ECLI:NL:RBNHO:2024:13288

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
C/15/338463 / HA ZA 23-210
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Letselschade na verkeersongeval met auto; causaal verband en benoeming neuroloog voor deskundigenonderzoek

In deze zaak gaat het om een letselschadeclaim van [eiseres] die op 25 juni 2020 betrokken raakte bij een verkeersongeval op de Prins Bernhardlaan te Haarlem. De door [eiseres] bestuurde auto werd van achteren aangereden door een voertuig dat verzekerd was bij Achmea. Achmea heeft de aansprakelijkheid erkend, maar betwist de omvang van de schade en het causaal verband tussen het ongeval en de klachten van [eiseres]. Tijdens de procedure heeft [eiseres] diverse medische klachten geuit, waaronder hoofdpijn, nek- en schouderpijn, en concentratieproblemen, die zij aan het ongeval toeschrijft. Achmea heeft tot nu toe € 16.000 aan voorschotten betaald, maar stelt dat dit voldoende is en dat er geen verdere schadevergoeding verschuldigd is.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis op 11 december 2024 besloten dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden door een neuroloog om de causaliteit van de klachten van [eiseres] te beoordelen. De rechtbank heeft dr. A. Verrips benoemd als deskundige en het voorschot op de kosten van het onderzoek vastgesteld op € 6.527,95. De zaak is aangehouden voor het deskundigenonderzoek, waarna partijen hun conclusies kunnen trekken op basis van de bevindingen van de neuroloog. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat verdere beslissingen worden aangehouden tot na het deskundigenbericht.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/338463 / HA ZA 23-210
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres],
advocaat: mr. B. Wernik te Haarlem,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
te Apeldoorn,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Achmea,
advocaat: mr. S.D. Palper te Arnhem.
De zaak in het kort
[eiseres] is op 25 juni 2020 betrokken geraakt bij een verkeersongeval op de Prins Bernhardlaan te Haarlem. De door [eiseres] bestuurde personenauto werd van achteren aangereden door een personenauto die verzekerd was bij Achmea. Achmea heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
[eiseres] stelt dat het ongeval bij haar voortdurende klachten heeft veroorzaakt die tot beperkingen in het dagelijks leven hebben geleid, waardoor zij onder meer niet meer in staat om haar werkzaamheden volledig uit te voeren. Volgens [eiseres] is Achmea gehouden (een voorschot op) de schade die zij lijdt en heeft geleden, te vergoeden. Achmea betwist dat alle door [eiseres] geuite klachten het gevolg zijn van het ongeval en dat de schade van [eiseres] het bedrag overstijgt dat al aan voorschotten is betaald.
Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak zijn partijen overeengekomen dat een neurologische expertise moet plaatsvinden. De rechtbank beveelt in dit tussenvonnis een deskundigenonderzoek met benoeming van een neuroloog als deskundige.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 maart 2023 met producties 1-25;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1-7;
- de conclusie van antwoord in reconventie met een productie;
- het tussenvonnis van 30 augustus 2023, waarbij de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen.
1.2. Op 7 februari 2024 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Op de zitting zijn verschenen [eiseres], vergezeld door mr. B. Wernik, en namens Achmea [juridisch adviseur], juridisch adviseur bij Achmea, vergezeld door mr. S.D. Palper.
1.3. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Palper heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij ter zitting aan de rechtbank heeft overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.4. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rol van 6 maart 2024 voor het nemen van een akte uitlating deskundigenbericht door beide partijen. Op 6 maart 2024 is op verzoek van partijen de zaak voor nog twee weken aangehouden. Op de rol van 20 maart 2024 is de zaak - na een nieuw uitstelverzoek van partijen - verwezen naar de parkeerrol van 2 oktober 2024.
1.5. Op 2 oktober 2024 heeft Achmea aangegeven dat zij wil voortprocederen. De zaak is vervolgens naar de rol van 30 oktober 2024 verwezen voor een akte uitlating deskundigenbericht door beide partijen.
1.6. Op de rol van 30 oktober 2024 hebben beide partijen een akte met producties genomen.
1.7. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

Algemeen
2.1. Op 25 juni 2020 is [eiseres], op dat moment 49 jaar, betrokken geraakt bij een verkeersongeval op de Prins Bernhardlaan te Haarlem. De door [eiseres] bestuurde personenauto werd van achteren aangereden door een personenauto die in het kader van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen verzekerd was bij Achmea. Achmea heeft de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval erkend.
