ECLI:NL:RBNHO:2024:13225

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
C/15/349537 / HA ZA 24-111
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake koop en levering van containers met groenten en fruit tussen Techno Farm en Cebru

In deze zaak vordert Techno Farm betaling van openstaande facturen van Cebru voor de koop en levering van containers met groenten en fruit. Cebru betwist de vordering en stelt dat er een kortingsafspraak is gemaakt. De rechtbank heeft Cebru opgedragen om deze kortingsafspraak te bewijzen. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 11 november 2024, waar verschillende producties zijn ingediend. Techno Farm heeft in de periode 2020 tot en met 2022 105 containers aan Cebru geleverd, maar Cebru heeft slechts een deel van de facturen betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het Weens Koopverdrag van toepassing is op de vorderingen van Techno Farm tegen Cebru. De rechtbank heeft ook de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] beoordeeld, maar deze zijn niet toewijsbaar gebleken. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering over de kortingsafspraak en zal op 15 januari 2025 opnieuw op de rol komen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/349537 / HA ZA 24-111
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiser] ,
h.o.d.n. TECHNO FARM FOR EXPORT,
die woont in [woonplaats] ,
de eisende partij,
hierna te noemen: Techno Farm,
advocaat: mr. E. El-Sharkawi,
tegen

1.CEBRU BEHEER B.V.,

gevestigd in Zuid-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard ,
hierna te noemen: Cebru,
2.
[gedaagde sub 2],
die woont in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
de gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Cebru c.s.,
advocaat: mr. H. van Lingen.
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak vooral om de koop en levering van containers met groenten en fruit door Techno Farm aan Cebru. Techno Farm vordert betaling van zijn openstaande facturen. Cebru vindt dat zij de facturen om meerdere redenen niet hoeft te betalen, in ieder geval niet tot het gevorderde bedrag. Zo stelt Cebru dat zij met Techno Farm een bepaalde korting heeft afgesproken. De rechtbank draagt Cebru op om de kortingsafspraak te bewijzen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 5 juni 2024, waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen.
1.2.
Deze mondelinge behandeling heeft op 11 november 2024 plaatsgevonden. De griffier heeft van deze zitting aantekeningen gemaakt. De advocaat van Cebru c.s. heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij heeft overgelegd. De rechter heeft ter zitting productie 15 van Cebru c.s. en productie 13 van aan het procesdossier toegevoegd.
1.3.
De rechtbank heeft vier dagen voor de mondelinge behandeling de producties 7 tot en met 12 van Techno Farm ontvangen. Cebru c.s. hebben tijdens de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen indiening van deze producties, omdat Techno Farm deze te laat heeft ingediend. Volgens Cebru c.s. had Techno Farm de producties tijdig kunnen indienen, omdat Techno Farm al sinds 2021 over deze stukken beschikt.
1.4.
Op grond van de wet [1] moeten producties uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling in het geding worden gebracht. Stukken die later worden ingediend, worden door de rechter buiten beschouwing gelaten, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet. Techno Farm heeft producties 7 tot en met 12 te laat ingediend. De rechtbank is van oordeel dat de goede procesorde zich verzet tegen het buiten beschouwing laten van deze producties. De producties zijn van beperkte omvang en betreffen een contract en verschillende e-mailwisselingen tussen partijen uit 2021 (met uitzondering van het als productie 12 overgelegde vonnis van de rechtbank Rotterdam). Cebru c.s. beschikten dus al over deze producties. Cebru c.s. hebben afdoende op deze stukken kunnen reageren, wat zij inhoudelijk ook in hun spreekaantekeningen en tijdens de mondelinge behandeling hebben gedaan. Cebru c.s. hebben daarom ook geen belang bij hun bezwaar tegen de te laat ingediende producties. De rechtbank zal de producties aan het procesdossier toevoegen.
1.5.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de rechter bepaald dat vandaag een vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Techno Farm is een Egyptische onderneming die handelt in groenten en fruit.
2.2.
Cebru houdt zich bezig met het importeren en verhandelen van groenten en fruit. [gedaagde sub 2] is bestuurder en enig aandeelhouder van Cebru.
2.3.
In de periode 2020 tot en met 2022 heeft Techno Farm 105 containers met groenten en fruit verkocht aan Cebru.
