ECLI:NL:RBNHO:2024:13427

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
11069621
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, Transavia Airlines C.V., voor een geannuleerde vlucht van Antalya naar Amsterdam op 15 oktober 2022. De vervoerder heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en de sluiting van de luchthaven in Antalya. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. De passagiers hebben hun vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annuleringen, maar de rechter oordeelde dat de vervoerder niet aansprakelijk was omdat de annulering te wijten was aan omstandigheden die niet konden worden voorkomen. De vordering van de passagiers is afgewezen, en zij zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vervoerders om aan te tonen dat zij alle redelijke maatregelen hebben genomen in het geval van buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11069621 \ CV EXPL 24-2567
Uitspraakdatum: 18 december 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],

beiden wonende te [plaats 1]

3. [eiser 3],

4. [eiser 4],

beiden wonende te [plaats 2]

5. [eiser 5],

6. [eiser 6],

7. [eiser 7],

8. [eiser 8],

allen wonende te [plaats 3]

9. [eiser 9],

10. [eiser 10],

11. [eiser 11],

allen wonende te [plaats 4]
eisers
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L. Kloot (LVH Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een geannuleerde vlucht. De vervoerder voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en de sluiting van de luchthaven in Antalya. De door de vervoerder aangevoerde feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat hij aan de situatie aangepaste maatregelen heeft genomen. De vordering van de passagiers wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 12 april 2024 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Op 26 november 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben hierbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen voor het overige ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft de vervoerder bij brief van 14 november 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 15 oktober 2022 moest vervoeren van Antalya (Turkije) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht HV292 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van annulering van de vlucht, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 565,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Daarom moet de vervoerder in beginsel compenseren. Dit is anders als hij kan aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Dit kunnen onder meer weersomstandigheden zijn die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. [3]
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder, met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop, voldoende heeft onderbouwd dat er ten tijde van de geplande aankomst van de voorafgaande vlucht (vluchtnummer HV291) sprake was van slechte weersomstandigheden in Antalya die, gelet op de weersvoorspellingen, pas de volgende dag in de avond zouden verbeteren en dat de luchthaven werd gesloten. De vervoerder had daardoor geen andere mogelijkheid dan uit te wijken naar een andere luchthaven. Vlucht HV291 is uitgeweken naar Dalaman (Turkije) en zonder passagiers teruggekeerd naar Amsterdam. De vlucht in kwestie is geannuleerd. De vervoerder stelt dat er voor hem geen andere reële opties waren. Naast het slechte weer en de sluiting van de luchthaven waren er beperkingen opgelegd aan de vlucht in kwestie vanwege een capaciteitstekort bij de luchtverkeersleiding. Ook had de crew de vlucht vanwege de inmiddels langdurig opgelopen vertraging niet meer kunnen uitvoeren. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt.
4.4.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de buitengewone omstandigheden te voorkomen. De vervoerder stelt dat de luchthaven van Antalya een buitenstation is en dat daar geen reservetoestellen en reservecrew beschikbaar waren. Als dit wel zo was geweest had de vlucht alsnog niet kunnen vertrekken. Het weer zou pas verbeteren in de avond van de volgende dag. Toen stond er al een vlucht van Antalya naar Amsterdam ingepland. Dit is ook de vlucht waar de passagiers op zijn omgeboekt en dus het snelste alternatief. Daarom had het vertraagd uitvoeren van de vlucht de passagiers niet sneller op de eindbestemming gebracht, aldus de vervoerder.
4.5.
De passagiers hebben dit betwist en voeren aan dat het terugvliegen naar Amsterdam een economische keuze van de vervoerder is geweest. De vlucht had namelijk al de volgende ochtend of middag hervat kunnen worden. Ook is de alternatief aangeboden vlucht geen redelijke maatregel omdat deze met meer dan 22 uur vertraging is aangekomen op de eindbestemming, aldus de passagiers. De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat het wachten met toestel en crew voor Transavia niet economisch haalbaar is. Het toestel moet ergens anders kunnen worden ingezet. Daarnaast is zekerheid gecreëerd door de passagiers om te boeken. Het kon niet van hem worden verwacht dat het toestel urenlang het weer zou afwachten, aldus de vervoerder.
4.6.
Het betoog van de vervoerder slaagt. De vervoerder heeft hiermee voldoende onderbouwd dat de weersvoorspellingen zodanig waren dat er niet werd verwacht dat de vlucht eerder uitgevoerd zou kunnen worden dan de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht. Het kon niet van de vervoerder worden verwacht om te wachten op een eventuele (niet voorspelde) verbetering van het weer. Daarom heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat hij aan de situatie aangepaste maatregelen heeft genomen. [4]
4.7.
Vast staat dat de passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij met een vertraging van minder dan 24 uur op de eindbestemming zijn aangekomen en dat dit de snelste alternatieve vlucht naar de eindbestemming was. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover de vervoerder daadwerkelijk nakosten zal maken, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 1.017,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 135,00 aan nakosten, voor zover de vervoerder daadwerkelijk nakosten zal maken
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Pt. 14 van de Considerans van de Verordening.
4.HvJEU 12 mei 2011, C-294/10, ECLI:EU:C:2011:303.