Medische gegevens
2.2. [eiseres] heeft op 25 juni 2020 haar huisarts bezocht. In het huisartsenjournaal is over dit bezoek het volgende vermeld, voor zover van belang:
SBrandend gevoel in hoofd en bij billen een brandend gevoel (..)SHeeft eerder dergelijke aanrijding gehad, kent fenomeen, nu niet echt bang dat er iets gebroken is of neurologische uitval oid. Weet dat haar spieren nu al helemaal aan het verkrampen zijn. (..)O(..) Wk cercvicaal mn bovenste deel geheel gevoelig, niet specifieke drukpijn, kan wel redelijk bewegen, m trap en gehele bovenrug al helemaal stram bdz. met li meest drukpijn bij onderrand schedel. Tintelingen handen, maar heeft dat altijd bij CTS, nu niet anders dan anders. Reflex armen symm op te wekken, bdz erg makkelijk (spierspanning denk ik) Onderrug drukpijnlijk lumbaal en sacraal, niet specifiek ergens drukpijn, geen radiculaire prikkeling, geen asdruk bekken (..)P(..)NB bij vorige ongeluk psycholoog voor ptss klachten, hoopt nu voldoende ervaring uit vorige ongeval..maar laagdrempelig EMDR of psychologische hulp als dat nodig is.”
2.3. Op 26 juni 2020 heeft [eiseres] aan de huisarts meegedeeld dat zij nog veel hoofdpijn, brandende pijn vanuit de kaken naar het gezicht en pijn van de nek naar de arm aan de linkerzijde heeft, maar geen uitvalsverschijnselen.
2.4. Op 29 juni 2020 heeft [eiseres] de huisarts bezocht met aanhoudende klachten aan haar hoofd en bovenlijf (stijve nek en schouders), doortrekkend naar het gelaat. Ook bewegen met ogen doet zeer. [eiseres] herkent het ‘allemaal als whiplash klachten zoals vorige keer’.
2.5. De huisarts heeft [eiseres] verwezen naar een fysio- en manueeltherapeut. [eiseres] is op 9 juli 2020 onder behandeling gekomen van fysio- en manueeltherapeut B.F. Berkhof (hierna: Berkhof).
2.6. De huisarts heeft [eiseres] op 30 juli 2020 verwezen naar een neuroloog in verband met aanhoudende pijnklachten van de nek, schouder en bovenrug.
2.7. Op 14 augustus 2020 is [eiseres] gezien op de polikliniek neurologie van het Spaarne Gasthuis. Op 21 augustus 2020 heeft [eiseres] een MRI Cervicale Wervelkolom (CWK) gehad. Deze scan heeft geen hernia, geen wortelcompressie en geen myelopathie laten zien.
Neuroloog dr. M. Eurelings (hierna: Eurelings) is op 27 augustus 2020 tot de volgende conclusie gekomen:
“49-jarige patiënte met na flexie-extensie trauma tgv aanrijding nekpijn uitstraling in de armen met bandgevoel hoog om de thorax kramp in de kuiten en mictieproblemen zonder aanwijzingen voor myelumcompressie cervicaal dd klachten na meyelumcontusie bij flexie extensietrauma.”
2.8. [eiseres] is op 28 augustus 2020 door neuroloog Eurelings verwezen naar een revalidatiearts voor beoordeling en advies
in verband met ernstige posttraumatische klachten na flexie extensietrauma’.
2.9. Op 17 september 2020 is [eiseres] gezien op de polikliniek revalidatiegeneeskunde van het Spaarne Gasthuis. [eiseres] heeft melding gemaakt van aanhoudende heftige klachten aan het hoofd, de nek, de schouders, de armen en rug, tinteling in beide armen tot in alle vingers, regelmatig wakker worden van deze klachten en verminderde concentratie en geheugen. Na onderzoek door revalidatiearts J.C.M. van der Zon (hierna: Van der Zon) is [eiseres] aangemeld voor een medisch-specialistisch revalidatietraject (een dagbehandeling) in het Spaarne Gasthuis.
2.10. Op 13 oktober 2020 heeft fysio- en manueeltherapeut Berkhof het volgende gerapporteerd over de behandeling van [eiseres]
“Klachten passend bij WAD gr 2 conform richtlijn KNGF WAD. Bij binnenkomst last van ernstige functionele beperkingen in de CWK en ThWk uitend als bewegingsbeperking in alle richtingen met veel pijn. (..) Hoofdpijn (..) lijkt te imponeren vanuit de CWK. Duizeligheid en concentratie stoornissen. Snel extreem vermoeid. Slaapproblemen. (..) Bij mw [eiseres] schat ik de prognose gezien het huidige beloop op lange termijn matig in.(..)”
2.11. Op 27 oktober 2020 heeft [eiseres] in Turkije neuroloog dr. A. Yilmaz (hierna: Yilmaz) bezocht vanwege toenemende pijnklachten aan haar arm. Er is een MRI gemaakt en bloedonderzoek verricht. De huisarts heeft hierover in het huisartsenjournaal van 5 november 2020 het volgende genoteerd:
“Komt zelfde diagnose uit; afplatting cercivaal, met enige bulging discus, maar geen bedreigde zenuw. Verder beeld passend bij fibromyalgie. Kreeg Duloxetine 30mg voorgeschreven, gebruikt nu 1 week, gevoel dat haar hoofd hiermee iets helderder is. Nog wel fors pijn arm. Werkt weer, maar wel echt met handrem erop, alleen in de ochtend. (..)”
2.12. Op 2 december 2020 heeft [eiseres] zich bij de huisarts gemeld vanwege aanhoudende nek- en schouderklachten, met klachten van misselijkheid erbij en zwakte in beide armen. De huisarts concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor een bijkomend nieuw probleem.