2.4.
Op enig moment is tussen Cebru en Techno Farm discussie ontstaan over de financiële afwikkeling van geleverde containers. Vanaf eind 2021 hebben Cebru en Techno Farm vooral gecorrespondeerd en gesproken over de financiële afwikkeling van de leveringen in 2021. Daarbij trad voor Techno Farm op, naast [eiser] , [exportmanager] (hierna: [exportmanager] ). [exportmanager] was tot het najaar 2022 bij Techno Farm in dienst als exportmanager. Daarna volgde [eiser] hem in die functie op.
2.5.
Op 9 januari 2022 heeft Cebru het volgende aan [exportmanager] gemaild (met [eiser] in de cc):
“Thx for your reply, but your statement below is not correctly. The accounting team is not correctly informed, I have explained the during my visit in September. From first arrival, there is a “difference” of more that € 10.000 ( of only 3 containers ) Rest of shipment, I have settled this out in my XL file, sent you and [eiser] several times. So, the 500 K, the 250 K, and also the 100 K is really a farce, and absolutely not based on real figures. I made several offers, and from side Technofarms, there is nothing happened.
When you see my XL file, it shows that Technofarms own me lot of money. What do you think with all the problems.
To assist in this case, and develop on future b business, you know my proposal. I offer 50 K, and paid buy each new container € 500, to close old balance.
(…)
Wait for a quick reply.”
2.6.
Diezelfde dag heeft [exportmanager] het volgende per e-mail aan Cebru bericht (met [eiser] in de cc):
“(…)
Techno farm doesn’t approve your account sales,
And we stick to our proposal to solve this issue, which is 50k, to be transferred this week,
And other 50k to be divided on each new container 500 EUR,
(…)”
2.7.
Op 15 november 2022 heeft Cebru aan [eiser] een e-mail gestuurd over de financiële afrekening van 2022. In deze e-mail is met betrekking tot 2021 het volgende vermeld:
“Season 2021 is already closed”.
2.8.
[eiser] heeft op deze e-mail gereageerd met zijn e-mail van 24 november 2022. In deze e-mail heeft hij delen van de e-mail van Cebru van 15 november 2022 ingekopieerd. Achter “Season 2021 is already closed” heeft [eiser] vermeld: “Ok”.
2.9.
De advocaat van Techno Farm heeft Cebru c.s. op 1 november 2023 een e-mail gestuurd waarin hij Cebru c.s. sommeert om binnen veertien dagen de openstaande facturen van Techno Farm van € 541.876,00 te betalen.

3.Het geschil

3.1.
Techno Farm vordert - samengevat - dat de rechtbank Cebru c.s. bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis hoofdelijk veroordeelt om de volgende bedragen aan Techno Farm te betalen:
I. een bedrag van € 574.865,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding;
II. een bedrag van € 128.495,00 aan wettelijke handelsrente (berekend tot aan de dag van de dagvaarding);
III. een bedrag van € 6.675,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Verder vordert Techno Farm dat de rechtbank Cebru c.s. hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Techno Farm baseert zijn vorderingen tegen Cebru op de koopovereenkomsten die hij met Cebru in de periode 2020 tot en met 2022 heeft gesloten. Techno Farm stelt dat hij op grond van deze koopovereenkomsten nog € 574.865,50 opeisbaar van Cebru heeft te vorderen. De vorderingen tegen [gedaagde sub 2] grondt Techno Farm op bestuurdersaansprakelijk-heid.
3.3.
Cebru c.s. voeren verweer.
3.4.
Volgens Cebru c.s. zijn er meerdere redenen waarom Cebru het gevorderde bedrag van € 574.865,50 niet hoeft te betalen. Cebru c.s. voeren aan dat Techno Farm containers heeft gefactureerd die niet aan Cebru zijn geleverd. Ook moeten volgens Cebru c.s. nog crediteringen worden doorgevoerd, omdat sommige facturen zijn gebaseerd op niet gemaakte prijsafspraken en sprake was van ondeugdelijke en niet-conforme leveringen. Als het gaat om de facturen van 2021 is het meest verstrekkende verweer van Cebru c.s. dat Cebru en Techno Farm een schikking hebben getroffen en Cebru daarom niet gehouden is om meer dan het schikkingsbedrag aan Techno Farm te betalen. Ten slotte voeren Cebru c.s. aan dat Techno Farm ook geen rekening houdt met de korting die Cebru en Techno Farm hebben afgesproken voor bepaalde leveringen in 2022. Dit alles leidt er volgens Cebru c.s. toe dat Techno Farm een vordering op Cebru heeft van hooguit € 22.401,00 en dat de rechtbank het meer gevorderde dient af te wijzen.
