ECLI:NL:RBNHO:2024:13313

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
HAA 24/602
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor short stay accommodatie in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 26 november 2024, is het beroep van eiser tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een short stay accommodatie ongegrond verklaard. Eiser had op 6 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een short stay accommodatie met bijbehorende voorzieningen op de locatie Sloterweg 327 in Badhoevedorp. De gemeenteraad had op 20 juli 2023 besloten tot het weigeren van de ontwerpverklaring van geen bedenkingen, wat noodzakelijk was om af te wijken van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad in redelijkheid de verklaring van geen bedenkingen had kunnen weigeren, omdat het gebruik van de short stay accommodatie als een woonfunctie werd gekwalificeerd, wat in strijd is met het bestemmingsplan "Haarlemmermeer 2014". De rechtbank concludeerde dat de realisatie van de short stay accommodatie op deze locatie in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, gezien de kwetsbare functie en de nabijheid van de A9.

Eiser had ook een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser inmiddels een dwangsom had ontvangen en het college een beslissing had genomen. De rechtbank benadrukte dat de weigering van de omgevingsvergunning in stand blijft, en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/602

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.A.J. van der Horst),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, het college
(gemachtigde: mr. M. Guimaraes).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het afwijzen van eisers aanvraag om een omgevingsvergunning eerste fase voor het realiseren van een short stay accommodatie met bijbehorende voorzieningen op de locatie Sloterweg 327 in Badhoevedorp.
1.2.
Op 6 maart 2022 heeft eiser de omgevingsvergunning aangevraagd. Het college heeft de aanvraag met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure [1] voorbereid. Met het Raadsbesluit van 20 juli 2023 heeft de gemeenteraad besloten tot het weigeren van de ontwerpverklaring van geen bedenkingen. Met het ontwerpbesluit van
24 augustus 2023 heeft het college eisers aanvraag afgewezen. Hiertegen heeft eiser op
6 oktober 2023, aangevuld op 25 oktober 2023, een zienswijze ingediend.
1.3.
Op 21 december 2023 heeft eiser het college in gebreke gesteld en op 12 februari 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Het college heeft op 25 maart 2024 aan eiser een dwangsom voor een bedrag van € 1.442,- toegewezen en de rechtbank hiervan op de hoogte gesteld bij brief van 26 maart 2024.
1.4.
Met het Raadsbesluit van 18 juli 2024 heeft de gemeenteraad besloten (1) gedeeltelijk in te stemmen met de zienswijze, zoals genoemd onder 10a in de nota van beantwoording; (2) niet in te stemmen met de overige in de zienswijze naar voren gebrachte argumenten, overeenkomstig de beantwoording van de zienswijze in de nota van beantwoording; en (3) te besluiten tot het weigeren van de verklaring van geen bedenkingen. Met het besluit van 29 juli 2024, bekendgemaakt op 6 augustus 2024, heeft het college eisers aanvraag afgewezen. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen is op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb mede gericht tegen dit besluit.
1.5.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] (eisers adviseur Ruimtelijke Ordening) en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een short stay accommodatie met bijbehorende voorzieningen, bestaande uit ongeveer 320 geprefabriceerde houten modules, op de locatie Sloterweg 327 in Badhoevedorp (hierna: de locatie). Uit de ruimtelijke onderbouwing van 1 maart 2022, aangepast op 28 november 2022, volgt dat het project ‘Woodstock’ bestaat uit de realisatie van 240 short stay appartementen met een logiesfunctie die bedoeld zijn voor tijdelijk gebruik (minimaal zeven dagen en maximaal zes maanden) en dat de short stay accommodatie zich richt op starters op de woningmarkt, studenten, senioren, spoedzoekers, werkende jongeren, doorstromers, budget expats, arbeidsmigranten, promovendi, et cetera.
2.2.
Het college heeft de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan [2] en, omdat de gemeenteraad de verklaring van geen bedenkingen heeft geweigerd, kan het college geen medewerking verlenen aan een afwijking zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Wet- en regelgeving

