ECLI:NL:RBNHO:2024:13188

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
15/272633-23 en 15/227459-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met dodelijk geweld en diefstal van sieraden

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in twee strafzaken tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval en een dodelijk steekincident. In zaak A, met parketnummer 15/272633-23, werd de verdachte beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld, met de dood van het slachtoffer tot gevolg. Dit incident vond plaats op 11 september 2023 in Driehuis, waar de verdachte samen met medeverdachten een tachtigjarige man overviel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk geweld had gebruikt, wat leidde tot de fatale steekwond van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar en kreeg daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. In zaak B, met parketnummer 15/227459-23, was de verdachte betrokken bij een woningoverval op een tachtigjarige vrouw in Haarlem op 5 juli 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook hier medepleger was van de diefstal met geweld. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van aanzienlijke schadevergoedingen aan de nabestaanden van het dodelijke slachtoffer en het slachtoffer van de woningoverval. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun families.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/272633-23 (zaak A) en 15/227459-23 (zaak B) (ttz gev.) (P)
Uitspraakdatum: 19 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 november 2024, 28 november 2024 en 5 december 2024 (sluiting onderzoek ter terechtzitting) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De zaken worden hierna zaak A en zaak B genoemd en de tenlastegelegde feiten zijn van een doorlopende nummering voorzien.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich – samengevat – heeft schuldig gemaakt aan:
Zaak A (15/272633-23)Feit 1Primairmedeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] , met de dood ten gevolge, in Driehuis op 11 september 2023;
Subsidiair
medeplichtigheid aan medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] , met de dood ten gevolge, in Driehuis op 11 september 2023;
Zaak B (15/227459-23)
Feit 2Primair
medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld en/of afpersing tegen/van [slachtoffer 2] in Haarlem op 5 juli 2023;
Subsidiairmedeplichtigheid aan medeplegen van afpersing van [slachtoffer 2] in Haarlem op 5 juli 2023;
Feit 3Primair
medeplegen van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] in Haarlem op 5 juli 2023;
Subsidiairmedeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van
[slachtoffer 2] in Haarlem op 5 juli 2023.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage 1aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat onder feit 2 primair sprake is van diefstal met geweld (en geen afpersing).
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman zich in zaak B op het standpunt gesteld dat de verdachte hooguit als medeplichtige kan worden aangemerkt van het onder 2 ten laste gelegde feit.
In zaak A (feit 1) heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van de verdachte dat sprake was van een zakelijke afspraak met het slachtoffer en hij niet wist van een voorgenomen diefstal met geweld, op basis van het procesdossier niet kan worden uitgesloten. Verder kan niet worden weerlegd dat het niet de verdachte, maar een derde persoon was die telkens via de telefoon van de verdachte heeft gecommuniceerd met de medeverdachte [medeverdachte 1] . Uitgaande van de lezing van de verdachte kan volgens de raadsman niet worden bewezen dat de verdachte het opzet heeft gehad op een diefstal met geweld, dan wel op een delict dat daarmee voldoende verband hield.
In zaak B (feiten 2 en 3) heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] niet betrouwbaar is en om die reden moet worden uitgesloten van het bewijs. Uitgaande van de lezing van de verdachte is de bijdrage van de verdachte aan het onder 2 ten laste gelegde feit onvoldoende om als medeplegen te worden aangemerkt. Nu het opzet van de verdachte was gericht op een woninginbraak en hij geen rekening behoefde te houden met het gebruik van geweld, is volgens de raadsman ook geen sprake van medeplichtigheid. Voor feit 3 geldt dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangeefster.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijs
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair (zaak A) en 2 primair (zaak B) ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in
bijlage 2bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair (zaak A)Op grond van de inhoud van het dossier en de bewijsmiddelen in de bijlage neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
Aantreffen van het slachtoffer en doodsoorzaak
Op maandag 11 september 2023 omstreeks 10:47 uur ontving de politie de melding dat nabij het adres [adres 2] in Driehuis een steekpartij had plaatsgevonden. De politie is ter plaatse gegaan en trof in de hal van de woning [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer) aan. Het slachtoffer lag op zijn rug, droeg alleen een onderbroek en zat onder het bloed (proces-verbaal van bevindingen, map E, pagina’s 4-7). Na vergeefse pogingen tot levensreddend handelen overleed de man ter plaatse. Uit onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer is gebleken dat hij is overleden als gevolg van een steekwond van circa 11,3 centimeter diep, rechtsvoor aan de borstkas.