3.5.
Cebru c.s. concluderen tot volledige afwijzing van de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] . Daartoe voeren Cebru c.s. aan dat Techno Farm niet aan zijn stelplicht heeft voldaan en dat [gedaagde sub 2] geen persoonlijk ernstig verwijt valt te maken.
3.6.
De rechtbank zal nader ingaan op de stellingen van partijen als dat voor de beoordeling van de vorderingen nodig is.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Deze zaak heeft een internationaal karakter. De rechtbank moet daarom eerst nagaan of de Nederlandse rechter bevoegd is. Of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft, dient te worden bepaald aan de hand van de herschikte EEX-Verordening. [2] De hoofdregel is dat de gerechten van de lidstaat waar de gedaagde woonplaats heeft, bevoegd zijn. [3] Omdat Cebru in Nederland is gevestigd en ook [gedaagde sub 2] in Nederland woont, is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van Techno Farm. Dit staat tussen partijen ook niet ter discussie.
4.2.
Vervolgens moet de rechtbank onderzoeken welk recht in deze zaak van toepassing is. Partijen stellen zich op het standpunt dat de vorderingen van Techno Farm moeten worden beoordeeld aan de hand van het Weens Koopverdrag [4] en dat Nederlands recht aanvullend van toepassing is.
4.3.
Het Weens Koopverdrag is alleen van toepassing op de vorderingen die Techno Farm tegen Cebru heeft ingesteld. De vorderingen tegen [gedaagde sub 2] zijn namelijk gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid en gaan dus niet over een koopovereenkomst betreffende roerende zaken (zoals het Weens Koopverdrag wel vereist). Het toepasselijk recht op het geschil tussen Techno Farm en [gedaagde sub 2] moet worden bepaald aan de hand van Rome II, [5] omdat het gaat om een vordering uit onrechtmatige daad. Het standpunt van partijen dat Nederlands recht aanvullend van toepassing is, vat de rechtbank op als een keuze voor Nederlands recht, [6] voor zover die rechtskeuze gelet op artikel 4 leden 1 en 2 Rome II al nodig is. Dat geldt ook voor het geschil tussen Techno Farm en Cebru als het gaat om onderwerpen die niet door het Weens Koopverdrag worden geregeld.
De vorderingen tegen Cebru
4.4.
Techno Farm stelt dat hij in de periode 2020 tot en met 2022 105 containers met groente en fruit aan Cebru heeft verkocht en geleverd. Volgens Techno Farm heeft hij voor deze containers € 1.272.611,50 aan Cebru gefactureerd, maar heeft Cebru daarvan slechts € 697.746,00 betaald. Techno Farm vordert wat volgens hem nog openstaat (een bedrag van € 574.865,50).
4.5.
De rechtbank zal hierna voor ieder jaar afzonderlijk, dus voor 2020, 2021 en 2022, beoordelen of Cebru nog een bedrag aan Techno Farm is verschuldigd.
2020
4.6.
Techno Farm vordert betaling van vier facturen uit 2020. Het gaat om de volgende vier facturen:
- “ commercial Invoice 5” gedateerd “12/16/2020” van € 41.482,00;
- “ commercial Invoice 4/1” gedateerd “22/1/2020” van € 26.110,00;
- “ commercial Invoice 79” gedateerd “4/11/2020” van € 40.560,00;
- “ commercial Invoice 87” gedateerd “4/17/2020” van € 6.338,00.
4.7.
