In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen de vervoerder AS Air Baltic. De passagiers, wonende in Duitsland en Litouwen, hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Vilnius op 19 juni 2023, die door de vervoerder werd geannuleerd. De passagiers hebben compensatie van € 500,00 per persoon, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, verzocht op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft echter betwist dat er nog een bedrag verschuldigd is, stellende dat de compensatie al op 29 juni 2023 was overgemaakt naar een van de passagiers.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen en heeft het verweer van de vervoerder geaccepteerd. De rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de compensatie al was voldaan, waardoor het verzoek van de passagiers werd afgewezen. De passagiers zijn in het ongelijk gesteld en zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 135,00, plus € 67,50 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is op 27 november 2024 in het openbaar uitgesproken.