6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Strafwaardigheid van het handelen van de verdachte
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. Op 2 oktober 2023 hebben de verdachte en zijn medeverdachten een ontploffing veroorzaakt bij de voordeur van de woning van de ex-vriendin van de verdachte. Hierbij is gebruik gemaakt van zwaar knalvuurwerk. Door de explosie is materiële schade aangericht aan de woning van aangever. Door zijn handelen heeft de verdachte bovendien een gevaarlijke situatie in het leven geroepen, waardoor er gevaar voor de inboedel van de woning van de aangever is ontstaan. Bovendien hadden de gevolgen van het handelen van de verdachte en de medeverdachten vele malen ernstiger kunnen zijn, wanneer zich op het moment van de explosie personen of dieren in de buurt van de voordeur van de woning hadden bevonden. Daarnaast draagt het feit dat het handelen van de verdachte specifiek gericht was op één van de bewoners van de betreffende woning – namelijk zijn ex-vriendin – bij aan de ernst hiervan. De ex-vriendin heeft aangegeven zich door deze explosie bedreigd te hebben gevoeld. Dergelijke explosies zoals waar de verdachte zich aan schuldig heeft gemaakt, zijn de afgelopen jaren een toenemend fenomeen en hebben kennelijk vooral het doel te intimideren. Ontploffingen hebben aldus niet alleen een grote impact op de direct betrokkenen, maar zorgen ook voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de naaste omwonenden en binnen de samenleving in het algemeen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport van 25 januari 2024 van [psychotherapeut] , psychotherapeut.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 2 september 2024 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad.
Het psychologisch rapport houdt onder meer in dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking en een achterlopende ego- en sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze gebrekkige ontwikkeling was van invloed op het handelen en de gedragskeuzes van de verdachte tijdens het gepleegde feit. Hoewel de verdachte verbaal sterk overkomt, lijken zijn reflectieve vermogens tekort te schieten en overziet hij oorzaak-gevolgrelaties onvoldoende. De verdachte is, aldus de psycholoog, makkelijk beïnvloedbaar en zijn redeneringen voelen regelmatig jong aan. Door de psychotherapeut wordt daarom geadviseerd om uit te gaan van een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank verenigt zich met de bevindingen en de conclusie van de voormelde rapportage
en neemt de conclusie van de psycholoog dat het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend, over.
De Raad heeft in het rapport geadviseerd om de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke werkstraf met daarbij de bijzondere voorwaarden dat de verdachte onderwijs volgt of een zinvolle dagbesteding heeft en meewerkt aan hulpverlening door een coach. Volgens de Raad heeft de verdachte al flinke consequenties ervaren van het gepleegde feit, door de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht en de lange periode waarin hij zich heeft moeten houden aan de aan hem opgelegde strenge schorsingsvoorwaarden. Er bestaan bij de Raad zorgen over het feit dat de verdachte baat heeft bij externe sturing, maar dat dit vanuit zijn opvoedomgeving weinig aangeboden wordt. Mede dankzij de begeleiding die de verdachte in het kader van de schorsing ontvangt, heeft hij een prille, maar positieve ontwikkeling doorgemaakt.
Op de zitting hebben de Raad en de jeugdreclassering bovenstaand advies onderschreven en hieraan het volgende toegevoegd. Tijdens de lange schorsingsperiode heeft de verdachte positieve stappen gezet, waaronder het positief afronden van zijn hulpverleningstraject en het succesvol aangaan van het mediationtraject met de aangever (de vader van zijn ex-vriendin). Gelet op de kwetsbaarheid van de verdachte wordt een voorwaardelijke jeugddetentie niet passend geacht. Er wordt ingeschat dat een voorwaardelijke werkstraf de verdachte er voldoende van zal weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf in zijn voordeel mee dat hij zich heeft opengesteld voor het hiervoor genoemde mediationtraject en dit succesvol heeft afgerond. De rechtbank acht het verder positief dat hij spijt heeft betuigd en er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van zijn handelen en de gevolgen ervan inziet.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de aard en de hoogte van de aan de verdachte op te leggen straf acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, alsmede de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank ziet in de hierboven genoemde opstandigheden en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte aanleiding om in het voordeel van de verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie en aan hem een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 44 dagen, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, dient te worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit verder een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op zijn plaats is van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke taakstraf een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich tijdens die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Naast de algemene voorwaarden zal de rechtbank aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de Raad geadviseerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat, gelet op de achtergrond en het gebruik van een fors geweldsmiddel, mede gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In aansluiting bij de in de rapporten van de psycholoog en de Raad beschreven persoon van de verdachte en het daaruit af te leiden herhalingsgevaar, alsmede de lichtzinnige wijze waarop de verdachte tot zijn handelen is overgegaan, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan indien hij geen externe sturing en begeleiding krijgt. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.