Cebru c.s. hebben aangevoerd dat Techno Farm met de eerste factuur (“commercial Invoice 5”) € 9.017,16 teveel in rekening heeft gebracht. Dezelfde containers zijn volgens Cebru c.s. namelijk met een andere factuur (“Final Invoice No. 5”) voor € 32.464,84 aan Cebru gefactureerd. Techno Farm heeft op de mondelinge behandeling erkend dat de “commercial Invoice 5” een achterhaalde factuur is en dat hij € 9.017,16 teveel heeft gefactureerd. De rechtbank vindt daarom dat Techno Farm slechts betaling kan vorderen van de “Final Invoice No. 5”. Uit deze factuur blijkt dat op het factuurbedrag van € 32.464,84 een bedrag van € 15.000,00 is aanbetaald. Dit betekent dat Cebru nog een bedrag van € 17.464,84 aan Techno Farm dient te betalen. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
4.8.
De rechtbank oordeelt dat Cebru ook de andere drie facturen uit 2020 (de facturen 4/1, 79 en 87) van in totaal € 73.008,00 aan Techno Farm moet betalen. Dit licht de rechtbank als volgt toe.
4.9.
Cebru c.s. menen dat Cebru deze facturen niet hoeft te betalen omdat de betreffende acht containers zijn ‘gererout’ naar een andere afnemer, wat volgens Cebru c.s. niet op verzoek van Cebru is gebeurd. Techno Farm heeft bestreden dat de acht containers aan een andere afnemer zijn geleverd.
4.10.
Ook als in deze zaak zou komen vast te staan dat de acht containers niet aan Cebru zijn geleverd, dan ontslaat dit Cebru nog niet van haar betalingsverplichting. Op de mondelinge behandeling hebben Cebru c.s. namelijk (wederom) bevestigd dat Cebru de betreffende (inhoud van de) acht containers bij Techno Farm heeft besteld. Daarmee staat vast dat tussen Techno Farm en Cebru voor deze acht containers koopovereenkomsten tot stand zijn gekomen. Cebru c.s. hebben niets gesteld dat ertoe zou kunnen leiden dat Cebru op grond van deze koopovereenkomsten geen betalingsverplichting (meer) heeft. Cebru c.s. hebben de facturen 4/1, 79 en 87 verder niet betwist en Cebru zal deze facturen dan ook dienen te betalen.
4.11.
Gelet op het voorgaande is Cebru over 2020 nog een bedrag van € 90.472,84 aan Techno Farm verschuldigd. Over dit bedrag zal, zoals gevorderd, de wettelijke handelsrente worden toegewezen vanaf 19 oktober 2021 tot de dag van voldoening.
2021
4.12.
De rechtbank gaat er op grond van de eigen stellingen van Techno Farm van uit dat hij voor de leveringen in 2021 een bedrag vordert van € 360.057,50. Techno Farm stelt namelijk dat hij in 2020 en 2021 in totaal 85 containers met groente en fruit aan Cebru heeft verkocht en geleverd, waarvoor hij € 1.040.715,50 aan Cebru heeft gefactureerd. Daarvan heeft € 114.490,00 (zie 4.6 van dit vonnis) te maken met leveringen in 2020. Techno Farm heeft dus met betrekking tot 2021 € 926.225,50 gefactureerd. Volgens Techno Farm heeft Cebru daarvan € 566.168,00 betaald, zodat voor 2021 nog € 360.057,50 openstaat.
Schikking ?
4.13.
Het meest verstrekkende verweer van Cebru c.s. tegen deze vordering is dat Cebru en Techno Farm in januari/begin februari 2022 tijdens een bespreking in Egypte een schikking hebben getroffen ter beëindiging van hun geschil over de financiële afwikkeling van de leveringen in 2021. Die schikking houdt volgens Cebru c.s. in dat Cebru aan Techno Farm een bedrag betaalt van € 50.000,00, bovenop het bedrag dat Cebru volgens haar accountsales aan Techno Farm moet betalen. Van het schikkingsbedrag van € 50.000,00 dient € 30.000,00 ineens te worden betaald en de betaling van de resterende € 20.000,00 zou verlopen door middel van een door Techno Farm te factureren opslag van € 500,00 voor elke container die Cebru bestelt.
4.14.
