ECLI:NL:RBNHO:2024:13302

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
11089587 \ CV EXPL 24-1307
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een keuken met gebreken en de gevolgen van ontbinding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Alkmaar op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en gedaagde partijen over een consumentenkoop van een keuken. De eiser, vertegenwoordigd door Klaverblad Rechtsbijstand Stichting, vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk was ontbonden, en in het geval dat dit niet het geval was, alsnog ontbinding van de overeenkomst. De eiser stelde dat de geleverde keuken niet voldeed aan de overeenkomst en dat er gebreken waren die niet tijdig waren hersteld door gedaagde partijen, die als voormalig vennoten van de keukenleverancier optraden. De gedaagde partijen voerden verweer en stelden dat zij de overeenkomst alsnog waren nagekomen door herstelwerkzaamheden uit te voeren.

De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet gerechtigd was om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, omdat de gedaagde partijen voldoende gelegenheid hadden gekregen om de gebreken te herstellen. De rechter concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat de gedaagde partijen in verzuim waren en dat de ontbinding van de overeenkomst op 12 december 2022 niet gerechtvaardigd was. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, evenals de nevenvorderingen tot schadevergoeding en terugbetaling van het aankoopbedrag. De gedaagde partijen werden in het ongelijk gesteld in hun tegenvordering tot betaling van het resterende factuurbedrag, omdat de eiser niet in verzuim verkeerde. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagde partijen, die ook in de kosten van de procedure werden veroordeeld.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over de uitvoering van overeenkomsten en de gevolgen van gebreken in de geleverde goederen. De rechter wees erop dat de eiser onvoldoende had onderbouwd welke gebreken nog openstonden en dat de gedaagde partijen niet in verzuim waren gekomen. Dit vonnis is een belangrijke reminder voor consumenten en leveranciers over hun rechten en plichten in het kader van consumentenkoop.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11089587 \ CV EXPL 24-1307 TB
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
verwerende partij tegen de tegenvordering,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Klaverblad Rechtsbijstand Stichting,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2]
procederend voor zichzelf en in hoedanigheid van voormalig vennoot van gedaagde sub 1,
te [plaats 3] ,
3.
[gedaagde 3]
procederend voor zichzelf en in hoedanigheid van voormalig vennoot van gedaagde sub 1,
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
eisende partijen met een tegenvordering,
hierna samen te noemen: [gedaagde 3] ,
gemachtigde: mr. M.K. Wehkamp.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 mei 2024
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
- het tussenvonnis van 31 juli 2024
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling van 24 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Op 31 augustus 2021 heeft [eiser] bij [gedaagde 3] een keuken gekocht voor de prijs van € 26.750,00 incl. btw inclusief levering en montage. [gedaagde 3] heeft hiervoor op 9 november 2021 een factuur aan [eiser] gestuurd, met vervaldatum 30 november 2021.
2.2.
Tussen partijen is overeengekomen dat de keuken tussen 1 en 3 december 2021 geplaatst zou worden. [eiser] heeft op 1 december 2021 een bedrag van € 21.400,00 aan [gedaagde 3] betaald, waarna [gedaagde 3] is overgegaan tot plaatsing van de keuken.
2.3.
Bij brief van 28 december 2021 heeft [eiser] een ingebrekestelling aan [gedaagde 3] gestuurd met daarin opgenomen de door [eiser] geconstateerde gebreken, met het verzoek om binnen één kalendermaand de overeengekomen werkzaamheden/afspraken alsnog op deugdelijke wijze uit te voeren.
2.4.
[gedaagde 3] heeft op 12 januari 2022 gereageerd op de e-mail van [eiser] en zij is ingegaan op de door [eiser] beschreven gebreken. [gedaagde 3] wil het een en ander oplossen en de keuken netjes afwerken.
2.5.