2.13. In december 2020 is [eiseres] gestart met de revalidatie-dagbehandeling in het Spaarne Gasthuis.
2.14. In december 2020, januari 2021 en februari 2021 heeft [eiseres] de huisarts meermalen gesproken over haar klachten van hoofdpijn, nek- en schouderpijn, tintelingen in armen en benen, misselijkheid en duizeligheid. De huisarts heeft [eiseres] moed ingesproken en verwachtte verbetering door het revalidatietraject.
2.15. Revalidatiearts Van der Zon heeft na afronding van het revalidatietraject op 22 februari 2021 het volgende geconcludeerd:
“De klachten van mevrouw zijn niet afgenomen, eerder meer last en bijkomende klachten. Lukt niet om grip op de klachten te krijgen. Therapie kost haar meer energie dan dat het wat oplevert. Mevrouw gaf aan wel geleerd te hebben minder paniekerig met haar klachten om te gaan en overweegt minder te gaan werken en meer aandacht aan haar gezondheid te besteden.
BeleidHier werd afgerond. Mevrouw maakt zelf een controle afspraak bij de neuroloog.”
2.16. In maart 2021 heeft de huisarts, na overleg met revalidatiearts Van der Zon, [eiseres] vanwege haar pijnklachten en zorgen verwezen naar oefentherapeut Mensendieck E. Szilagyi (hierna: Szilagyi) en naar psycholoog C. Grütter (hierna: Grütter).
2.17. Op 6 april 2021 heeft [eiseres] aan de huisarts de bloeduitslag uit Turkije gestuurd in verband met fibromyalgie. De huisarts heeft op 7 april 2021 in het huisartsenjournaal genoteerd de beoordeling van neuroloog Eurelings over de MRI en de lab uitslagen uit Turkije af te wachten en eventueel daarna [eiseres] te verwijzen naar een reumatoloog.
2.18. Op 30 april 2021 heeft de huisarts neuroloog Eurelings gevraagd om tussentijds medicatie advies in verband met een verdenking van een posttraumatische dystrofie arm.
2.19. Op 20 mei 2021 heeft neuroloog Eurelings telefonisch de MRI CWK uit Turkije met [eiseres] besproken (geen verklarende afwijkingen) en een beoordeling door de revalidatiearts geadviseerd in verband met een verdenking van dystrofie of CRPS.
2.20. Revalidatiearts Van der Zon heeft [eiseres] op 2 juni 2021 onderzocht op de polikliniek revalidatiegeneeskunde en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor een CRPS beeld dat gericht aangepakt kan worden, maar dat het beeld breder is zoals eerder werd gezien binnen voorafgaand traject.
2.21. Bij brief van 14 juni 2021 heeft de huisarts [eiseres] verwezen naar een reumatoloog met de
‘vraagstelling meedenken in pijnsyndroom, uitsluiten inflamatoir beeld’.
2.22. Op 13 augustus 2021 heeft [eiseres] reumatoloog S.M. Kuipers (hierna: Kuipers) van het Spaarne Gasthuis bezocht. Reden van controle: bespreken uitslagen (laboratoriumonderzoek op 23 juli 2021), conclusie en beleid.
Kuipers heeft hierover in haar brief van 13 augustus 2021 aan de huisarts van [eiseres] het volgende gerapporteerd, voor zover van belang:
“(..) Bespreking: sinds een jaar pijn over hele lichaam met elektrische schokken, hyperesthesie. Moeheid, concentratieproblemen, hoofdpijn. Ontstaan na aanrijding met auto. Reeds beoordeeld door neuroloog welke geen onderliggende oorzaak kon vaststellennaast extreme siccaklachten geen andere auto immuunfenomenen. Meest waarschijnlijk door antidepressiva veroorzaakt
bij lichamelijk onderzoek geen artritis, hele lichaam pijnlijk, hyperesthesie wat patient dan ook voelt in rest van lichaam bij aanraken van een kleine stukje huid, laboratoriumonderzoek inclusief reumafactor anti ccp en ena niet afwijkend.Geen aanwijzingen voor inflamm reumatologische lijden voor haar klachten. iig hypersensitatie
Beleid: (..)met patiënt besproken dat er nu geen auto immuunziekte of gewrichtstrauma is als verklaring voor haar klachten
revisie; geen”
2.23. [eiseres] is op 5 augustus 2021 opnieuw bij neuroloog Yilmaz in Turkije geweest voor een MRI van haar nek.
2.24. Neuroloog Eurelings heeft [eiseres] op 2 september 2021 gezien voor een poliklinische beoordeling in verband met angst van [eiseres] voor een onderliggende medische oorzaak van haar klachten, na haar bezoek aan Yilmaz. Neuroloog Eurelings heeft hierover het volgende vastgelegd:
“Beleid: geruststelling mbt nieuwe beeldvorming welke werd verricht in Turkije waarbij geen ernstige onderliggende oorzaken zijn gevonden. Uitleg gegeven over progressieve pijnklachten bij toegenomen spierspanning zonder onderliggende behandelbare oorzakenadvies om te starten met behandeling gericht op omgaan met de klachten ipv onderzoeken naar oorzaken (..)”