Techno Farm betwist niet dat hij met Cebru een schikking heeft getroffen met betrekking tot de leveringen in 2021. Deze schikking heeft volgens Techno Farm echter een andere inhoud. Techno Farm betoogt dat hij met Cebru heeft afgesproken dat Cebru
€ 500.000,00 betaalt. Daarvan zou Cebru een bedrag van € 300.000,00 ineens aan Techno Farm betalen en voor het restantbedrag van € 200.000,00 zou per container door Cebru een bijbetaling worden gedaan. Over wanneer en hoe deze schikking tot stand zou zijn gekomen, heeft Techno Farm echter niets gesteld. Dat Cebru en Techno Farm voor de leveringen in 2021 een schikkingsbedrag hebben afgesproken van € 500.000,00, blijkt nergens uit en vindt de rechtbank ook niet aannemelijk. Volgens de eigen stellingen van Techno Farm dient Cebru voor 2021 namelijk slechts € 360.057,50 te betalen. Een schikking van € 500.000,00 ligt dan niet voor de hand.
4.15.
De rechtbank volgt Cebru c.s. in hun betoog dat Cebru en Techno Farm een schikkingsbedrag hebben afgesproken van € 50.000,00. Voor dit oordeel vindt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang. Terecht hebben Cebru c.s. verwezen naar de overgelegde e-mail van Cebru van 9 januari 2022. Daarin heeft Cebru aan Techno Farm opnieuw het voorstel gedaan om hun geschillen over 2021 voor € 50.000,00 te schikken. Hoewel Techno Farm diezelfde dag met een tegenvoorstel is gekomen van € 100.000,00, staat vast dat [gedaagde sub 2] daarna is afgereisd naar Egypte om te praten over een schikking en is Cebru uitvoering gaan geven aan de door haar voorgestane schikking. Zo heeft Cebru op
7 februari 2022 € 30.000,00 naar Techno Farm overgeboekt, waarbij Cebru de overboeking heeft omschreven als “conform agreement season 2021”. Vaststaat dat Techno Farm daar niet afwijzend op heeft gereageerd. De schikking is ook overigens met medewerking van Techno Farm uitgevoerd, op een bedrag van € 10.000,00 na. Vaststaat namelijk dat Techno Farm op zijn facturen van 26 januari 2022, 3, 12, 17 en 23 februari 2022 opslagen heeft doorgevoerd van € 500,00 per container onder de vermelding “old balance”. Dat over de schikking van € 50.000,00 overeenstemming bestond, leidt de rechtbank ten slotte ook af uit de e-mail van Techno Farm van 24 november 2022, waarin Techno Farm bevestigt dat 2021 is afgesloten (“closed”, zie 2.8). In het licht van al deze feiten en omstandigheden heeft Techno Farm de door Cebru gestelde inhoud van de schikking onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank komt daarom niet toe aan bewijslevering op dit punt.
4.16.
Dit betekent dat het meest verstrekkende verweer van Cebru c.s. slaagt. Als het gaat om 2021 is Cebru daarom slechts gehouden tot betaling van het schikkingsbedrag, bovenop het bedrag dat zij volgens haar accountsales aan Techno Farm moet betalen. Techno Farm heeft de stelling van Cebru c.s. dat Cebru aan haar betalingsverplichtingen op grond van haar accountsales heeft voldaan, niet weersproken. Van het schikkingsbedrag heeft Cebru € 30.000,00 betaald, zodat Cebru nog € 20.000,00 aan Techno Farm moet betalen. Van het bedrag dat Cebru nog moet betalen (€ 20.000,00), heeft Techno Farm € 10.000,00 in 2022 onder de noemer “old balance” aan Cebru gefactureerd. Dit bedrag van € 10.000,00 heeft Cebru aan Techno Farm betaald. Techno Farm heeft voor het restende schikkingsbedrag van € 10.000,00 geen facturen gestuurd. De rechtbank zal Cebru op grond van de bereikte schikking veroordelen tot betaling van dit bedrag. Omdat deze betalingsverplichting voortvloeit uit een vaststellingsovereenkomst en niet uit een handelsovereenkomst, is Cebru daarover niet de wettelijke handelsrente maar de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan Techno Farm verschuldigd, vanaf de dag van de dagvaarding (5 februari 2024) tot de dag van voldoening.
4.17.
Omdat het beroep van Cebru c.s. op de schikking slaagt, hoeft de rechtbank de andere verweren van Cebru c.s. over de facturen van 2021 niet te bespreken.
2022
4.18.