Bij e-mail van 1 februari 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] een aanvullende ingebrekestelling gestuurd aan [gedaagde 3] , waarbij [gedaagde 3] aansprakelijk wordt gesteld voor de geleden (gevolg)schade aan het stucwerk.
2.6.
In haar e-mail van 13 februari 2022 schrijft [gedaagde 3] het volgende: “
Zoals al eerder aangegeven aan [eiser] komen wij de besproken gebreken van de geplaatste keuken herstellen. (…) Wij gaan er nog van uit nog bericht te krijgen dat wij a.s. Dinsdag langs kunnen komen om de keuken volgens overeenkomst te komen afmonteren / opleveren en juridische stappen in dit stadium overbodig zijn.”.
2.7.
Op 15 februari 2022 heeft [gedaagde 3] een deel van het keukenblad vervangen en diverse werkzaamheden aan de keuken uitgevoerd.
2.8.
Op 16 februari 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde 3] een e-mail gestuurd met daarin opgenomen 31 door haar geconstateerde gebreken.
2.9.
Op 14 april 2022 heeft [naam] (hierna: [naam] ) in opdracht van [eiser] onderzoek gedaan naar de keuken. Beide partijen waren aanwezig bij het onderzoek. Zij heeft daarvan op 9 mei 2022 een rapportage uitgebracht. Kort samengevat is de conclusie van de deskundige dat de montage dramatisch slecht is uitgevoerd waardoor de keuken niet voldoet aan een redelijk verwachtingspatroon.
2.10.
Op 15 november 2022 heeft [gedaagde 3] [eiser] laten weten dat zij nog wil herstellen en dat zij het rapport wil ontvangen.
2.11.
Op 29 november 2022 heeft [gedaagde 3] [eiser] laten weten geen reactie te hebben ontvangen op de e-mail van 15 november 2022 en dat wordt geweigerd het rapport op te sturen. [gedaagde 3] wil [eiser] daarom nog een laatste aanbod doen. Ze brengen € 1.000,00 in mindering op het nog door [eiser] te betalen bedrag van € 5.350,00.
2.12.
Bij brief van 12 december 2022 heeft [eiser] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden, onder toezending van het rapport van [naam] . In reactie op die brief heeft [gedaagde 3] laten weten zelf ook te hebben geconstateerd dat de keuken niet geheel naar behoren is geplaatst en doet zij daarnaast een voorstel tot herstel.
2.13.
Bij e-mail van 24 februari 2023 heeft [eiser] [gedaagde 3] een laatste termijn gegeven om binnen twee weken tot terugbetaling over te gaan en de keuken te verwijderen.
2.14.
Bij e-mail van 9 maart 2023 heeft [gedaagde 3] nog een aanbod tot herstel gedaan. [gedaagde 3] heeft laten weten dat alle onderdelen klaarliggen om gemonteerd te worden, en dat de overige benodigdheden die in het rapport als gebrekkig zijn aangemerkt, opnieuw besteld moeten worden.
2.15.
Op 27 juli 2023 heeft [gedaagde 3] laten weten dat zij niet in verzuim verkeert en, zoals geschreven in de brieven van 12 januari 2023, 9 maart 2023, 15 juni 2023 en 4 juli 2023, de gebreken wil herstellen en dat er een monteur klaar staat. Verder schrijft [gedaagde 3] dat – indien sprake zou zijn van verzuim – de gestelde gebreken de ontbinding niet rechtvaardigen.
2.16.
Tussen partijen is vervolgens over en weer gecorrespondeerd over een plan van aanpak van herstel en is uiteindelijk overeenstemming bereikt over de uit te voeren werkzaamheden en de te bestellen onderdelen.
2.17.
Op 23 oktober 2023 is [gedaagde 3] gestart met het uitvoeren van herstelwerkzaamheden.
2.18.
