Beoordeling door de rechtbank
23. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend. De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15 Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, punt 24).
24. De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende objectieve kenmerken en eigenschappen van het product vast.
Het product [het product] is een (gedeeltelijk) gezuiverd natuurlijk complex van anthraquinone glycosides, geïsoleerd uit sennabladeren en sennapeulen (Cassia acutifolia Delite/Cassia angustifolia M Vahl) als calciumzouten. Het product bevat Sennoside A, Sennoside B, en andere glycosides.
25. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat de zinsnede ‘ook indien gewijzigd’ in GN-post 1302 eveneens betrekking heeft op de plantensappen en plantenextracten uit die post. De puntkomma die achter het woord ‘plantenextracten’ staat, sluit dit deel van de zin af.De zinsnede ‘ook indien gewijzigd’ heeft daardoor alleen betrekking op ‘agar-agar en andere uit plantaardige producten verkregen plantenslijmen en bindmiddelen’. Dat dit de juiste lezing is, volgt ook uit de Engelstalige versie van GS-post 1302 (zie onder 14.). De zinsnede ‘whether or not modified’ heeft enkel betrekking op ‘agar-agar and other mucilages and thickeners’. Gelet op het voorgaande kan een product dat wijzigingen heeft ondergaan, niet worden aangemerkt als een plantenextract van GN-post 1302.
26. Verweerder baseert de door hem voorgestane indeling onder meer op de toelichting van de IDR op GS-post 1302. Eiseres heeft aangevoerd dat die toelichting van de IDR niet is gepubliceerd en dat zij – nu zij niet over een abonnement beschikt waardoor zij toegang tot dergelijke toelichtingen heeft – zelf geen kennis kan nemen van de toelichting.
27. De rechtbank stelt voorop dat het feit dat de toelichting IDR niet is gepubliceerd, een omstandigheid is die voor rekening van de IDR dient te komen.
Zowel in de uitspraak op bezwaar als in het verweerschrift heeft verweerder een Nederlandse vertaling van de toelichting IDR op GS-post 1302 opgenomen. Die vertaling komt overeen met de – originele – Engelse tekst van de toelichting die de rechtbank hiervoor onder 16 heeft opgenomen. Eiseres is door het ontbreken van die publicatie daarom niet in haar processuele belangen geschaad.
Verder is, zoals hiervoor onder 23 is overwogen, het vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie dat de GS-toelichtingen nuttige aanwijzingen vormen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend. Er is dus geen sprake van een dwingende verwijzing waarvan eiseres niet op voorhand kennis had kunnen hebben. Ook is er hier geen sprake van strijd met de tekst van de GN-posten, of de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, waardoor de toelichting terzijde zou moeten worden geschoven. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding gevolgen te verbinden aan het niet gepubliceerd zijn van de toelichting IDR en zal die toelichting meewegen in de beoordeling.
28. Tussen partijen is niet in geschil dat het product twee chromatografische zuiveringen heeft ondergaan. Dit volgt eveneens uit het dossier, zodat ook de rechtbank hiervan zal uitgaan. Chromatografische zuiveringen zijn bewerkingen die uitstijgen boven de behandelingen die zijn toegestaan voor de plantenextracten van GN-post 1302. Bij chromatografische zuivering worden stoffen gescheiden in hun samenstellende componenten. In het onderhavige productieproces wordt de extractie uit de sennabladen en -peulen tweemaal chromatografisch gezuiverd. In het stroomschema (zoals opgenomen onder 4 hiervoor) wordt de extractie onderscheiden van de twee chromatografische zuiveringen die van het extract plaatsvinden. Hieruit concludeert de rechtbank dat het product niet een extractie is maar een verdere bewerking van een extractie, waardoor indeling onder GN-post 1302 is uitgesloten. De rechtbank ziet hiervoor bevestiging in de toelichting IDR bij GS-post 1302 die ook chromatografisch gezuiverde plantenextracten van deze post uitsluit. Of het product door fysische en niet chemische stappen is opgewaardeerd tot een hogere concentratie, zoals door eiseres is betoogd, is daarbij niet relevant. Doordat het product chromatografisch is gezuiverd, heeft het wijzigingen ondergaan waardoor het niet als plantenextract kan worden aangemerkt. Dit betekent dat het product dus niet kan worden ingedeeld onder GN-post 1302.
29. Zoals hiervoor onder 24 is opgenomen, bestaat het product uit een complex van anthraquinone glycosides. Meer in het bijzonder betreft de samenstelling van het product een combinatie van sennosides (voornamelijk A en B) – zijnde glycosides – en andere glycosides. De in de aangifte vermelde indeling onder GN-post 2938 is gelet op deze samenstelling dan ook juist. Bij het opleggen van de utb is verweerder dus terecht uitgegaan van die indeling.
