- gekleed in een PostNL jas, zich naar de voordeur van de woning van [slachtoffer 1] heeft begeven en/of heeft aangebeld bij die woning, en/of
- die voordeur met kracht heeft geprobeerd te openen, en/of
- met een vuurwapen door/op die voordeur heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingOp dinsdag 21 december 2021 omstreeks 07.44 uur bevonden zich twee personen nabij de woning aan de [adres 2] te Monnickendam. Een van deze personen, gekleed in een jas van PostNL en met een zwart mondkapje voor zijn gezicht, belde aan en heeft geprobeerd het huis binnen te dringen. Dit lukte niet, omdat de voordeur op de kierstandhouder stond en één van de bewoners, [slachtoffer 1], de deur dicht duwde. Kort daarna heeft de andere persoon met een vuurwapen door de voordeur van de woning geschoten. Er is één kogel afgevuurd. De twee personen zijn vervolgens met een auto gevlucht.

In een politieonderzoek naar een inbraak (het onderzoek Wodka in Zwolle), waarin de verdachte als verdachte is aangemerkt, is op 6 januari 2022 de telefoon van de verdachte inbeslaggenomen. Uit onderzoek aan die telefoon, is het vermoeden ontstaan dat de verdachte betrokken is geweest bij de poging tot woningoverval in Monnickendam en de poging doodslag op [slachtoffer 1] op 21 december 2021.
De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is of er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte één van de twee personen is die op 21 december 2021 op de [adres 2] in Monnickendam geprobeerd hebben een woningoverval te plegen en/of de verdachte tevens geprobeerd heeft [slachtoffer 1] van het leven te beroven.

4.Standpunten van partijen

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft daartoe - samengevat weergegeven - aangevoerd dat de verdachte heeft bekend dat hij met een aantal anderen op 15 december 2021 met een auto in de buurt van de woning aan de [adres 2] is geweest. Volgens de officier van justitie moet dit als een voorverkenning worden gezien. Diezelfde auto is op 21 december 2021 gebruikt bij de poging tot woningoverval op hetzelfde adres. Uit het onderzoek aan de telefoon van de verdachte blijkt bovendien dat hij op 15 december en op 21 december 2021 contact heeft gehad met een telefoonnummer dat duidt op het maken van een afspraak op een bepaalde locatie in Amsterdam, niet ver van de locatie waar op 21 december 2021 de auto, die op beide data is gebruikt, is gesignaleerd. Ook heeft de verdachte op het internet gezocht naar het wapen en het kaliber dat vermoedelijk op 21 december 2021 gebruikt is. Verder is in de telefoon van de verdachte een foto aangetroffen waarop de verdachte staat met vermoedelijk een omgebouwd gas/alarmwapen. Op deze foto zijn de schoenen van de verdachte zichtbaar. Onder de verdachte zijn schoenen inbeslaggenomen die in de visie van de officier van justitie overeenkomen met de schoenen die op de foto met het wapen staan met de schoenen die de gewapende dader blijkens de beelden droeg bij de poging woningoverval. Ook komt het signalement van de dader met het wapen zoals te zien op de camerabeelden qua baardgroei en lengte overeen met de verdachte.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, wanneer de aangifte, de camerabeelden, het forensisch onderzoek op de plaats delict, de verklaring van de verdachte over 15 december 2021, de op beide data gebruikte auto, de gegevens uit de telefoon van de verdachte, zijn schoenen en het signalement van de schutter in onderling verband en samenhang worden bezien.
Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario is deels onvoldoende concreet en verifieerbaar en deels ongeloofwaardig en onaannemelijk.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, met aftrek van het voorarrest.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat het dossier geen direct bewijs bevat op grond waarvan de rechtbank kan vaststellen dat de verdachte op 21 december 2021 op de plaats delict is geweest. De verdachte was daar wel op 15 december 2021, met de bedoeling om samen met anderen een woninginbraak te plegen. Hij was hiervoor benaderd door een tussenpersoon, omdat de verdachte in het bezit was van een cilindertrekker en ervaring heeft met het plegen inbraken. Er is op 15 december 2021 geen inbraak gepleegd omdat één van zijn mededaders in de auto een wapen toonde en de verdachte toen niet langer mee wilde doen aan de inbraak.
Op het moment van de poging woningoverval en de beschieting van die woning op 21 december 2021 was de verdachte in Assen in de woning van zijn zus. Voor de contacten, de zoekopdrachten en foto zoals aangetroffen in zijn telefoon, heeft de verdachte een aannemelijke verklaring afgelegd, aldus de raadsman.