2.25. [eiseres] is vervolgens op 17 september 2021 door de huisarts verwezen naar Heliomare voor een pijnrevalidatietraject.
2.26. Op 8 november 2021 heeft neuroloog Eurelings [eiseres] opnieuw gezien voor een poliklinische herbeoordeling, omdat [eiseres] in oktober 2021 een periode van draaiduizeligheid heeft gehad. Neuroloog Eurelings heeft het volgende geconcludeerd:
Conclusie: naast aanhoudende pijnklachten na trauma nu acute vertigo met misselijkheid en braken en aanwijzingen voor perifeer vestibulair syndroom. (..)
Beleid: (..) wij willen de huisarts vragen om patiënte te verwijzen naar een fysiotherapeut voor adaptatieoefeningen van het evenwichtsorgaan in afwachting van heliomare. (..)”
2.27. Bij brief van 19 november 2021 heeft psycholoog Grütter de huisarts bericht dat [eiseres] een intensief traject heeft doorlopen in de Basis GGZ, dat [eiseres] vanwege een toename van haar pijnklachten een traject gaat volgen bij Heliomare en dat vanwege het ontbreken van een verdere hulpvraag aan Grütter in overleg het dossier is gesloten.
2.28. Op 10 januari 2022 heeft oefentherapeut Mensendieck Szilagyi gerapporteerd dat [eiseres] in de loop van 2021 24 keer is geweest, maar ‘dat er geen vooruitgang is, eerder een zorgelijke ontwikkeling: het hele zenuwstelsel lijkt gesensitiseerd, ze krijgt steeds meer pijn (rug, been) waar geen directe oorzaak van is. Ze begint zeer binnenkort aan een revalidatietraject voor NFS (neurologische functie stoornis) op verwijzing van de huisarts en de neuroloog’.
2.29. Op 28 januari 2022 is [eiseres] op de polikliniek van Heliomare gezien door een psycholoog, maatschappelijk werker en fysiotherapeut. Heliomare heeft de huisarts op 29 januari 2022 het volgende bericht, voor zover van belang:
“Ten tijde van de intake op 3 januari 2022 bleek al dat patiënte sterk somatisch georiënteerd maar liet zij aan het einde van het consult blijken open te staan voor onze pijnuitleg. Echter bleek op de onderzoeksdag dat de somatische cognities teveel op de voorgrond blijven en zij hierin niet te corrigeren was met aanvullende perspectieven van onze verschillende behandelaren.
Hierdoor is zij nu niet geschikt voor een pijnrevalidatietraject bij ons, omdat wij geen ingang zien voor onze pijnvisie en gedragsmatige behandeling volgens het biopsychosociale model. (..) Bemoeienissen onzerzijds zijn hierbij beëindigd.”
2.30. Op 21 februari 2022 heeft [eiseres] een MRI CWK gehad. De radioloog heeft het volgende gerapporteerd:
“Reden van aanvraag: is afgewezen voor revalidatie traject Heliomare, vanwege toch nog het gevoel dat niet alles is uitgesloten. Iom revalidatiearts nu MRI cervicaal om hopelijk meer houvast te geven, zodat revalidatie wi?!l in zicht komt. (..)Conclusie: Geringe discopathie C5-C6 zonder wortelcompressie of kanaalstenose.”
2.31. Op 22 september 2022 is een MRI Hersenen gemaakt vanwege ‘progressie van hoofdpijn en visusklachten met bij ontwaken misselijkheid mn ter plaatse van overgang naar cervicale wervelkolom met l’hermite’. De radioloog heeft het volgende geconcludeerd:
“Enkele aspecifieke witte stof afwijkingen. Ook verder geen bijzonderheden.”
Adviezen van medisch adviseurs
2.32. [eiseres] heeft medisch advies gevraagd aan Medisch Adviesbureau Leiden. Medisch adviseur dr. H. van den Ende heeft op 24 november 2020 advies uitgebracht, waarin het volgende is geconcludeerd, voor zover van belang:
“1. Welke klachten worden er beschreven in de medische informatie? Zijn deze aannemelijk aan het ongeval te relateren?
De typische whiplashklachten zijn zeker aan het ongeval te relateren en dan denk ik aan de nekpijn, hoofdpijn en schouderpijn. Tintelingen in de armen en vingers kunnen er ook bij passen maar de huisarts schrijft dat deze hetzelfde zijn als pre-existent bestaand door carpale tunnel syndroom. Dus ik denk dat die buiten beschouwing gelaten moeten worden. De mictieproblemen en het bandgevoel op de borst en de problemen van de kuiten die enkel door de neuroloog beschreven worden, kan ik niet goed duiden in het kader van het ongeval.
2. Acht u het aannemelijk dat uw cliënte momenteel fors wordt beperkt op het gebied van mobiliteit, werk en huishoudelijke werkzaamheden?Ja, dat is aannemelijk. (..)”