Aanvullende Taric-code 2500 (vrijstelling) of 2501 (6,5%)
30. Op grond van onderdeel C van het Eerste Deel, Titel II, van de GN geldt een vrijstelling voor bepaalde categorieën van farmaceutische (tussen)producten (de vrijstelling). Nu het product onder GN-post 2938 moet worden ingedeeld, is tussen partijen in geschil of het product voor de vrijstelling in aanmerking komt.
31. Volgens verweerder komt het product niet voor de vrijstelling in aanmerking omdat die alleen geldt voor producten waarvan uiteindelijk farmaceutische eindproducten worden gemaakt. Daarvan is hier geen sprake omdat het product wordt gebruikt voor de vervaardiging van voedingssupplementen. De rechtbank volgt verweerder daarin niet.
32. Om aangemerkt te worden als farmaceutisch tussenproduct als bedoeld in onderdeel C van het Eerste Deel, Titel II, van de GN moet het volgens het vierde lid van dat onderdeel gaan om ‘verbindingen
van de soortgebruikt bij de vervaardiging van farmaceutische eindproducten’
(onderstreping door de rechtbank). Daarbij wordt verwezen naar bijlage
6 van het Derde Deel, Afdeling II van de GN (bijlage 6). Dit betekent dat zodra een goed voldoet aan de objectieve kenmerken en eigenschappen van de verbindingen die in bijlage
6 worden genoemd, dit moet worden geacht een farmaceutisch tussenproduct te zijn, ongeacht voor welk eindproduct het goed is bestemd. De vraag die beantwoord moet worden is dus of het product kan worden aangemerkt als een van de in bijlage 6 genoemde verbindingen. De in bijlage 6 genoemde verbindingen hebben elk een eigen CAS-nummer.
33. De rechtbank heeft eiseres verzocht om aan te geven of het product een CAS-nummer heeft en zo ja, wat dat CAS-nummer is. Uit de verklaring van de producent van
5 september 2024 die eiseres in reactie hierop heeft toegestuurd, blijkt niet dat het product als zodanig over een CAS-nummer beschikt.
34. Weliswaar heeft het product bestanddelen die een CAS-nummer hebben, namelijk sennoside A en sennoside B, maar gesteld noch gebleken is dat de samenstelling van het product als geheel een eigen CAS-nummer heeft. Het product heeft blijkens de hiervoor onder 3 aangehaalde verklaring van de producent naast de sennosides A en B nog andere bestanddelen. Nu het product als samenstelling geen eigen CAS-nummer heeft dat in bijlage 6 wordt genoemd, komt het niet in aanmerking voor de vrijstelling. De aanvullende Taric-code 2501 is daarom de juiste.
Beroep op vertrouwensbeginsel
35. Eiseres heeft bij haar beroepschrift een overzicht gevoegd van alle aan haar gestuurde zendingen van het product in de periode van 1 april 2015 tot en met 7 augustus 2023. Zij stelt dat al deze zendingen door de Douane zijn geanalyseerd en beoordeeld en dat alleen de zendingen van 1 oktober 2021 en 7 september 2022 (in het overzicht staat abusievelijk 1 september 2022) niet onder GN-post 1302 werden ingedeeld. Alleen voor de zending van 7 september 2022 is eiseres douanerechten verschuldigd geworden. Eiseres stelt dat het onbegrijpelijk is dat de Douane zonder nadere motivering een andere indeling heeft toegepast. De rechtbank vat dit op als een beroep op het vertrouwensbeginsel.
36. Indien verweerder bij eiseres gegronde verwachtingen heeft gewekt door precieze onvoorwaardelijke en overeenstemmende toezeggingen te doen, kan eiseres zich met vrucht beroepen op het vertrouwensbeginsel.De enkele stelling van eiseres dat zij altijd op dezelfde wijze de invoeraangiften heeft gedaan en dat dit slechts één keer tot de heffing van invoerrechten heeft geleid is daarvoor – gelet ook op de gemotiveerde betwisting van verweerder – onvoldoende.
37. De rechtbank merkt daarbij op dat, anders dan eiseres heeft betoogd, verweerder ten aanzien van onderhavige goederen in de utb niet is afgeweken van de aangifte. Eiseres, althans haar directe vertegenwoordiger, heeft immers in de aangifte de goederen aangegeven onder goederencode 29389090 90 2501.