Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 september 2024 op Schiphol een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en momenteel gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer anderhalve kilogram cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. Tijdens de openbare terechtzitting op 9 december 2024 heeft de officier van justitie, mr. R. Giuseppini, gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.M. Oldenburg, zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud van zijn bagage, inclusief de cocaïne in de blikken en potten die hij had meegenomen vanuit Curaçao. De verdachte had verklaard dat hij de blikken en potten op verzoek van een kennis had meegenomen, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de schadelijke gevolgen van harddrugs voor de samenleving, en het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten toonde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks eerdere straffen, opnieuw strafbare feiten had gepleegd, wat de duur van de gevangenisstraf rechtvaardigde.