Niet in geschil is dat Techno Farm in de periode januari 2022 tot en met april 2022 20 containers met groente en fruit aan Cebru heeft verkocht en geleverd voor € 231.896,00. Techno Farm stelt dat Cebru daarvan slechts € 131.578,00 heeft betaald, terwijl Cebru c.s. aanvoeren dat Cebru € 161.578,00 heeft betaald. Naar het oordeel van de rechtbank gaan Cebru c.s. er echter ten onrechte van uit dat het bedrag van € 30.000,00, dat Cebru op
7 februari 2022 aan Techno Farm heeft betaald, betrekking heeft op 2022. Deze betaling is onderdeel van de schikking die Cebru en Techno Farm over 2021 hebben bereikt. Dat geldt ook voor de “old balance” posten van (totaal) € 10.000,00 die in januari en februari 2022 aan Cebru zijn gefactureerd. Omdat dit bedrag aan 2021 kan worden toegerekend (zie 4.16 van dit vonnis), dient dit bedrag niet ook voor 2022 te worden meegenomen. De rechtbank neemt daarom als uitgangspunt dat van de facturen van 2022 een bedrag openstaat van
€ 90.318,00 (€ 231.896,00 -/- € 10.000,00 -/- € 131.578,00).
Creditering van € 3.000,00
4.19.
Op de mondelinge behandeling heeft Techno Farm erkend dat hij geen rekening heeft gehouden met zijn creditfactuur gedateerd “9/4/2022” van € 3.000,00, zodat de vordering van Techno Farm over 2022 hooguit € 87.318,00 kan bedragen.
Verrekening
4.20.
Volgens Cebru c.s. moeten er nog meer crediteringen plaatsvinden. Cebru c.s. voeren aan dat Cebru in 2022 meerdere keren bij Techno Farm heeft geklaagd over ondeugdelijke leveringen en dat zij in verband met deze klachten Techno Farm heeft gevraagd om een bedrag van € 21.837,00 te crediteren. Omdat Techno Farm op deze verzoeken vervolgens niet zou hebben gereageerd, dient € 21.837,00 in de visie van Cebru c.s. te worden gecrediteerd en dus in mindering te worden gebracht op de vordering van Techno Farm. Terecht voert Techno Farm aan dat het enkele vragen om een creditnota, de schuldeiser niet verplicht om een creditnota op te maken, ook niet als de schuldeiser verzuimt om op het crediteringsverzoek te reageren.
4.21.
Het hiervoor weergegeven verweer van Cebru c.s. komt erop neer dat Cebru de gevorderde factuurbedragen (deels) niet hoeft te betalen, omdat Cebru deze heeft verrekend met een vordering op Techno Farm op grond van wanprestatie. Naar het oordeel van de rechtbank hebben Cebru c.s. onvoldoende gesteld en onderbouwd op welke gronden zij een schadevergoedingsvordering heeft op Techno Farm. Om met succes een beroep te doen op verrekening, moet in ieder geval sprake zijn van een opeisbare vordering van Cebru op Techno Farm. Nog daargelaten dat Cebru geen tegenvordering heeft ingesteld, heeft Techno Farm betwist dat Cebru een vordering op hem heeft. Omdat de gegrondheid van het verrekeningsverweer daarom niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, zal de rechtbank het beroep op verrekening passeren. [7]
Korting?
4.22.
Techno Farm heeft in 2022 sinaasappels (de Florentina, de MSC Laura en de Lyme Bay) aan Cebru geleverd. Deze sinaasappels, die Cebru c.s. aanduiden als de “last 3 vessels”, hadden volgens Cebru c.s. een te grote maat. Cebru had de kleine maten besteld omdat de sinaasappels waren bedoeld voor de sapmachines in de supermarkten. Cebru c.s. stellen dat Cebru daarom in april/mei 2022 mondeling met Techno Farm, in de persoon van [exportmanager] , heeft afgesproken dat Techno Farm een korting zou geven van € 2,50 per collie. Volgens Cebru c.s. gaat het om 21.632 collie, wat neerkomt op een korting van € 54.080,00 en waar Cebru aanspraak op maakt.
4.23.