Op 25 oktober 2023 om 11.54 uur heeft [eiser] [gedaagde 3] bericht dat niet alle materialen aanwezig zijn, dat er diverse onderdelen niet passen en dat er schade is geconstateerd aan de geleverde delen. [eiser] wil reactie voor 14.00 uur. Bij geen reactie zegt zij de afspraak met de leverancier van het keukenblad af.
2.19.
Op 25 oktober 2023 om 14.30 uur heeft [gedaagde 3] gereageerd dat [eiser] onredelijk korte termijnen hanteert. De monteurs van [gedaagde 3] zijn op dat moment aan het werk bij [eiser] . Het inmeten van het keukenblad in de middag kan doorgaan.
2.20.
Op 25 oktober 2023 om 20.54 uur heeft [gedaagde 3] inhoudelijk gereageerd. Zij constateert dat de afspraak met de leverancier van het keukenblad is afgezegd door [eiser] en meldt zij dat dit grote consequenties heeft. [gedaagde 3] laat verder weten dat zij volgens planning nog zal zorgdragen voor verdere montage van de keuken.
2.21.
Op 5 december 2023 heeft [eiser] per e-mail aan [gedaagde 3] geschreven dat er nog altijd gebreken bestaan en dat er na het laatste bezoek nog meer gebreken zijn bijgekomen en dat [eiser] gevolgschade lijdt. [eiser] verwijst naar de brief van 12 december 2022 waarin zij de overeenkomst heeft ontbonden. Zij zal via deze brief alsnog haar rechten ten aanzien van de ontbinding uitoefenen. [gedaagde 3] krijgt nog eenmaal de gelegenheid om € 21.400,00 te betalen en de keuken in zijn geheel te verwijderen, met inbegrip van herstel van het stucwerk.
2.22.
Bij brief van 22 december 2023 heeft [gedaagde 3] gereageerd dat [eiser] in verzuim verkeert en dat zij niet zal overgaan tot terugbetaling van het aankoopbedrag.

3.Het geschil

de vordering
3.1.
[eiser] vordert – kort weergegeven – primair 1) een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is ontbonden, 2) voor zover de koopovereenkomst tussen partijen niet buitengerechtelijk zou zijn ontbonden, de koopovereenkomst alsnog te ontbinden en 3) om [gedaagde 3] te veroordelen om € 21.400,00 aan [eiser] (terug) te betalen. Subsidiair vordert [eiser] om [gedaagde 3] te veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst door de keuken alsnog deugdelijk te herstellen en af te maken binnen een termijn van één maand na betekening van dit vonnis. Zowel primair als subsidiair vordert [eiser] om [gedaagde 3] te veroordelen tot betaling van de geleden schade ter hoogte van € 800,00 en rente en kosten, met veroordeling van [gedaagde 3] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de afgeleverde keuken niet beantwoordt aan de tussen partijen gesloten koopovereenkomst. De keuken bevat vele gebreken waarvoor [gedaagde 3] in gebreke is gesteld. Ter onderbouwing van de gebreken verwijst [eiser] naar rapporten van de door haar ingeschakelde deskundigen. [eiser] heeft [gedaagde 3] een redelijke termijn geboden om de keuken te herstellen en af te maken, maar zij heeft nagelaten binnen redelijke termijn voor herstel zorg te dragen. De tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde 3] rechtvaardigen daarom een ontbinding. Omdat [gedaagde 3] in verzuim is, heeft [eiser] recht op wettelijke rente en een vergoeding van de buitengerechtelijk incassokosten. [eiser] heeft daarnaast door toedoen van [gedaagde 3] gevolgschade geleden waarvoor [gedaagde 3] schadeplichtig is.
3.3.
