ECLI:NL:RBNHO:2024:13418

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
15.127333.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing in supermarkt met bedreiging en geweld

Op 23 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing in een Dekamarkt te IJmuiden op 12 april 2024. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd beschuldigd van het onder bedreiging met een mes dwingen van een kassamedewerker tot de afgifte van contant geld. De officier van justitie, mr. H.P. Klaver, vorderde bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A. Baatenburg de Jong, de omstandigheden van de verdachte naar voren bracht. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank kwalificeerde het bewezenverklaarde als afpersing en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en oordeelde dat de verdachte zich moest houden aan reclasseringseisen en behandeling voor zijn psychische problematiek. Tevens werd het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. T.J.A. Krips.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.127333.24 (P)
Uitspraakdatum: 23 oktober 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.P. Klaver en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Baatenburg de Jong, advocaat te Hoofddorp, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 12 april 2024 te IJmuiden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [...] (medewerker van Dekamarkt) heeft gedwongen tot de afgifte van één of meerdere contante geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Dekamarkt en/of een derde toebehoorde(n), door een mes en/of scherp voorwerp, althans een voorwerp lijkend op een mes en/of een scherp voorwerp, op die [...] te richten en tegen die [...] te zeggen: “Ik wil nu briefjes van twintig en vijftig. Niet de deur dichtdoen!” en/of “Niet de deur dichtdoen, doe het niet!”;
subsidiairhij op of omstreeks 12 april 2024 te IJmuiden, althans in Nederland, één of meerdere contante geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Dekamarkt, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [...] (medewerker van Dekamarkt), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een door een mes en/of scherp voorwerp, althans een voorwerp lijkend op een mes en/of een scherp voorwerp, op die [...] te richten en tegen die [...] te zeggen: “Ik wil nu briefjes van twintig en vijftig. Niet de deur dichtdoen!” en/of “Niet de deur dichtdoen, doe het niet!”.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit op basis van het strafdossier wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 12 april 2024 te IJmuiden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [...] (medewerker van Dekamarkt) heeft gedwongen tot de afgifte van een contant geldbedrag, dat aan Dekamarkt toebehoorde, door een mes op die [...] te richten en tegen die [...] te zeggen: “Ik wil nu briefjes van twintig en vijftig. Niet de deur dichtdoen!” en “Niet de deur dichtdoen, doe het niet!”.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, te worden verbonden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de in vergelijkbare zaken opgelegde straffen. Zij heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur die de verdachte op het moment van uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft zij verzocht een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen, waaraan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering kunnen worden verbonden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een afpersing in een Dekamarkt door de kassamedewerker onder bedreiging met een mes de kassalade te laten openen en contant geld aan hem af te laten staan. Het spreekt voor zich dat deze overval voor de medewerkers van de Dekamarkt en andere aanwezigen een bijzonder heftige ervaring moet zijn geweest. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om, ten koste van de medewerkers en ten nadele van de Dekamarkt, op deze manier snel aan geld te komen. Daarnaast nemen door het plegen van zulke feiten de gevoelens van angst en gevoelens van onveiligheid in de samenleving toe.
Persoon van de verdachte
De rechtbank betrekt in haar afwegingen over de strafoplegging ook de persoon van de verdachte. Uit het over de verdachte opgemaakte psychiatrisch rapport van 5 augustus 2024 volgt dat de verdachte kampt met een psychotische stoornis en ernstige verslavingsproblematiek. Hoewel de psychiater niet kan adviseren over de toerekenbaarheid van de verdachte aangezien hij zich niets van het feit kan herinneren, komt naar voren dat het denken en handelen van de verdachte het afgelopen jaar in belangrijke mate door deze ernstige stoornissen werden gekleurd waardoor hij nauwelijks in staat is tot het overzien (van de gevolgen) van zijn acties. Door zijn psychische problematiek bestaan diverse problemen op verschillende leefgebieden, zoals het ontbreken van een pro-sociaal netwerk, dagbesteding, werk of inkomen. In aansluiting op hetgeen in het psychiatrisch rapport wordt beschreven, beschrijft het over de verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 28 augustus 2024 dat behandeling van de problematiek van de verdachte noodzakelijk wordt geacht ter indamming van de kans op recidive. De reclassering heeft dan ook geadviseerd bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waaraan de volgende voorwaarden verbonden dienen te worden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • dagbesteding;
  • meewerken aan schuldhulpverlening.
Ter terechtzitting zijn de persoonlijke omstandigheden met de verdachte besproken. Door de verdachte en zijn raadsvrouw is aangegeven dat hij op dit moment nog beschikt over zijn woning en een langere detentieperiode het behoud van zijn woning in gevaar brengt. De verdachte heeft verder verklaard bereid te zijn mee te werken aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het strafblad van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld, zodat dit niet in zijn nadeel meeweegt.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht hanteren als uitgangspunt bij een overval op een winkel met bedreiging met geweld het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. De rechtbank ziet aanleiding om af te wijken van voornoemd uitgangspunt. De rechtbank betrekt hierbij onder meer dat de verdachte bij het plegen van de overval het mes achterstevoren aan de winkelmedewerkers heeft getoond en verder geen dreigende of fysieke handelingen heeft verricht. Daarnaast acht de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte van groot belang en wordt daarbij met name rekening gehouden met zijn psychische problematiek en de dreiging van het verlies van zijn woning. Tot slot ziet de rechtbank in straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, aanleiding om af te wijken van voornoemd uitgangspunt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte, groot 7 maanden, daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 3 jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.

7.Beslissing omtrent het in beslag genomen en niet teruggegeven mes

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een rood mes van het merk Alpina, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp in strijd is met het algemeen belang.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
- 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 7 (zeven) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 (drie) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd of na detentie meldt bij [...] op het adres [...] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de veroordeelde zich laat behandelen door [...] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden. De veroordeelde werkt mee aan bewindvoering.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1 STK Mes (omschrijving PL1100-2024077315-G1594562, Rood, merk: Alpina)
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. A. Talmricht, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2024.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.