Techno Farm betwist dat hij deze korting met Cebru heeft afgesproken. Op de mondelinge behandeling heeft de advocaat van Techno Farm verklaard dat hij die dag met [exportmanager] heeft gesproken en dat [exportmanager] tegen hem heeft gezegd dat hij geen korting heeft gegeven. Volgens Techno Farm was het ook niet aan [exportmanager] om korting te geven.
4.24.
De rechtbank is van oordeel dat Cebru c.s. enerzijds voldoende gemotiveerd hebben gesteld dat Cebru met Techno Farm voor de 21.632 collie sinaasappels een korting is overeengekomen van € 2,50 per collie. Anderzijds heeft Techno Farm voldoende gemotiveerd betwist dat een korting is overeengekomen. Het is aan Cebru, die zich op de rechtsgevolgen van de overeenkomst (de kortingsafspraak) beroept, de inhoud van de overeenkomst bij betwisting te bewijzen. Dat betekent dat de rechtbank Cebru zal opdragen bewijs te leveren van haar stelling.
4.25.
Als Cebru nader bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen moet bij het oproepen van de getuigen er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 90 minuten duurt. Voor zover een getuige de Nederlandse taal niet machtig is, dan dient Cebru ervoor zorg te dragen dat bij het verhoor een tolk in de Nederlandse taal aanwezig is.
4.26.
Voor het geval Cebru niet in deze bewijsopdracht slaagt, dan kan Cebru voor 2022 geen aanspraak maken op een korting en zal de rechtbank de vordering van Techno Farm over 2022 tot een bedrag van € 87.318,00 toewijzen.
4.27.
Slaagt Cebru wel in deze bewijsopdracht, dan zal de rechtbank de korting in mindering brengen op de vordering van € 87.318,00. Voor zover Techno Farm (subsidiair) een beroep heeft willen doen op de vertegenwoordigingsonbevoegdheid van [exportmanager] , overweegt de rechtbank nu alvast dat zij daarin niet meegaat. [exportmanager] was indertijd in dienst bij Techno Farm en de verantwoordelijke exportmanager. Volgens de eigen stellingen van Techno Farm was [exportmanager] bij onderhandelingen met klanten betrokken. Cebru c.s. hebben onweersproken gesteld dat alle afspraken die Cebru met Techno Farm maakte, via [exportmanager] tot stand zijn gekomen. Voor zover [exportmanager] al niet bevoegd was de (te bewijzen) kortingsafspraak namens Techno Farm te maken, dan mocht Cebru er gelet op deze omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank op vertrouwen dat [exportmanager] daartoe wel bevoegd was.
De vorderingen tegen [gedaagde sub 2]
4.28.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] . De rechtbank kan daar kort over zijn. Pas als de handelwijze van de bestuurder ten opzichte van de benadeelde schuldeiser zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan een persoonlijk ernstig verwijt valt te maken, is sprake van onrechtmatig handelen van de bestuurder. De rechtbank is het met Cebru c.s. eens dat Techno Farm deze grondslag voor aansprakelijkheid niet heeft uitgewerkt. Techno Farm heeft slechts volstaan met enkele niet onderbouwde stellingen, die [gedaagde sub 2] heeft betwist. Onduidelijk is gebleven wat [gedaagde sub 2] ten opzichte van Techno Farm heeft gedaan, dat hem persoonlijk ernstig zou kunnen worden verweten. Voor zover de vorderingen van Techno Farm tegen [gedaagde sub 2] zijn ingesteld, zijn deze dus niet toewijsbaar.
4.29.
De rechtbank zal in afwachting van de bewijslevering iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt Cebru op te bewijzen dat zij in 2022 met Techno Farm is overeengekomen dat zij met betrekking tot 21.632 collie sinaasappelen een korting krijgt van € 2,50 per collie,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 15 januari 2025voor uitlating door Cebru of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als Cebru geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als Cebru
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
februaritot en met
juni 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. N. Boots, in het gerechtsgebouw te Alkmaar, Kruseman van Eltenweg 2,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Boots, rechter, bijgestaan door de griffier mr. N.M. Bindhammer, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.

Voetnoten

1.artikel 87 lid 6 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europese Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
3.Artikel 4 lid 1 herschikte EEX-Verordening
4.Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken, gesloten in Wenen op 11 april 1980
5.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen in burgerlijke en handelszaken
6.Artikel 14 Rome II
7.op grond van artikel 6:136 BW