[gedaagde 3] voert verweer. Zij voert – samengevat – in de eerste plaats aan dat [gedaagde 3] herstel- en vervangingswerkzaamheden heeft verricht en de overeenkomst alsnog is nagekomen zodat er geen rechtsgrond voor ontbinding bestaat. Subsidiair is [gedaagde 3] van mening dat zij niet in verzuim verkeerde op het moment dat de koopovereenkomst werd ontbonden. Inzien wel sprake is van verzuim voert zij aan dat zij haar verzuim heeft gezuiverd omdat nog behoorlijk is nagekomen in augustus 2023 dan wel in oktober 2023. [gedaagde 3] is daarna niet meer in gebreke gesteld. Mocht sprake zijn van een tekortkoming dan is het standpunt dat het om een geringe tekortkoming gaat en dat die geringe tekortkoming geenszins ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt.
de tegenvordering
3.4.
[gedaagde 3] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 5.350,00, met rente en kosten. Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [eiser] 20% van het factuurbedrag onbetaald heeft gelaten. [gedaagde 3] heeft meermaals geprobeerd om de werkzaamheden af te ronden, maar [eiser] heeft daartoe de medewerking niet verleend. [eiser] is gehouden het resterende bedrag aan [gedaagde 3] te voldoen. Omdat [eiser] in verzuim is, heeft [gedaagde 3] recht op wettelijke rente en een vergoeding van de buitengerechtelijk incassokosten.

4.De beoordeling

de vordering
4.1.
Vooropgesteld wordt dat de overeenkomst tussen partijen aangemerkt moet worden als een consumentenkoop. Omdat er sprake is van consumentenkoop zijn de bepalingen daarover in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) op de overeenkomst van toepassing.
Ontbinding van de overeenkomst
4.2.
Ten aanzien van de primaire vorderingen van [eiser] – een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden en voor zover niet rechtsgeldig buitengerechtelijk de koopovereenkomst is ontbonden, de koopovereenkomst alsnog te ontbinden – overweegt de kantonrechter het navolgende.
4.3.
Geoordeeld wordt dat in het midden kan blijven of er daadwerkelijk sprake is van non-conformiteit omdat de vorderingen van [eiser] ook als er sprake is van non-conformiteit afgewezen moeten worden. De bevoegdheid tot ontbinding [1] ontstaat – omdat nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is – pas wanneer de schuldenaar in verzuim is [2] . De verplichting om tot schadevergoeding over te gaan ontstaat ook – omdat nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is – pas in geval van verzuim van de schuldenaar [3] . Het verzuim treedt in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft [4] .
4.4.
Van belang is dus of [gedaagde 3] voldoende de gelegenheid heeft gehad om de vermeende gebreken te herstellen. Vast staat dat [eiser] [gedaagde 3] op 28 december 2021 een ingebrekestelling heeft gestuurd waarin zij [gedaagde 3] een maand de tijd heeft gegeven om de in die brief beschreven gebreken te herstellen. In reactie op die brief biedt [gedaagde 3] op 12 januari 2022 aan om over te gaan tot herstelwerkzaamheden aan de keuken. In plaats van eerst de herstelwerkzaamheden af te wachten wendt [eiser] zich in de tussentijd tot haar gemachtigde die op 1 februari 2022 nog een aanvullende ingebrekestelling stuurt aan [gedaagde 3] . [gedaagde 3] gaat op 15 februari 2022 over tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden en het vervangen van het keukenblad. Hoewel [eiser] niet tevreden is over de door [gedaagde 3] verrichtte herstelwerkzaamheden en zij de volgende dag een lijst met 31 herstelpunten aan [gedaagde 3] mailt, verbindt zij daar verder geen gevolgen aan. [eiser] schakelt vervolgens de deskundige [naam] in die op 14 april 2022 in aanwezigheid van beide partijen onderzoek doet naar de klachten van [eiser] . [naam] brengt daarvan op 9 mei 2022 een rapport uit. Ondanks het uitbrengen van dit rapport is het tussen 14 april 2022 en 15 november 2022 stil tussen partijen. [eiser] heeft niet de moeite genomen om [gedaagde 3] binnen een redelijke termijn na ontvangst van het rapport op de hoogte brengen van het deskundigenrapport. Het is [gedaagde 3] die een half jaar later op 15 november 2022 zelf om het rapport moet vragen bij [eiser] . [eiser] reageert weliswaar op 12 december 2022, maar zij reageert met de mededeling dat zij de overeenkomst buitengerechtelijk ontbindt, onder verwijzing naar het bijgevoegde deskundigenrapport. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] op dat moment niet gerechtigd was om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Uit hoe partijen zich tegenover elkaar hebben gedragen blijkt niet dat partijen in de veronderstelling waren dat [gedaagde 3] niet meer zou overgaan tot herstel. Te meer omdat [eiser] nadat zij [gedaagde 3] in gebreke heeft gesteld en niet tevreden was over de herstelpoging door [gedaagde 3] zelf een deskundige heeft ingeschakeld om onderzoek te doen naar de gebreken en [gedaagde 3] nog heeft aangeboden om een en ander te herstellen. Ontbinding van de koopovereenkomst was op dat moment te snel. Nakoming was nog mogelijk en daarom was [gedaagde 3] op 12 december 2022 dus nog niet in verzuim.