Forensische en tactische bevindingen in en rondom de woning van het slachtoffer
Uit het politieonderzoek dat volgt blijkt dat zich kort voor de melding een geweldsincident heeft voorgedaan in de woning aan de [adres 3] in Driehuis, het woonadres van het slachtoffer. Op (de knop van) de voordeur, in de hal, op de trap en op de overloop van de eerste etage worden meerdere bloedsporen aangetroffen. In het woongedeelte op de begane grond, waar onder meer de eettafel stond, trof de politie geen bloed(sporen) aan. Op de vloer van de overloop van de eerste etage zag de politie zowel schoensporen als voetsporen gezet met bloed vanaf de slaapkamer van het slachtoffer in de richting van de trap. In de slaapkamer van het slachtoffer zag de politie meerdere bloedspatten en bloedspoorpatronen. Op de vloer van de slaapkamer nabij het bureau lag een geprepareerde kabelbinder (een tot een lus gevormde tie-wrap) met daarop bloed. Het dekbed van het bed was opengeslagen en op het matras was bloed te zien.
Uit de camerabeelden van de beveiligingscamera naast de voordeur van de woning van het slachtoffer blijkt dat om 10:42:57 uur een man de woning binnen is gegaan en de voordeur sluit. Vervolgens is op de beelden te zien dat het slachtoffer om 10:46:21 uur – bebloed en alleen gekleed in een onderbroek – de woning uit rent. Om 10:46:23 uur rent dezelfde man die eerder om 10:42:57 uur de woning betrad, naar buiten. Bij het verlaten van de woning heeft de man een voorwerp vast in zijn rechterhand, dat volgens de verbalisant lijkt op het heft van een mes. Uit de linker jaszak van de man steekt een witgekleurde, vormvaste lus.
In de buurt van de woning van het slachtoffer is de telefoon van het slachtoffer teruggevonden in een metalen vuilnisbak en de telefoon (met diverse pasjes) van de moeder van het slachtoffer in een waterafvoerput in het trottoir.
Verklaring van de verdachte
Na zijn aanhouding op 8 november 2023 heeft de verdachte zich in eerste instantie steeds op zijn zwijgrecht beroepen. Op 29 november 2023 heeft de verdachte bij de politie een inhoudelijke verklaring afgelegd. Die verklaring komt er, kort samengevat, op neer dat hij in de avond van 10 september 2023 door een persoon is benaderd om iemand te regelen die wiet voor die persoon (hierna door de rechtbank ook aangeduid als: de opdrachtgever) kon ophalen. De verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte 1] hiervoor telefonisch benaderd en toen zijn eigen telefoon overgegeven aan de opdrachtgever. De opdrachtgever heeft telkens via de telefoon van de verdachte contact onderhouden met [medeverdachte 1] . De verdachte ging hierna bij zijn vriendin in Diemen-Zuid slapen. De volgende ochtend, op 11 september 2023, is de verdachte door de opdrachtgever telefonisch gevraagd om met [medeverdachte 1] mee te gaan, omdat hij [medeverdachte 1] niet vertrouwde met het geld. De verdachte moest voor [medeverdachte 1] ‘instaan’. De verdachte is toen in Diemen-Zuid opgehaald met een auto, waarin ook [medeverdachte 1] zat. Zij zijn naar Driehuis gereden, waar [medeverdachte 1] is afgezet. De verdachte heeft toen weer zijn telefoon aan de opdrachtgever overhandigd, die ook uit de auto is gestapt. [medeverdachte 1] kwam bebloed terug in de auto en zei dat hij hem (de rechtbank begrijpt: het slachtoffer) had gestoken. In de auto ontstond paniek en [medeverdachte 1] werd de auto uitgezet. [medeverdachte 1] heeft toen zijn telefoon en paspoort aan de verdachte gegeven en hem gevraagd deze te dumpen. De verdachte is uit de auto gestapt en heeft de goederen in een put gedumpt. De verdachte heeft geen mes of geld bij [medeverdachte 1] gezien. Later las de verdachte op internet dat het slachtoffer was overleden. In paniek is de verdachte diezelfde avond nog naar Spanje gegaan.