2.33. Op 14 september 2021 heeft arts-medisch adviseur K. van Engelen-Van der Kuijp, werkzaam bij medisch adviesbureau Triage, op verzoek van [eiseres] advies uitgebracht. In dat advies is het volgende, voor zover van belang, vermeld:
Beschouwing/advies(..) Pre-existent was cliënt reeds bekend bij de huisarts vanwege jaren bestaande nek-schouderklachten. Ook wordt in het tot mijn beschikking staande huisartsenjournaal (2015-2016) gesproken over hoofdpijnklachten en een carpaal tunnel syndroom met tintelingen in de handen. Vanwege deze klachten heeft cliënt eerdere fysiotherapeutische behandelingen genoten. (..)
Wat wel duidelijk wordt is dat het ongeval aanleiding heeft gegeven tot een knik in het functioneren. Hoewel cliënt dus bekend was met eerdere klachten, lijkt er van noemenswaardige beperkingen geen sprake te zijn geweest. (..)
Op voorhand wil ik vast bespreken dat een neurologische expertise louter tot doel heeft de causaliteit te beoordelen, daar collega Kerklaan aangeeft kortdurende spierklachten van de nek-schouderregio vanuit het ongeval te kunnen verklaren, is causaliteit aangenomen. (..)”
2.34. Van de zijde van Achmea zijn ook medische adviezen uitgebracht, van dr. D. Kerklaan van 2 september 2021 en 24 februari 2022 en van D.F.J. Kerens van 2 april 2024.
Arbeidsgegevens
2.35. [eiseres] is sinds 2011 eigenaar van eenmanszaak BT Begeleiding. [eiseres] werkte voor het ongeval 60/70 uur per week als ambulant begeleider en psychosociaal therapeut. Ze begeleidde cliënten, veelal uit de Turkse gemeenschap, met een psychiatrische achtergrond. Deze cliënten beschikten over een persoonsgebonden budget en werden doorverwezen onder andere via de GGZ.
2.36. Na het ongeval is [eiseres] minder uren gaan werken. In september 2021 werkte [eiseres] nog zo’n 15 à 20 uur per week, veelal begeleiding via de telefoon of beeldbellen. Per 1 augustus 2022 heeft [eiseres] de huur van haar kantoorruimte opgezegd. Op dit moment begeleidt [eiseres] als ambulant begeleider nog enkele cliënten. Aan intensieve begeleiding en therapie doet zij niet meer.
Voorschotten2.37. Tot aan de mondelinge behandeling heeft Achmea aan [eiseres] een bedrag van € 16.000,- aan voorschotten onder algemene titel verstrekt. Daarnaast heeft Achmea een bedrag van € 9.000,- aan buitengerechtelijke kosten betaald.
2.38. Bij brief van 24 maart 2022 heeft Achmea aan (de toenmalige belangenbehartiger van) [eiseres] bericht dat zij vindt dat met de bevoorschotting de schade op basis van tijdelijke klachten meer dan voldoende is gecompenseerd, gezien de pre-existente klachten van [eiseres] kort voor het ongeval.
2.39. Bij brief van 26 augustus 2022 aan de huidige advocaat van [eiseres] - haar vierde belangenbehartiger in deze zaak - heeft Achmea dit standpunt herhaald en aangegeven dat zij geen reden ziet tot aanvullende betalingen (inclusief buitengerechtelijke kosten) dan wel acties, omdat volgens Achmea niet is aangetoond dat er meer schade is als gevolg van het ongeval.

3. Het geschil

in conventie
3.1. [eiseres] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Achmea veroordeelt tot betaling van € 90.000,- bij wege van voorschot onder algemene titel, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juni 2020;
II. Achmea veroordeelt tot betaling van € 4.847,92 aan buitengerechtelijke kosten;
III. Achmea veroordeelt tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.2. [eiseres] legt aan de vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag.
3.2.1. [eiseres] heeft als gevolg van het ongeval op 25 juni 2020 letsel opgelopen, bestaande uit hoofdpijnklachten, nek-, schouder- en onderrugklachten, een tintelend gevoel naar beide armen, visusklachten, misselijkheid, duizeligheid, concentratieproblemen en psychische klachten. Deze klachten heeft zij nog steeds en zijn dus blijvend. [eiseres] is daardoor niet meer in staat om haar werkzaamheden volledig uit te voeren, als gevolg waarvan zij arbeidsvermogensschade heeft geleden en nog lijdt. Deze schade moet Achmea vergoeden. Daarnaast voert [eiseres] een schadepost op voor benodigde huishoudelijke hulp en voor gemaakte reiskosten en medische kosten (behandeling door een oefentherapeut Mensendieck en een psycholoog) die zij door het ongeval heeft moeten maken.
[eiseres] vindt verder een smartengeldvergoeding van € 15.000,- billijk, omdat haar klachten nog steeds bestaan. De insteek van deze bodemprocedure is om een nader voorschot van Achmea te verkrijgen. Daarnaast is Achmea een bedrag van € 4.847,92 aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd, bestaande uit een bedrag van € 1.254,22 aan kosten van één van haar vorige belangenbehartigers en een bedrag van € 3.593,70 aan kosten van haar huidige advocaat.
