ECLI:NL:RBNHO:2024:13447

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
11203600
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagier voor vertraagde vlucht en beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft een passagier compensatie verzocht van Aegean Airlines SA voor een vlucht die meer dan drie uur vertraging had. De passagier, vertegenwoordigd door ProBe-ASP B.V. onder de naam Aviclaim, heeft een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Caïro met een tussenstop in Athene. De vervoerder heeft de vertraging van de vlucht toegeschreven aan buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder heeft voldoende bewijs geleverd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waardoor de passagier geen recht heeft op compensatie. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken, en heeft het verzoek van de passagier afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de passagier, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11203600 \ CV FORM 24-4844
Uitspraakdatum: 27 november 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Aegean Airlines SA – H.Q.,
gevestigd te Kifisia (Griekenland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J. Croon (Croon Aviation Lawyers)
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie verzocht voor een meer dan 3 uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De door de vervoerder aangevoerde feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan. Het verzoek van de passagier wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 7 juni 2024;
  • het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 16 oktober 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 1 juli 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Eleftherios Venizelos International Airport (Athene, Griekenland) naar Caïro International Airport (Egypte), met de vluchtcombinatie A3627 en A3930.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht A3627 van Amsterdam naar Athene (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan 3 uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert haar verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat zij de eventuele vordering van haar minderjarige kind aan zichzelf heeft gecedeerd. Daarom moet de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht compenseren met een bedrag van € 800,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist het verzochte. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder stelt dat de passagier in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard en betwist in dit verband dat de passagier Aviclaim heeft gemachtigd om haar in deze procedure te vertegenwoordigen en - kennelijk - dat de passagier de eventuele vordering van het minderjarige kind geldig aan zichzelf heeft gecedeerd.
4.3.
Het niet-ontvankelijkheidsverweer van de vervoerder faalt. De kantonrechter oordeelt dat de passagier met het overleggen van de boekingsdocumenten, een kopie van het paspoort en het stuk getiteld ‘volmacht - akte van cessie’ voldoende heeft onderbouwd dat zij Aviclaim heeft gemachtigd om namens haar te procederen. Het feit dat de handtekening op het overgelegde paspoort ontbreekt doet daar niet aan af.
4.4.
Voorts betekent het enkele feit dat de namen van de passagier en het minderjarige kind niet overeenkomen, niet dat zij niet als wettelijk vertegenwoordiger van dat kind kan worden aangemerkt of dat zij niet bevoegd is om zijn eventuele vordering aan zichzelf over te dragen. Voor een geldige overdracht (cessie) zijn twee vereisten: een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan de schuldenaar (artikel 3:94 BW). De passagier heeft bij het vorderingsformulier een akte van cessie overgelegd. Aan het mededelingsvereiste is voldaan doordat de cessie bij het vorderingsformulier of in ieder geval in deze procedure aan de vervoerder is medegedeeld. Daarmee heeft zij voldoende onderbouwd dat zij de vordering van haar minderjarige kind rechtsgeldig aan zichzelf heeft overgedragen.
4.5.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.6.
Volgens de vervoerder was de vertraging van de vlucht het gevolg van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De voorafgaande vlucht A3626 werd met hetzelfde toestel uitgevoerd als de vlucht in kwestie. Vlucht A3626 is onder meer met 1 uur en 1 minuut vertraging uitgevoerd door beperkingen door de luchtverkeersleiding. Deze vertraging werkt door op de vlucht in kwestie. Ten aanzien van de overige vertragingsoorzaken van vlucht A3626 doet de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden. Ook de vlucht in kwestie heeft beperkingen opgelegd gekregen door de luchtverkeersleiding. De vlucht in kwestie is uiteindelijk uitgevoerd met een vertraging van 1 uur en 28 minuten, aldus de vervoerder.
4.7.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder, met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop, voldoende heeft onderbouwd dat de vertraging van beide vluchten het gevolg is geweest van beperkingen door de luchtverkeersleiding. Een luchtvaartmaatschappij kan geen invloed uitoefenen op besluiten van de luchtverkeersleiding. Als een vlucht een beperking krijgt opgelegd door de luchtverkeersleiding, heeft deze niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De instructies van de luchtverkeersleiding moeten namelijk altijd worden opgevolgd. Daarom zijn beperkingen van de luchtverkeersleiding aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vertraging van de vlucht voor de duur van 2 uur en 29 minuten het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.8.
De kantonrechter gaat ervan uit dat de passagier de overstap zonder de buitengewone omstandigheden wel had kunnen halen. Daarom is de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.9.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder stelt in dit verband dat hij de passagier heeft omgeboekt op de eerstvolgende beschikbare alternatieve vlucht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een speciaal hiertoe aangewezen team in combinatie met een verfijnd en geautomatiseerd computersysteem, aldus de vervoerder. De passagier betwist dit en voert aan dat zij met een vertraging van meer dan 24 uur op de eindbestemming is aangekomen.
4.10.
Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Het is aan de vervoerder om in een dergelijk geval voldoende aannemelijk te maken dat er geen enkele andere mogelijkheid voor een alternatieve vlucht bestond die op een minder laat tijdstip aankwam.
4.11.
Als onbetwist is komen vast te staan dat de passagier is omgeboekt naar een vlucht waarmee zij 25 uur en 34 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen. De vervoerder heeft echter voldoende onderbouwd dat er geen andere mogelijkheid bestond voor een alternatieve vlucht die eerder aankwam dan het aangeboden alternatief. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. Het verzoek van de passagier zal daarom worden afgewezen.
4.12.
Het verzoek van de passagier om de vervoerder vanwege zijn proceshouding hoe dan ook in de proceskosten te veroordelen wordt afgewezen omdat dit niet voldoende is onderbouwd. De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover de vervoerder daadwerkelijk nakosten zal maken, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de kosten van betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 135,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de kosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart deze beschikking – voor wat de proceskosten betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open