4.5.
Ook na de ontbindingsverklaring van 12 december 2022 hebben partijen nog afspraken gemaakt over herstelwerkzaamheden en hebben zij zich dus niet gedragen alsof de overeenkomst op 12 december 2022 was ontbonden. Nadat [eiser] opnieuw niet tevreden was over de door [gedaagde 3] verrichtte herstelwerkzaamheden heeft zij op 5 december 2023 een brief gestuurd aan [gedaagde 3] waarin zij onder meer de buitengerechtelijke ontbinding van 12 december 2022 herhaalt. Echter, gelet op wat hiervoor is overwogen was de ontbinding op 12 december 2022 niet gerechtvaardigd en betekent dit dat de brief van 5 december 2023 dan ook geen werking toekomt. Voor zover [eiser] van mening is dat de brief van 5 december 2023 als een zelfstandige ontbindingsverklaring moet gelden, geldt dat niet is gebleken dat [gedaagde 3] opnieuw in gebreke is gesteld en in verzuim is komen te verkeren.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [eiser] de tussen partijen gesloten overeenkomst niet buitengerechtelijk mocht ontbinden op 12 december 2022, zodat de primair onder 1 gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
4.7.
Ook de vordering dat de kantonrechter de overeenkomst alsnog ontbindt (de primaire vordering onder 2) zal worden afgewezen. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.8.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat niet van haar verwacht had mogen worden dat [gedaagde 3] nog zou nakomen en dat [gedaagde 3] in verzuim is geraakt omdat partijen een fatale termijn waren overeengekomen (met uitzondering van het keukenblad). Een nieuwe ingebrekestelling was daarom niet vereist, aldus [eiser] . Volgens [eiser] moet gelet op de gebreken de overeenkomst alsnog worden ontbonden. De kantonrechter volgt haar niet in die stelling. Zij heeft onvoldoende onderbouwd welke gebreken uit het rapport van [naam] nog nakoming behoeven en welke klachten daarna zijn ontstaan. [gedaagde 3] heeft in oktober 2023 herstel- en vervangingswerkzaamheden verricht, waarna [eiser] op 5 december 2023 nogmaals de buitengerechtelijke ontbinding van 12 december 2022 herhaald en zij een opsomming geeft van de gestelde gebreken. Die opsomming is door [gedaagde 3] gemotiveerd betwist. Ook op de zitting kon [eiser] desgevraagd niet concreet maken welke gebreken wel en niet opgelost waren. Dit mocht wel van haar worden verwacht. Het is niet aan de kantonrechter om daarnaar op zoek te gaan in de producties. Het is aan [eiser] om de stelling waarop haar vordering berust te concretiseren en te onderbouwen en dat heeft zij niet dan wel onvoldoende gedaan.