Rol van de medeverdachte [medeverdachte 1]
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] de persoon is die op
11 september 2023 op de camerabeelden van de woning van het slachtoffer is te zien. Na binnenkomst in de woning heeft [medeverdachte 1] op de begane grond de mobiele telefoon van de moeder van het slachtoffer en haar autosleutel weggenomen, voordat hij naar boven is gelopen. In de slaapkamer van het slachtoffer is het tot een confrontatie gekomen tussen het slachtoffer en [medeverdachte 1] en heeft [medeverdachte 1] met een mes in de hart/borststreek van het slachtoffer gestoken, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. [medeverdachte 1] heeft hierna de woning meteen verlaten en de door hem weggenomen spullen meegenomen, waaronder ook de mobiele telefoon van het slachtoffer en een contant geldbedrag die beide in de slaapkamer van het slachtoffer aanwezig waren. [medeverdachte 1] is weggevlucht naar de (volgens afspraak) gereedstaande auto.
TelecomgegevensDe verdachte erkent of betwist niet dat hij destijds de gebruiker was van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . De verdachte heeft op de zitting toegelicht dat beide telefoonnummers bij één toestel hoorden.
Op 10 september 2023 om 23:33:21 uur belt het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 1] ) gedurende 555 seconden – ruim negen minuten – uit naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , in gebruik bij [medeverdachte 1] . Het telefoonnummer van de verdachte maakt op dat moment contact met een zendmast aan de Engelenburg 145-251 in Haarlem.
Om 23:46:53 uur start het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 2] ) een WhatsApp-gesprek met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Om 23:50:29 en 23:51:34 uur belt het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 1] ) uit naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Vervolgens worden in het chatgesprek (onder meer) de volgende berichten uitgewisseld.
(10-09-2023) 23:53:32
De verdachte
Stuur locatie
23:53:50
De verdachte
Adres en nummer
23:54:19
De verdachte
Neef
23:54:21
De verdachte
07:00
23:54:24
De verdachte
Staat die go[z]er daar
23:54:39
[medeverdachte 1]
7 uur precies. Bij verfroller
23:54:46
De verdachte
Stad?
23:54:47
[medeverdachte 1]
Ja
23:54:54
De verdachte
Is goed
23:54:56
De verdachte
Neef
23:55:00
[medeverdachte 1]
Oké top
23:55:19
De verdachte
Hou aub je tel aan neef
23:55:29
De verdachte
Zet me niet voor lul
23:55:50
[medeverdachte 1]
Bro ik ben er zorg a u b dat het dit keer goed zit. En dat ik op andere vakantie kan
23:56:00
De verdachte
Oke komt goed neef
23:56:18
De verdachte
K beloof je lukt dit
23:56:22
De verdachte
Dan ga je met buit weg neef
23:56:51
[medeverdachte 1]
Oké we gaan zien wat er gebeurt morgen. Ik sta 7 uur daar
(11-09-2023) 00:00:01
De verdachte
Oki neef
00:09:10
De verdachte
Regel mesje ofzo ja
00:09:16
De verdachte
Iets om mee te nemen na[ar] binnen
06:51:03
[medeverdachte 1]
Jo g
Op 11 september 2023 van 00:20:55 uur tot en met 09:14:05 uur registreert het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 2] ) verbindingen die werden afgehandeld door een zendmast aan het Azaleahof 1-52 in Duivendrecht. Na 09:14:05 uur is het telefoonnummer niet meer actief in het netwerk.