5.Oordeel van de rechtbank

Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het staat vast dat de verdachte met anderen op 15 december 2021 aan de [adres 2] in Monnickendam is geweest. Er is toen geen woninginbraak of -overval gepleegd.
Uit de inbeslaggenomen telefoon van verdachte, blijkt dat de verdachte op 15 december 2021 heeft gezocht op “monnickendam”, “monnickendam jacht” en “cz 7.65”. Op 17, 20, 21, 22 en 25 december 2021 heeft hij gezocht op “nieuws monnickendam”, “poging woning overval monnickendam”, “monnickendam overval”, “monnickendam” en “[adres 2] monnickendam”. Dat de verdachte op deze data met deze zoektermen op het internet gezocht heeft, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om op grond daarvan te kunnen vaststellen dat de verdachte betrokken is geweest bij de poging tot woningoverval en de poging doodslag op 21 december 2021. Dit zoekgedrag past immers evengoed bij de verklaring van de verdachte dat hij wist dat op het adres [adres 2] in Monnickendam mogelijk op of enig moment na 15 december 2021 een woningoverval of woninginbraak zou gaan plaatsvinden en dat hij benieuwd was of dat nog was gebeurd.
Verder is in de telefoon van de verdachte een whatsapp-bericht aangetroffen met de inhoud ‘[adres 3]””. Dit bericht is op 21 december 2021 om 07.12 uur door de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] verzonden aan de verdachte. Of de verdachte dit bericht ook daadwerkelijk heeft gelezen en zo ja, wanneer, of hij daarop heeft gereageerd, en hoe dit bericht precies te duiden, is echter niet komen vast te staan. Dus hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin worden afgeleid dat de verdachte betrokken is geweest bij hetgeen hem wordt verweten.
In de telefoon van de verdachte is voorts een foto aangetroffen waarop een wapen en een schoen te zien zijn. Op basis van de stukken stelt de rechtbank vast dat niet onomstotelijk vastgesteld kan worden dat de verdachte deze foto heeft gemaakt en/of dat hij de persoon is die deels op de foto te zien is. Op welke wijze de foto in het telefoontoestel terecht is gekomen is eveneens onduidelijk gebleven. Daar komt bij dat de verdachte ontkent dat hij op deze foto staat. Ook uit het aantreffen van deze foto in de telefoon van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden afgeleid dat de verdachte betrokken is geweest bij het incident op 21 december 2021.
De inbeslaggenomen schoenen van de verdachte zijn vergeleken met de schoenen van de schutter zoals te zien op de stills van beelden van de woning aan de [adres 2]. Uit het vergelijkend onderzoek naar de schoenen blijkt dat er weliswaar overeenkomsten zijn, maar dat niet vastgesteld kan worden dat het om dezelfde schoenen gaat. Daarvoor ontbreken specifieke overeenkomsten. In het rapport van 27 november 2023 heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) aangegeven dat er nader vergelijkend onderzoek mogelijk is, maar dat de bewijskracht daarvan naar verwachting (zeer) beperkt zal zijn. Een aanvraag voor een dergelijk onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Evenmin is vergelijkend onderzoek gedaan naar de schoen op de foto in de telefoon van de verdachte en de inbeslaggenomen schoenen van de verdachte. De rechtbank kan de officier van justitie dan ook niet volgen in het standpunt dat de onder de verdachte in beslag genomen schoenen dezelfde schoenen zijn als de schoenen die de schutter, blijkens de beelden, draagt op 21 december 2021.
Uit onderzoek naar dataverbindingen/netwerkmetingen van het telefoonnummer van de verdachte, in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen waarin de resultaten van dit onderzoek nader worden uitgelegd, blijkt dat niet zonder meer vast te stellen is waar het telefoonnummer in gebruik bij de verdachte zich in de nachtelijke uren en in de ochtend van 21 december 2021 bevond. Dat de verdachte toen thuis in Assen was, zoals de verdachte heeft verklaard, kan daarmee naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden uitgesloten.
Tot slot acht de rechtbank ook de beschrijving, en de stills, van de camerabeelden en het daarop gebaseerde signalement van de schutter te algemeen en onvoldoende specifiek om de verdachte op 21 december 2021 op de [adres 2] in Monnickendam te kunnen plaatsen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat geen bewijs voorhanden is voor betrokkenheid van de verdachte bij de poging woningoverval en de poging doodslag op [slachtoffer 1].
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de tenlastegelegde feiten.

6.Vorderingen benadeelde partij

6.1.
. De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Aangezien niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
6.2.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.500,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
Aangezien niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

7.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mrs. C.H. de Jonge van Ellemeet en I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2024.