4.9.
Ook het standpunt dat sprake is van een fatale termijn volgt de kantonrechter niet. Uitgangspunt is dat een termijn moet zijn overeengekomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid moet voortvloeien uit de aard van de overeenkomst in verband met de omstandigheden van het geval [5] .
4.10.
[eiser] heeft gesteld dat zij met [gedaagde 3] een fatale termijn heeft afgesproken voor herplaatsing van de keuken en zij verwijst daarvoor naar de e-mail van 6 oktober 2023. [gedaagde 3] betwist dat zij met [eiser] een fatale termijn is overeengekomen. Volgens [gedaagde 3] ging het om een planning en wordt een planning niet automatisch beschouwd als een fatale termijn waardoor geen ingebrekestelling vereist is. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat een ‘voor de voldoening bepaalde termijn’ met [gedaagde 3] is overeengekomen. Dit volgt niet uit de e-mailwisseling tussen [eiser] en [gedaagde 3] en anders dan [eiser] stelt volgt het fatale karakter niet uit de data in de planning waarmee zij bekend was. Een planning duidt uit de aard der zaak op een streven om naar een bepaalde datum toe te werken en behelst dus (juist) geen fatale termijn. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan dus niet worden gezegd dat [gedaagde 3] tekort is geschoten doordat zij een fatale termijn voor oplevering niet heeft gehaald. Omdat geen fatale opleverdatum was overeengekomen, was voor zover sprake zou zijn van gebreken, nakoming door [gedaagde 3] in beginsel nog mogelijk.
4.11.
Daar komt bij dat de kantonrechter ten aanzien van het keukenblad van oordeel is dat [gedaagde 3] een onredelijk korte termijn is gegeven om tot herstel over te gaan. In oktober 2023 heeft [gedaagde 3] herstel- en vervangingswerkzaamheden verricht en omdat [eiser] van mening was dat de gemaakte afspraken waren geschonden en de fatale termijn ten aanzien van de herstelwerkzaamheden was verstreken – wat dus niet het geval was – heeft zij op 25 oktober 2023 om 11.54 uur per e-mail om een compensatie verzocht en schrijft zij bovendien dat als niet voor 14.00 uur wordt gereageerd, [eiser] de afspraak met de leverancier van het keukenblad zal annuleren. [gedaagde 3] reageert om 14.30 uur op die e-mail dat zij nog inhoudelijk zal reageren, maar dat het inmeten van het keukenblad gewoon door kan gaan, omdat dat los staat van de overige werkzaamheden. In reactie op die e-mail heeft [eiser] om 15.56 uur onder meer laten weten de afspraak met de leverancier van het keukenblad te hebben afgezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter was deze termijn onredelijk kort. [gedaagde 3] is dus niet in verzuim komen te verkeren.
4.12.
Gelet op het vorenstaande is de conclusie dat de kantonrechter de koopovereenkomst niet alsnog zal ontbinden.
4.13.
Omdat de primaire vorderingen onder 1 en 2 zullen worden afgewezen leidt dit ertoe dat ook de vordering tot terugbetaling van de kosten van de keuken van € 21.400,00 (primaire vordering onder 3) wordt afgewezen.
Nakoming van de overeenkomst
4.14.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering – nakoming van de overeenkomst – overweegt de kantonrechter dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd welke gebreken nog openstaan die onderdeel waren van de overeenkomst. Het betreft een dermate niet concrete, open en onduidelijke vordering dat de kantonrechter deze niet kan toewijzen. Het had op de weg van [eiser] gelegen om concreet te maken welke gebreken nog openstaan en onderdeel waren van de overeenkomst waarvan ze nakoming vraagt. Dat heeft zij niet gedaan. Daarmee is deze vordering te onbepaald om [gedaagde 3] te veroordelen om alsnog deugdelijk te herstellen en de keuken af te maken.
4.15.