Op 11 september 2023 om 07:06:37 uur en om 07:28:51 uur belt het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 1] ) telkens uit naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Het telefoonnummer van de verdachte maakt op die momenten contact met een zendmast aan het Azaleahof 1-52 in Duivendrecht.
Uit onderzoek naar de opgeslagen GPS locaties in de telefoon van de verdachte volgt dat op 11 september 2023 om 00:18:27 uur een adres in Diemen is geregistreerd, met als eindtijd 09:01:43 uur.
Vanaf 09:22:38 uur tot en met 10:04:26 uur maakt het telefoonnummer van de verdachte
( [telefoonnummer 1] ) een reisbeweging in de richting van IJmuiden.
Om 10:33:02 uur en 10:40:07 uur belt het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 1] ) telkens uit naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Zowel het telefoonnummer van de verdachte als dat van [medeverdachte 1] maakt op die momenten contact met een zendmast aan de Van den Vondellaan 100 in Driehuis. De woning van het slachtoffer valt onder de dekking van die zendmast. Na 10:47:24 uur is het telefoonnummer van de verdachte niet meer actief in het netwerk.
Gebruiker van eigen telefoonnummers
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zowel bij de politie als op de zitting is geconfronteerd met bovengenoemde telecomgegevens. De verdachte heeft verklaard dat niet hij, maar een derde persoon (de opdrachtgever) telkens via zijn telefoon contact heeft onderhouden met [medeverdachte 1] . Op die momenten was de verdachte samen met die persoon en gaf hij zijn telefoon (steeds) over.
In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat de verdachte geenszins heeft toegelicht wie deze derde persoon is aan wie hij telkens zijn telefoon zou hebben overgegeven. Daarnaast heeft de verdachte de rechtbank niet kunnen uitleggen waarom het contact met [medeverdachte 1] telkens via zijn telefoon moest plaatsvinden, terwijl voor de hand ligt dat die derde persoon de beschikking heeft over een eigen mobiele telefoon en het juist veel eenvoudiger is als de verdachte niet steeds als tussenpersoon zou hoeven te fungeren.
In de tweede plaats stelt de rechtbank op basis van de telecomgegevens vast dat de telefoonnummers van de verdachte op 10 en 11 september 2023 op verschillende momenten in contact hebben gestaan met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . De verdachte bevond zich volgens de zendmast- en GPS-gegevens in de avond van 10 september 2023 in Haarlem en in de nacht en vroege ochtend van 11 september 2023 in Diemen, waar – volgens de verklaring van de verdachte – de vriendin van de verdachte woont en hij de nacht heeft doorgebracht. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zijn telefoon had meegenomen naar zijn vriendin en die derde persoon in de nacht van 10 op 11 september 2023 niet met hem is meegegaan van Haarlem naar Diemen-Zuid.
De rechtbank acht in dat licht bezien ongeloofwaardig dat het niet de verdachte, maar een derde persoon was die telkens via de telefoon van de verdachte heeft gecommuniceerd met [medeverdachte 1] . De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte dan ook terzijde en komt tot de conclusie dat de verdachte op 10 en 11 september 2023 de enige gebruiker was van de telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] . Het was dus de verdachte zelf die de avond voor de overval gedurende negen minuten telefonisch contact had met [medeverdachte 1] , vervolgens via WhatsApp opnieuw contact met hem zocht en bovengenoemde chatconversatie met [medeverdachte 1] voerde.
Plan van de verdachtenDe rechtbank heeft zich de vraag gesteld met welk doel de verdachte op 11 september 2023 samen met (onder meer) [medeverdachte 1] naar Driehuis is gekomen. De verklaring van de verdachte houdt – kort gezegd – in dat sprake was van een zakelijke afspraak waarbij [medeverdachte 1] wiet zou ophalen bij het slachtoffer.