3.3. Achmea vindt dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen en dat [eiseres] in de kosten van dit geding moet worden veroordeeld. Achmea voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan.
3.3.1. [eiseres] heeft onvoldoende aangetoond dat er een causaal verband is tussen de gestelde klachten en het ongeval op 25 juni 2020. Daarbij wijst Achmea erop dat de impact bij de aanrijding minimaal is geweest, dat er kort voor het ongeval al vergelijkbare (pre-existente) klachten waren en dat een alternatieve oorzaak voor de klachten niet is uit te sluiten. Verder betwist Achmea de omvang van de gestelde schade. Volgens Achmea heeft het ongeval niet geleid tot voortdurende klachten en beperkingen voor het dagelijks leven en de uitvoering van werkzaamheden van [eiseres]. Er ontbreekt een voldoende onderbouwing van [eiseres] waaruit blijkt dat het ongeval heeft geleid tot schade, althans tot een schadebedrag dat hoger is dan het bedrag van € 16.000,- dat al aan voorschotten is betaald. Achmea meent daarom niet gehouden te zijn tot betaling van € 90.000,- als nader voorschot.
3.3.2. Wat betreft de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten betwist Achmea dat deze de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan doorstaan. Volgens Achmea heeft zij, uitgaande van een schadebedrag van € 16.000,-, [eiseres] met de betaling van € 9.000,- aan buitengerechtelijke kosten al voldoende gecompenseerd.
3.4. Achmea stelt daarom belang te hebben bij het instellen van tegenvorderingen.
in reconventie
3.5. Achmea vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de persoonlijke schade van [eiseres] volledig vergoed is met de reeds verstrekte voorschotten van € 16.000,-;
II. voor recht verklaart dat de buitengerechtelijke kosten van de voormalig belangenbehartigers en van de huidige belangenbehartiger volledig vergoed zijn met het reeds betaalde bedrag van € 9.000,-;
III. [eiseres] veroordeelt tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.6. [eiseres] voert verweer.
3.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4. De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1. De kern van het geschil is de vraag of de door [eiseres] gestelde gezondheidsklachten in (juridisch) causaal verband staan met het verkeersongeval dat haar op 25 juni 2020 is overkomen. [eiseres] stelt dat dit het geval is en verwijst daartoe naar de door haar overgelegde medische informatie. Achmea voert aan dat deze medische informatie afkomstig is van artsen en behandelaars uit de behandelend sector, die als taak hebben om de geuite klachten te onderzoeken en te behandelen. [eiseres] heeft daarmee niet aangetoond dat haar (voortdurende) klachten het gevolg zijn van het ongeval op 25 juni 2020, aldus Achmea.
4.2. Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak op 7 februari 2024 zijn partijen het erover eens geworden dat er een onafhankelijke expertise door een neuroloog moet plaatsvinden.
4.3. Om partijen de gelegenheid te geven om gezamenlijk een voorstel bij akte aan te leveren, heeft de rechtbank de zaak voor vier weken aangehouden. Na een verlenging van deze termijn met twee weken is de zaak naar de parkeerrol van 2 oktober 2024 verwezen. Op 2 oktober 2024 heeft Achmea verzocht de zaak weer op de rol te plaatsen voor akte uitlating deskundigenbericht. Op de rol van 30 oktober 2024 hebben beide partijen een akte genomen.
4.4. Uit deze aktes blijkt dat gedurende de aanhoudingstermijn van acht maanden de discussie van partijen zich met name heeft gericht op de vraag of het medisch dossier van [eiseres] volledig is, zodat het kan worden voorgelegd aan de te benoemen neuroloog. Volgens [eiseres] is dat het geval, volgens Achmea niet.
4.5. [eiseres] wijst erop dat zij op verzoek van Achmea op 6 maart 2024 aanvullende medische stukken heeft doen toekomen. Op 19 april 2024 heeft Achmea aangegeven dat volgens haar medisch adviseur nog de nodige medische informatie ontbreekt. De advocaat van [eiseres] heeft Achmea daarna een brief van neuroloog Koelman van 29 mei 2024 en een brief van oefentherapeut Mensendieck Szilagyi van 22 mei 2024 toegestuurd en verder geantwoord dat de gevraagde medische informatie al is verstrekt. Achmea blijft vervolgens, onder verwijzing naar de ‘lijst met beschikbare medische informatie’ van haar medisch adviseur (productie 10 bij haar akte, hierna: de lijst), vasthouden aan haar standpunt dat nog een aantal specifieke stukken ontbreekt. Voordat de neurologische expertise kan plaatsvinden, is het van belang dat het medisch dossier gecompleteerd wordt, aldus Achmea.
4.6. Het gaat om de volgende informatie:
4.6.1.
