ECLI:NL:RBNHO:2024:13298
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding wegens gebreken in gehuurde woning
In deze zaak vordert eiser, een huurder, schadevergoeding van de stichting Woonwaard Noord-Kennemerland wegens gebreken in de door haar gehuurde woning. Eiser stelt dat zij sinds 2019 schade heeft geleden door problemen met de douche en stank- en vochtoverlast. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat eiser de gestelde gebreken niet voldoende heeft onderbouwd. De procedure begon met een dagvaarding op 23 mei 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord op 14 augustus 2024 en een tussenvonnis op 28 augustus 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 november 2024 zijn de feiten en stellingen van beide partijen besproken. Eiser huurt sinds 27 augustus 2019 een woning van Woonwaard voor € 652,52 per maand. Eiser heeft in maart 2023 een verzoek tot tijdelijke huurprijsverlaging ingediend, maar de Huurcommissie oordeelde dat er geen ernstige gebreken waren. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 9.900,00, maar de kantonrechter oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor de gebreken en dat Woonwaard adequaat had gereageerd op de klachten. De kantonrechter wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde haar in de proceskosten van € 813,00.