ECLI:NL:RBNHO:2024:13499

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
11356495 \ CV EXPL 24-3452
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van een overeenkomst op afstand in een kinderopvangzaak met betrekking tot informatieplichten en sancties

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Kinderdagverblijf en Buitenschoolse Opvang Anna Paulowna B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 1.728,36 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de overeenkomst getoetst aan de wettelijke informatieplichten die gelden voor overeenkomsten op afstand, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De rechter oordeelde dat er sprake was van een overeenkomst op afstand, maar dat de eisende partij niet volledig had voldaan aan de informatieplichten, met name met betrekking tot het herroepingsrecht en de betalingswijze. Hierdoor werd een sanctie van 25% op de hoofdsom opgelegd, wat resulteerde in een toewijsbare hoofdsom van € 1.296,27. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot een bedrag van € 210,50, maar de vordering tot vergoeding van de verschenen rente werd afgewezen. De gedaagde partij werd grotendeels in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de informatieplichten bij overeenkomsten op afstand ter bescherming van consumenten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11356495 \ CV EXPL 24-3452
Uitspraakdatum: 18 december 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Kinderdagverblijf en Buitenschoolse Opvang Anna Paulowna B.V., o.a. m.h.o.d. namen Kappio, Kappio Gastouderbureau
te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon
de eisende partij
gemachtigde: Vermeer Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
De procedure
1.1. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 1.728,36 aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.

3.De beoordeling

Toepasselijke rechtsregels
3.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst gesloten tussen een handelaar en een consument als bedoeld in artikel 6:230h lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Titel 5, Afdeling 2B, Boek 6 BW. Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan de betreffende plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
3.2.
Anders dan de eisende partij stelt, is de kantonrechter van oordeel dat in dit geval sprake is van een ‘overeenkomst op afstand’ als bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub e BW. Dit wordt als volgt toegelicht.
3.3.
Een ‘overeenkomst op afstand’ is de overeenkomst die tussen handelaar en consument is gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij, tot en met het moment van het sluiten van de overeenkomst, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand (artikel 6:230g lid 1 sub e BW). Uit overweging 20 van de considerans bij de Richtlijn 2011/83/EU [2] volgt dat het hierbij ook gaat om situaties waarin de consument de verkoopruimte alleen bezoekt om informatie over de goederen en diensten te vergaren, terwijl vervolgens de onderhandelingen over en de sluiting van de overeenkomst op afstand plaatsvinden.
3.4.
Uit de stellingen van de eisende partij en de door haar overgelegde stukken blijkt dat de onderhavige overeenkomst als volgt tot stand gekomen. De gedaagde partij heeft haar interesse voor de opvang aan de eisende partij kenbaar gemaakt, waarna de eisende partij haar per e-mail een aanbod heeft gestuurd. Vervolgens heeft de gedaagde partij een rondleiding gehad op de locatie van de eisende partij waar het kind van de gedaagde partij geplaatst zou gaan worden. Vervolgens heeft de eisende partij digitaal een plaatsingsovereenkomst aan de gedaagde partij verstuurd. Deze heeft de gedaagde partij digitaal ondertekend, waarmee de overeenkomst tot stand is gekomen.
3.5.
Hiermee is sprake van een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub e BW. Dat partijen ‘
voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst gelijktijdig in elkaars persoonlijke aanwezig geweest zijn’, zoals de eisende partij stelt, doet daaraan niet af. Niet gesteld of gebleken is namelijk dat tijdens de rondleiding (ook) is onderhandeld over de overeenkomst. De kantonrechter verwijst naar de uitleg hierover onder r.o. 3.3.
3.6.
Dit heeft tot gevolg dat aan de (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v BW moet zijn voldaan. Uit de toelichting en de overgelegde stukken van de eisende partij blijkt niet dat de eisende partij hieraan volledig heeft voldaan. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
3.7.
De eisende partij heeft voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet voldaan aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 sub h BW. Uit de stukken waaruit blijkt welke informatie de eisende partij vóór het sluiten van de overeenkomst aan de gedaagde partij heeft verstrekt, blijkt niet dat is gewezen op het herroepingsrecht als bedoeld in artikel 6:230o lid 1 sub a BW.
3.8.
Ook is niet voldaan aan de precontractuele informatieplicht met betrekking tot de betalingswijze ex artikel 6:230m lid 1 sub g BW. De eisende partij stelt dat deze informatie is opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden, maar de kantonrechter is van oordeel dat de gedaagde partij hiermee niet op duidelijke en begrijpelijke wijze op de hoogte is gebracht van deze informatie. De gedaagde partij had er vóór het sluiten van de overeenkomst tenminste expliciet op gewezen moeten worden dát deze informatie in de algemene voorwaarden te vinden is. Daaraan is niet voldaan.
3.9.
De eisende partij heeft verder ook niet (volledig) voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. Deze informatieplicht houdt kortgezegd in dat de eisende partij een bevestiging van de overeenkomst aan de consument moet verstrekken op een duurzame gegevensdrager met daarin de in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie. Alhoewel de overgelegde plaatsingsovereenkomst als duurzame gegevensdrager kan worden aangemerkt, staat hierin niet alle in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie, omdat hierin het wettelijke herroepingsrecht van artikel 6:230m lid 1 onder h BW ontbreekt.
3.10.
De kantonrechter zal voor deze schendingen een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
3.11.
De schending met betrekking tot het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, maar ten hoogste met twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Omdat deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst binnen die termijn heeft willen herroepen, zal aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie worden verbonden.
3.12.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [3] en onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 [4] moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
3.13.
De eisende partij heeft de precontractuele informatieplicht(en) zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 g en lid h BW geschonden. De eisende partij heeft ook de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en de jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de overeenkomst gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij oorspronkelijk verschuldigde hoofdsom.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
3.14.
De kantonrechter moet, gelet op het Dexia-arrest [5] , onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
3.15.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard:
Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017(hierna: de algemene voorwaarden) en ‘
Productvoorwaarden 2024’ (hierna: de productvoorwaarden).
3.16.
De bedingen uit de algemene voorwaarden die verband houden met de vordering, te weten artikel 17 (rente- en incassobeding) en artikel 16 (prijswijzigingsbeding), zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
3.17.
In de productvoorwaarden staan geen bedingen die verband houden met de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter deze bedingen niet toetsen op (on)eerlijkheid.
Wat is toewijsbaar?
3.18.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 1.296,27 aan hoofdsom toewijsbaar (€ 1.728,36 x 0.75).
3.19.
De eisende partij heeft meerdere aanmaningen verstuurd, waarin telkens een bedrag aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is berekend. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de eisende partij daarmee niet voldaan aan het vereiste dat het redelijk moet zijn om buitengerechtelijke incassokosten te maken. Na het uitblijven van de betaling van de eerste drie aanmaningen had het voor de eisende partij duidelijk moeten zijn dat de gedaagde partij ook in gebreke zou blijven met de betaling van de overige termijnen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 210,50 inclusief btw, wat overeenkomt met de buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw) die zijn aangezegd in de eerste drie aanmaningen.
3.20.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
Conclusie en proceskosten
3.21.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
3.22.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.506,77, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.296,27 vanaf 8 oktober 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 137,39
griffierecht € 372,00
salaris gemachtigde € 204,00;
4.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.Richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, PbEU 2011, L 304/64.
3.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
4.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
5.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).