Medische informatie omtrent de consulten die betrokkene bij de reumatoloog heeft gehad.De rechtbank stelt vast dat deze informatie al tot het procesdossier behoort. Bij de dagvaarding is als productie 14 de brief van 13 augustus 2021 van reumatoloog Kuipers aan de huisarts van [eiseres] in het geding gebracht (zie 2.22). Deze brief wordt niet genoemd in de lijst.
4.6.2.
Medische informatie omtrent het revalidatietraject binnen Helium (de rechtbank begrijpt: Heliomare)
De rechtbank stelt vast dat ook deze informatie al tot het procesdossier behoort. Bij de dagvaarding is als productie 12 de brief van 29 januari 2022 van Heliomare aan de huisarts van [eiseres] in het geding gebracht (zie 2.29). Deze brief wordt niet genoemd in de lijst.
4.6.3.
De beloopinformatie van de huisarts in de vorm van de journaalregels tot op heden. Het lijkt erop dat thans een gedeelte van een volledige uitdraai van het huisartsendossier is aangeleverd, waaruit de voorgeschiedenis geëxploreerd werd, maar dit wil zeggen dat waarschijnlijk ook verdere beloopinformatie van de huisarts in de vorm van journaalregels voorhanden is.In de lijst staat als beschikbare informatie vermeld: het huisartsenjournaal over de periodes 12.01.2015 t/m 03.10.2016, 03.07.2018 t/m 26.06.2020, 18.09.18, 16.05.2019 t/m 02.06.2020 en 25.06.2020 t/m 11.05.2021.
De rechtbank stelt vast dat bij de dagvaarding als productie 15 het huisartsenjournaal vanaf 12 januari 2015 tot en met 11 mei 2021 in het geding is gebracht. Alleen de huisartsinformatie vanaf 11 mei 2021 (een jaar na het ongeval) tot en met heden ontbreekt. Het is aan de te benoemen neuroloog om te beoordelen of hij deze informatie, gelet op de overige beschikbare medische stukken met betrekking tot de afgelopen jaren, nog nodig acht voor de beantwoording van de vraag naar de medische causaliteit.
4.6.4.
Medische informatie omtrent eventueel verder betrokken geraakte specialisten en/of paramedici, met name de meest actuele behandelaren, indien er van actuele behandeling nog sprake is geweest.
Op de zitting van 7 februari 2024 heeft [eiseres] desgevraagd meegedeeld dat zij alleen nog bij de huisarts onder behandeling is, omdat er geen verdere behandelmogelijkheden meer zijn. Uit een later door [eiseres] overgelegde brief van Szilagyi van 22 mei 2024 blijkt dat zij op dit moment nog één keer per maand/acht weken een behandeling Mensendieck volgt. Verder heeft [eiseres] een brief overgelegd van neuroloog D.L.H. Koelman waaruit blijkt dat [eiseres] op 29 mei 2024 de polikliniek neurologie van het Spaarne Gasthuis heeft bezocht waar zij instructies voor patiënten met Functioneel Neurologische Stoornis (FNS) heeft ontvangen. Er zijn geen vervolgafspraken gepland.
4.7. Kortom, [eiseres] stelt terecht dat Achmea al over de gevraagde medische informatie beschikt. Dat de medisch adviseur van Achmea blijkbaar een incompleet medisch dossier heeft, komt voor rekening van Achmea.
Bevel deskundigenonderzoek
4.8. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het medisch dossier, zoals ook hiervoor onder ‘de feiten’ weergegeven, compleet is, zodat het kan worden voorgelegd aan de te benoemen neuroloog. Het deskundigenonderzoek door een neuroloog zal in dit vonnis worden bevolen. Als de te benoemen neuroloog vraagt om nadere medische inlichtingen en gegevens moeten die door partijen worden verstrekt, zoals onder punt 5.9. van ‘de beslissing’ opgenomen.
Persoon van de deskundige
4.9. [eiseres] heeft zich in de akte uitlating deskundigenbericht niet uitgelaten over de persoon van de te benoemen neuroloog, Achmea wel. Aan het eenzijdige voorstel van Achmea om het deskundigenonderzoek te laten verrichten door één van de in haar akte genoemde neurologen gaat de rechtbank voorbij. Achmea heeft haar voorstel voor de te benoemen neuroloog niet gedeeld met de advocaat van [eiseres], ondanks dat hij daarom wel had gevraagd in zijn e-mail van 6 maart 2024 aan Achmea en partijen ter zitting ook hadden afgesproken daarover met elkaar in overleg te treden.
4.10. De rechtbank heeft vanwege deze procedurele gang van zaken zelf een neuroloog benaderd, te weten dr. A. Verrips (hierna: Verrips), als neuroloog verbonden aan het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen. Verrips is een zeer ervaren neuroloog met veel ervaring in het verrichten van neurologische expertises en met het optreden als gerechtelijk deskundige in civiele zaken. Verrips heeft aangegeven dat hij vrij staat ten opzichte van partijen en bereid is als deskundige op te treden. De rechtbank zal daarom tot benoeming van Verrips als deskundige overgaan.
