ECLI:NL:RBNHO:2024:13340

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
11367656 \ CV EXPL 24-2841
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een kredietovereenkomst met erkenning van schuld door gedaagde

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door Incassobureau Fiditon B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagden, voormalig vennoten van een opgeheven vennootschap onder firma (VOF). De vordering betreft een bedrag van € 25.000,00, voortvloeiend uit een kredietovereenkomst die gedaagden zijn aangegaan met de rechtsvoorgangster van eiseres. Gedaagde 1 is niet verschenen, waardoor verstek is verleend, terwijl gedaagde 2 op schriftelijke wijze de vordering heeft erkend. De eiseres heeft de vordering beperkt tot € 25.000,00, ondanks een oorspronkelijk bedrag van € 34.707,73, en heeft het recht voorbehouden om in de toekomst voor het resterende bedrag te procederen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde 2 in de procedure is verschenen en dat de vordering van eiseres niet ongegrond of onrechtmatig is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering toewijsbaar is, gezien de erkenning van de schuld door gedaagde 2 en het niet verschijnen van gedaagde 1. De kantonrechter heeft gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, die zijn begroot op € 2.225,81. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11367656 \ CV EXPL 24-2841
Uitspraakdatum: 5 december 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
gevestigd te [plaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: Incassobureau Fiditon B.V.
tegen
1. [gedaagde 1]voormalig vennoot van de inmiddels opgeheven [VOF]
wonende te [plaats 2]
niet verschenen
2. [gedaagde 2]voormalig vennoot van de inmiddels opgeheven [VOF]
wonende te [plaats 2]
procederend in persoon
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden]

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 15 oktober 2024 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld.
1.2.
[gedaagde 1] is niet verschenen en tegen haar is verstek verleend. [gedaagde 2] heeft op 24 oktober 2024 schriftelijk geantwoord. Daarin heeft [gedaagde 2] de vordering erkend.

2.De vordering

2.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagden] veroordeelt tot betaling van € 25.000,0, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. [eiseres] vordert tevens [gedaagden] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
2.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagden] op of omstreeks 16 juli 2007 een kredietovereenkomst (werkkapitaal krediet) met een krediet limiet van € 10.000,00 met (de rechtsvoorgangster van [eiseres] ) [naam] zijn aangegaan. Op of omstreeks 9 augustus 2007 zijn [gedaagden] een kredietovereenkomst (werkkapitaal krediet) met een maximaal kredietlimiet van € 35.000,00 aangegaan. Per 3 juli 2017 heeft [eiseres] deze overeenkomsten omgezet in Rekening Courant kredieten. Op een gegeven moment vertoonde de kredietfaciliteit geruime tijd een niet-toegestane limietoverschrijding. Omdat aanzuivering uitbleef en/of er geen of nauwelijks omzet over de zakelijke rekening had plaatsgevonden, heeft [eiseres] bij brief van 20 november 2019 de kredietfaciliteiten opgezegd en opgeëist. Ondanks sommaties hebben [gedaagden] het te betalen bedrag van € 34.707,73 niet betaald. De vordering heeft [eiseres] thans beperkt tot € 25.000,00. Zij behoudt zich het recht voor om in een later stadium [gedaagden] te dagvaarden voor het restant van de hoofdsom.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde 2] geldt als in de procedure verschenen. Tegen [gedaagde 1] is verstek verleend. [1] Tussen alle partijen in deze zaak wordt één vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak geldt. [2]
3.2.
De kantonrechter behandelt en beslist de zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,00, tenzij de rechtstitel dat bedrag te boven gaat en die rechtstitel wordt betwist. [3] De totale vordering van [eiseres] bedraagt € 34.707,73. In deze procedure vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 25.000,00 onder voorbehoud op het recht op het meerdere. De beoordeling of de kantonrechter bevoegd is van deze zaak kennis te nemen, is daarom afhankelijk van het standpunt van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] .
3.3.
Per e-mail van 24 oktober 2024 heeft [gedaagde 2] het volgende naar de rechtbank gestuurd:
(…) Ik weet dat de zaak draait om een schuld bij de [eiseres] en ik weet ook dat deze uiteraard betaald zal moeten worden door mij. Ik zal vandaag per mail, contact opnemen met Vesting Finance om met hen een betaalafspraak te maken van € 350,00 per week om deze zeer vervelende situatie op te lossen. (…)”.
3.4.
In deze e-mail heeft [gedaagde 2] de rechtstitel niet betwist. [gedaagde 1] is niet verschenen. Dit leidt ertoe dat de kantonrechter bevoegd is om van de vordering van [eiseres] kennis te nemen. Verder maakt de kantonrechter uit deze e-mail op dat [gedaagde 2] de vordering van [eiseres] heeft erkend. De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal daarom worden toegewezen.
3.5.
Voor zover [gedaagden] hebben verzocht om een betalingsregeling, biedt de wet de kantonrechter niet de mogelijkheid om een betalingsregeling op te leggen. Hiervoor dienen zij, zoals [gedaagde 2] zelf al in de e-mail van 24 oktober 2024 aangaf te zullen gaan doen, contact op te nemen met [eiseres] .
3.6.
[gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief de nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 138,81
- griffierecht € 1.409,00
- salaris gemachtigde € 543,00 (1 punt x € 543,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals
vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.225,81
3.4.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, met ingang van 15 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op € 2.225,81 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
veroordeeld [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 140 lid 1 Rv.
2.Artikel 140 lid 3 Rv.
3.Artikel 93 aanhef en onder a Rv.