ECLI:NL:RBNHO:2024:13435

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
10293911
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagier voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft een passagier compensatie verzocht van de vervoerder, Société Air France S.A., voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam via Parijs naar Marseille op 26 januari 2021. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk overheidsmaatregelen in verband met COVID-19, die de uitvoering van de vlucht beïnvloedden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, en dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. De kantonrechter heeft het verzoek van de passagier afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10293911 \ CV FORM 23-533
Uitspraakdatum: 30 oktober 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Société Air France S.A.,
gevestigd te Roissy (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD)
De zaak in het kortDe passagier heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie verzocht voor een meer dan 3 uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De door de vervoerder aangevoerde feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan. Het verzoek van de passagier wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 17 januari 2023;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 1 februari 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem op 26 januari 2021 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Charles de Gaulle Airport (Parijs, Frankrijk) naar Marseille Airport (Frankrijk), met de vluchtcombinatie AF1241 en AF7664.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AF1241 van Amsterdam naar Parijs (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht gemist. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf dinsdag 26 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 90,75, subsidiair €48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier heeft de passagier aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, als de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen. Op grond van artikel 5 lid 1 van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.4.
Volgens de vervoerder was de vlucht onderdeel van de rotatievlucht Parijs – Amsterdam – Parijs (vluchtnummers AF1240 en AF1241). Het vluchtschema van vlucht AF1240 van Parijs naar Amsterdam is gewijzigd vanwege overheidsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van COVID-19. Vanaf drie dagen voor de uitvoering van de vlucht, werd het voor passagiers en bemanningsleden verplicht om een negatief coronatestresultaat van maximaal vier uur oud te laten zien voor het instappen op een vlucht naar Nederland. Vlucht AF1240 zou oorspronkelijk vertrekken om 07:10 uur (lokale tijd). Vanwege dit vroege tijdstip was het niet mogelijk om tijdig te testen, omdat de testlocaties nog niet open waren. Daarom is de vertrektijd uitgesteld naar 09:30 uur lokale tijd. Vlucht AF1240 is uiteindelijk met een vertraging van 2 uur en 16 minuten aangekomen in Amsterdam. De vlucht in kwestie is vervolgens uitgevoerd met een vertraging van 1 uur en 44 minuten, aldus de vervoerder (zie de overgelegde vluchtschema’s en overheidsberichten).
4.5.
De kantonrechter overweegt dat de Europese Commissie heeft aangegeven dat de maatregelen die overheden nemen om de COVID-19-pandemie in te perken naar hun aard en oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van luchtvaartmaatschappijen en dat daarmee de coronacrisis valt aan te merken als een buitengewone omstandigheid. [1] Hoewel de kantonrechter niet gehouden is aan de richtsnoeren, nu dit geen geldend recht is, kunnen deze wel richtinggevend zijn.
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder het, met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege de overheidsmaatregelen geen andere keuze had dan het vluchtschema van vlucht AF1240 te wijzigen. De stelling van de passagier dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van een operationele keuze van de vervoerder houdt daarom geen stand. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vertraging van vlucht AF1240 het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft eveneens voldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging van vlucht AF1240 doorwerkt op de vlucht in kwestie. Daarmee is de gehele vertraging van de vlucht het gevolg van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder stelt dat hij de vertraging weliswaar niet kon voorkomen, maar dat de passagier is omgeboekt op de eerst beschikbare alternatieve vlucht naar de eindbestemming. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder daarmee voldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. Het verzoek van de passagier zal daarom worden afgewezen.
4.8.
De passagier zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom wordt hij veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover de vervoerder daadwerkelijk nakosten zal maken, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de kosten van betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 82,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 41,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de kosten van betekening van deze beschikking;
5.3
verklaart deze beschikking – voor wat de proceskosten betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Richtsnoeren betreffende de EU-verordeningen inzake passagiersrechten in de context van de ontwikkeling van COVID-19.