3.1.
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 6 maart 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
3.2.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan.
3.3.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wabo kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheid van het college, waarbij het college beleidsruimte heeft. De rechter toets of het college in redelijkheid tot het besluit om de omgevingsvergunning te weigeren heeft kunnen komen.
3.4.
Uit artikel 6.5, eerste lid, van het Bor volgt dat het college de bevoegdheid toekomt om een omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo indien de gemeenteraad heeft verklaard dat hij geen bedenkingen tegen het project heeft. Uit artikel 6.5, tweede lid, van het Bor, volgt dat de verklaring slechts kan worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. De rechtmatigheid van het besluit omtrent de verklaring van geen bedenkingen wordt getoetst in het kader van het beroep tegen het besluit inzake de omgevingsvergunning. Wanneer de raad een verklaring van geen bedenkingen heeft geweigerd voor de activiteit, kan het college niets anders doen dan vervolgens de omgevingsvergunning weigeren. In artikel 2.20a van de Wabo is immers bepaald dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor voor het verlenen van de omgevingsvergunning een verklaring van geen bedenkingen is vereist, de omgevingsvergunning voor die activiteit wordt geweigerd indien de verklaring is geweigerd.

Beoordeling door de rechtbank

Beroep tegen het niet-tijdig beslissen
4. Deze procedure bij de rechtbank begon als een beroep tegen het niet tijdig beslissen. Eiser heeft inmiddels bereikt wat hij daarmee wilde en kon bereiken. Het college heeft aan hem een dwangsom toegekend vanwege het overschrijden van de beslistermijn en daarna een beslissing genomen op de aanvraag. Met andere woorden, eiser heeft geen procesbelang meer bij een uitspraak van de rechtbank op dit punt. Daarom is het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk.
Beroep tegen de weigering van de omgevingsvergunning
5.1.
Deze uitspraak gaat over het besluit van het college om een omgevingsvergunning te weigeren voor het realiseren van een short stay accommodatie met bijbehorende voorzieningen. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartegen een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het besluit van het college om de omgevingsvergunning te weigeren.
5.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe hij tot dit oordeel komt.
6.1.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Haarlemmermeer 2014” en de locatie heeft de bestemming ‘Bedrijf’ met de nadere functieaanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’. Niet in geschil is dat ter plaatse de realisatie van een short stay accommodatie in strijd is met het bestemmingsplan. Ook is niet in geschil dat er een verklaring van geen bedenkingen is vereist om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan. De raad heeft de verklaring van geen bedenkingen geweigerd. Volgens de raad is het realiseren van een short stay accommodatie in strijd met een goede ruimtelijke ordening, omdat er een kwetsbare gevoelige functie wordt gerealiseerd. Omdat de raad de verklaring van geen bedenkingen heeft geweigerd, heeft het college geen andere mogelijkheid dan de omgevingsvergunning te weigeren. De vraag die dan ook bij de rechtbank voorligt is of de raad de verklaring van geen bedenkingen in redelijkheid heeft kunnen weigeren, omdat het gebruik van de gronden in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
6.2.
Eiser heeft in de ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag het gebruik van de gronden voor een short stay accommodatie gekwalificeerd als logiesfunctie, terwijl de raad bij de beoordeling van de aanvraag is uitgegaan van een woonfunctie. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het hier gaat om short stay. In geschil is of de short stay accommodatie moet worden gekwalificeerd als een logiesfunctie of als een woonfunctie.