Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
Hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 augustus 2012 tot 1 augustus 2019 te Den-Helder, althans in Nederland, met een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorende tot zijn gezin, althans een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, één of meermalen handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of op en neer bewogen en/of
die [slachtoffer] gebeft en/of
die [slachtoffer] gevingerd;
Hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 augustus 2019 tot 31 augustus 2021 te Den-Helder, althans in Nederland, met een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorende tot zijn gezin, althans een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, één of meermalen handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of op en neer bewogen en/of
- die [slachtoffer] gebeft en/of
- die [slachtoffer] gevingerd.
2.Voorvragen
3.Standpunten van partijen
4.Oordeel van de rechtbankMede gelet op het juridisch kader voor de bewijsbeslissing in zedenzaken, dat voortvloeit uit het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering en de vaste rechtspraak van de Hoge Raad, moet de rechtbank in deze zaak allereerst de vraag beantwoorden of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is. Als de rechtbank deze vraag met ‘ja’ beantwoordt, moet zij vervolgens beoordelen of die verklaring steun vindt in ander bewijsmateriaal.
.