Vraagstelling
4.11. Aan Verrips zal overeenkomstig het verzoek van Achmea - waarmee [eiseres] het blijkens randnummer 24 van de conclusie van antwoord in reconventie eens is - de IWMD-vraagstelling worden voorgelegd. Deze vraagstelling wordt hierna onder punt 5.1. van ‘de beslissing’ opgenomen.
4.12. Achmea verzoekt de rechtbank daaraan toe te voegen de vragen naar ‘het genezingsproces en de opstelling van betrokkene daarin’ (productie 9 bij de akte uitlating deskundige). De rechtbank gaat aan dit ongemotiveerde verzoek voorbij. De achtergrond van deze vragen (over o.a. geïndiceerde en ingestelde behandelingen en therapieën voor het letsel van [eiseres]) is de op [eiseres] rustende schadebeperkingsplicht. Dat is niet relevant voor de beantwoording van de vraag naar het causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval op 25 juni 2020 waarover partijen van mening verschillen en waarvoor de deskundige door de rechtbank wordt ingeschakeld.
Voorschot deskundigenkosten
4.13. Verrips heeft het voorschot op de kosten voor het neurologisch onderzoek begroot op een (gespecificeerd) bedrag van € 6.527,95 inclusief btw. De rechtbank zal het voorschot op dit bedrag vaststellen.
4.14. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de eisende partij ([eiseres]) moet worden betaald. Omdat [eiseres] met een toevoeging procedeert, zal echter aan haar geen voorschot worden opgelegd. Het voorschot wordt hangende het geding in debet gesteld en door de griffier betaald uit ’s Rijks kas.
4.15. De rechtbank wijst wel op de mogelijkheid, afhankelijk van de uitkomst van deze zaak, dat [eiseres] bij eindvonnis wordt veroordeeld het voorschot aan de griffier te betalen.
Slotopmerkingen
4.16. De rechtbank wijst er verder op dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing is omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, met name ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.17. Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
4.18. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5. De beslissing

De rechtbank
5.1. beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
aan de te benoemen neuroloog
U wordt verzocht aan te geven of u, vanuit uw deskundigheid, op alle gestelde vragen een antwoord kunt geven. U wordt verzocht uw antwoord te motiveren, waar nodig en waar mogelijk met verwijzing naar literatuur. Indien u niet alle vragen kunt beantwoorden, kunt u dan aangeven welke vragen u niet kunt beantwoorden en waarom.
Waar u wordt gevraagd naar mogelijkheden, wordt u verzocht zoveel mogelijk de mate van waarschijnlijkheid aan te geven en te motiveren.
De onderstaande vragen betreffen de IWMD vraagstelling.

1.De situatie met ongeval

Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Aanbeveling 2.2.4. RMSR:
De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als “betrokkene zou (…)” worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven.
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
i. de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
ii. de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Aanbeveling 2.2.6 RMSR:
Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.
Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Aanbeveling 2.2.5 RMSR:
Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voorzover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.
Aanbeveling 2.2.7 RMSR:
Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Aanbeveling 2.2.8 RMSR:
Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.
Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Aanbeveling 2.2.15 RMSR:
Waar nodig wordt een differentiaaldiagnostische overweging gegeven.
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.

2.De situatie zonder ongeval

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
Aanbeveling 2.2.16 RMSR:
Een eventuele causaliteitsvraag wordt uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking tot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen. Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer klachten aan een ongeval “toerekenen” of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).

3.Overig

Aanbeveling 2.2.11 RMSR:
Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd maar die hij terzake relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport.
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
5.2.
benoemt tot deskundige:
als neuroloogdhr. dr. A. Verrips
bezoekadres:
Canisius-Wilhemina Ziekenhuis, hoofdgebouw
Weg door Jonkerbos 100, 6532 SZ Nijmegen
correspondentieadres:
postbus 9015, 6500 GS Nijmegen
telefoon: 024-3657657
e-mail: a.verrips@cwz.nl / verripsexpertises@gmail.com
5.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
5.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 6.527,95 (inclusief btw),
5.5.
legt aan [eiseres] geen voorschot op, maar bepaalt dat het voorschot in debet wordt gesteld,
het onderzoek
5.6.
bepaalt dat [eiseres] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
5.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.8.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
5.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
5.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk
vier maandenna het bericht van de griffier over de aanvang van het onderzoek een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
5.11.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige [eiseres] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van haar inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en, als [eiseres] als eerste kennis wil nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [eiseres] (eventueel onder gesloten couvert via haar advocaat) moet toesturen en [eiseres] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of zij gebruik wil maken van haar blokkeringsrecht (waarbij [eiseres] zich van commentaar op het concept moet onthouden),
- als [eiseres] binnen die termijn meedeelt gebruik te maken van haar blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet meedelen,
- als [eiseres] geen gebruik maakt van haar inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen stuurt, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
5.12.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
5.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 2 april 2025,
5.14.
draagt de griffier op om na ontvangst ter griffie van het rapport de zaak op een eerdere rol te plaatsen voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiseres] op een termijn van vier weken,
5.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse, mr. A.C. Haverkate en mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.
ST/MF/ACH/JG