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat het bestemmingsplan “Haarlemmermeer 2014” geen definitie kent van de begrippen ‘wonen’ en ‘logies’. Daarom heeft de raad bij de interpretatie daarvan aansluiting gezocht bij het algemeen spraakgebruik en gekeken naar ander beleid van de gemeente, zoals het Verblijfsaccommodatiebeleid gemeente Haarlemmermeer 2021-2025, het bestemmingplan “Badhoevedorp Lijnden Oost, Schipholweg 275” en de Nota startnotitie short stay. Volgens de raad is een logiesfunctie een gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben, terwijl bij een woonfunctie geen sprake is van tijdelijk verblijf maar van bewoning. Volgens de raad zijn de beoogde doelgroepen van eiser (starters op de woningmarkt, studenten, senioren, spoedzoekers, werkende jongeren, doorstromers, budget expats, arbeidsmigranten, promovendi) personen waarvan op voorhand gesteld kan worden dat het niet aannemelijk is dat zij het gebouw na zes maanden zullen verlaten omdat de woonbehoefte er dan nog steeds is. Bovendien hebben deze doelgroepen onder normale omstandigheden niet elders hun hoofdverblijf. Om deze reden heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat het gebruik van de short stay accommodatie kwalificeert als een woonfunctie. De rechtbank is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Dat betekent dat eiser het voornemen heeft een kwetsbare gevoelige functie te realiseren. Gelet op de locatie gelegen direct naast de A9 hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het realiseren van een short stay accommodatie op deze locatie in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
6.4.
Indien en voor zover eiser zou moeten worden gevolgd in zijn stelling dat de short stay accommodatie moet worden gekwalificeerd als een logiesfunctie, dan biedt dat eiser geen soelaas. Het Verblijfsaccommodatiebeleid gemeente Haarlemmermeer 2021-2025 dat hier van toepassing is, gaat over allerlei vormen van verblijfsaccommodatie met een logiesfunctie met een toeristische inslag. Short stay valt binnen dit kader, mits gerelateerd aan een (appartementen)hotel. Daarvan is hier geen sprake en dat betekent dat de door eiser gewenste short stay accommodatie ook niet onder dit beleid valt. Dat het beleid inzake short stay in ontwikkeling is, gezien de Nota startnotitie short stay, leidt niet tot een ander oordeel. Op dit moment is nog onvoldoende zicht erop dat dit beleid in het voordeel van eiser zal worden uitgebreid.
6.5.
Ook het betoog van eiser dat het begrip ‘short stay’ al eerder in het bestemmingsplan “Badhoevedorp Lijnden Oost, Schipholweg 275” als zelfstandige functie is gedefinieerd en dat de raad er daarom ten onrechte aan is voorbijgegaan dat aan deze logiesvorm een zelfstandige betekenis, niet zijnde wonen of logies, toekomt, treft geen doel. Op zichzelf heeft eiser gelijk dat de aanvraag van een short stay accommodatie past binnen de definiëring daarvan in het bestemmingsplan “Badhoevedorp Lijnden Oost, Schipholweg 275”. Dat kan evenwel geen afbreuk doen aan het in het onderhavige geval toepasselijke beoordelingskader waarbij niet doorslaggevend is of de aangevraagde short stay accommodatie in overeenstemming is met het begrip ‘short stay’ in het bestemmingsplan “Badhoevedorp Lijnden Oost, Schipholweg 275”, maar of de realisatie van de short stay accommodatie op de geplande locatie in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Zoals hiervoor reeds is overwogen, heeft de raad zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat daarvan in het onderhavige geval sprake is. Dat dat anders ligt in een ander deel van de gemeente, binnen de reikwijdte van een ander bestemmingsplan en overigens ook binnen een andere bestemming, namelijk ‘Gemengd’, maakt niet dat de raad daarom bij de invulling van haar beleidsruimte de ruimtelijke impact van de aangevraagde short stay accommodatie aan de Sloterweg niet op zijn eigen merites heeft mogen waarderen. Dat dit zuur is voor eiser valt te begrijpen, maar in het geval van het begrip ‘short stay’ in het bestemmingsplan “Badhoevedorp Lijnden Oost, Schipholweg 275” gaat het om een in dat bestemmingsplan opgenomen algemeen verbindend voorschrift waaraan de raad en het college zijn gebonden, terwijl het in het onderhavige geval gaat om een met een ruime mate van beleidsruimte omgeven afwijkingsbevoegdheid welke door de bestuursrechter terughoudend dient te worden getoetst.
6.6.
Tot slot verschillen partijen ook nog over andere punten van mening, maar de rechtbank laat dit buiten beschouwing omdat dit verder niet tot een ander oordeel kan leiden.

Conclusie en gevolgen

7.1.
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op eisers aanvraag is niet-ontvankelijk, omdat eiser geen feitelijk belang meer heeft bij een uitspraak op dit punt.
7.2.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk; en
  • verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
26 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.