Dit leidt ertoe dat de door [eiser] aangevoerde subsidiaire grondslag niet tot toewijzing van de subsidiaire vordering kan leiden.
Gevolgschade
4.16.
[eiser] stelt gevolgschade te hebben geleden door toedoen van [gedaagde 3] en omdat [gedaagde 3] toerekenbaar tekort is geschoten is [gedaagde 3] schadeplichtig voor de veroorzaakte gevolgschade, begroot op € 800,00. Dit, omdat het werkblad moest worden ingehakt in de muur. [gedaagde 3] moet deze schade vergoeden, aldus [eiser] . [gedaagde 3] betwist dat zij schadeplichtig is. De keuken wordt met een opstaande rand afgewerkt en daardoor is de door [gedaagde 3] verrichtte ingreep niet zichtbaar. Dit volgt ook uit foto’s van de eerste plaatsing van de keuken waarop geen schade aan het stucwerk op de muur te zien is.
4.17.
Ter onderbouwing van de schade en het feit dat [gedaagde 3] daarvoor aansprakelijk is, verwijst [eiser] naar het deskundigenrapport. Uit het deskundigenrapport blijkt dat [naam] de schade aan het stucwerk niet zelf heeft waargenomen omdat de spatranden ervoor zijn geplaatst. Dat het keukenblad passend is gemaakt en daarvoor een sleuf in de muur is aangebracht, wil nog op zichzelf niet zeggen dat er sprake is van schade. De gemaakte inkeping is niet zichtbaar door de geplaatste spatranden. Welke schade Van den Burg hierdoor heeft geleden, heeft zij niet afdoende gesteld. Het opnieuw laten stucen van de muren is slechts aan de orde als de keuken zou worden gedemonteerd en dat is niet het geval. De vordering tot vergoeding van de gevolgschade zal dan ook worden afgewezen.
Conclusie
4.18.
Dit alles leidt ertoe dat de vordering zal worden afgewezen. Ook de nevenvorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
4.19.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde 3] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
de tegenvordering
4.21.
[gedaagde 3] vordert betaling van het restantbedrag van de factuur, te weten € 5.350,00. De kantonrechter wijst de vordering af omdat [eiser] niet in verzuim verkeert. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.22.
Op de factuur van 9 november 2021 is weliswaar als vervaldatum 30 november 2021 opgenomen, maar hiervoor geldt dat partijen zijn afgeweken van de vervaldatum. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat tussen hen nadere afspraken zijn gemaakt over betaling van de factuur. Wel bestaat tussen partijen discussie over wat die afwijkende afspraak inhoudt. [gedaagde 3] stelt dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] op 1 december 2021 80% van het factuurbedrag zou overmaken (wat zij heeft gedaan) en het resterende bedrag van 20% op 3 december 2021. [eiser] betwist de stelling dat afgesproken is dat 20% op 3 december 2021 zou worden betaald. Zij zou het restant betalen als de keuken af was en afgesproken was dat de keuken op 3 december 2021 af was. De keuken was niet gereed op die datum zodat [eiser] niet is overgegaan tot betaling van het restantbedrag van 20%. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiser] is niet komen vast te staan dat [eiser] op 3 december 2021 het restant zou betalen. [eiser] is daarom niet op 3 december 2021 in verzuim is komen te verkeren. Een andere verzuimdatum is niet gesteld of gebleken. Omdat geen sprake is van verzuim zal de vordering worden afgewezen.
4.23.
[gedaagde 3] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
339,00
(2 punten × factor 0,5 × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
474,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald.
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van [gedaagde 3] af,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 3] in de proceskosten van € 474,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 3] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.

Voetnoten

1.Artikel 7:22 BW.
2.Artikel 6:265 lid 2 BW.
3.Artikel 6:74 lid 2 BW.
4.Artikel 6:82 BW.
5.Artikel 6:83 aanhef en onder a BW.