De rechtbank leidt uit de inhoud van bovengenoemd chatgesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] en de daarin door de verdachte gebezigde bewoordingen als ‘met buit weg’, ‘regel mesje’ en ‘iets om mee te nemen na
(de rechtbank begrijpt: naar)binnen’ af dat de verdachte met [medeverdachte 1] het plan had opgevat om een overval te plegen. Uit het chatgesprek volgt dat de verdachte op voorhand wetenschap had van het feit – daartoe zelfs de instructie gaf – dat [medeverdachte 1] een wapen in de vorm van een mes zou meenemen. Het geven van een instructie tot bewapening past naar het oordeel van de rechtbank niet bij een zakelijke afspraak. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk een groot mes heeft meegenomen naar de woning van het slachtoffer en twee geprepareerde tie-wraps (tie-wraps die reeds door het slotje zijn gehaald en tot een lus zijn gevormd). Eén van die tie-wraps is achtergebleven in de slaapkamer van het slachtoffer en de andere tie-wrap zat in de linker jaszak van [medeverdachte 1] toen hij de woning weer verliet. De rechtbank acht in dat licht bezien de lezing van de verdachte dat sprake was van een zakelijke afspraak waarvan het slachtoffer zou weten, ongeloofwaardig en schuift ook dat deel van de verklaring terzijde.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het plan van de verdachte en medeverdachte(n) onmiskenbaar was gericht op het wegnemen van geld of andere waardevolle spullen, waarbij hij – getuige de door hem gegeven instructie tot bewapening – rekening hield met de mogelijkheid dat [medeverdachte 1] (enige vorm van) geweld zou moeten toepassen om dat gezamenlijk doel te bereiken.
Wijze van binnenkomst in de woningDe rechtbank heeft zich vervolgens de vraag gesteld op welke wijze [medeverdachte 1] toegang heeft verkregen tot de woning van het slachtoffer. Op de zitting zijn de camerabeelden van de woning van het slachtoffer vertoond en heeft de rechtbank de volgende eigen waarnemingen gedaan.
Op de beelden neemt de rechtbank waar dat [medeverdachte 1] de oprit van de woning komt oplopen en – al lopende – vluchtig in het zijraam van de woning kijkt. [medeverdachte 1] staat geen moment stil voor het zijraam. Er is geen verandering in de gezichtsuitdrukking noch een opgestoken hand van [medeverdachte 1] te zien. [medeverdachte 1] komt vervolgens op zeer korte afstand voor de voordeur staan en houdt zijn blik naar beneden gericht. [medeverdachte 1] maakt dan een beweging met zijn linkerhand op de plaats waar – blijkens de foto’s in het dossier (map G, pagina 126) – zich de deurknop/het slot bevindt. [medeverdachte 1] leunt dan licht naar achteren en stapt hierna meteen naar voren, de woning in. [medeverdachte 1] houdt tijdens het betreden van de woning (nog steeds) zijn hoofd gebogen en zijn blik naar beneden gericht. Op de beelden is niets te zien dat erop zou kunnen wijzen dat [medeverdachte 1] – verbaal of non-verbaal – contact met het slachtoffer heeft gehad, voordat hij de woning betrad.
De rechtbank markeert dat [medeverdachte 1] en het slachtoffer elkaar niet kenden. De rechtbank heeft
– zoals hiervoor overwogen – het scenario uitgesloten dat sprake was van een zakelijke afspraak waarvan het slachtoffer op de hoogte was. Wat op de beelden is te zien past bovendien bepaald niet bij een zodanige afspraak. Dat [medeverdachte 1] de voordeur eigenhandig heeft geopend, past daarentegen juist wel bij de verklaring van de vader van het slachtoffer dat de voordeur van de woning moet worden geopend door ‘de deur eerst naar je toe [te] halen’ (proces-verbaal van verhoor getuige (map F, pagina’s 15-16)) . Verder kan uit de verklaringen van de naasten van het slachtoffer en de stappenteller van de iPhone van het slachtoffer worden afgeleid dat:
  • het slachtoffer gewoonlijk tot 13:00 uur ’s middags uitsliep;
  • het slachtoffer op 11 september 2023 nog in zijn bed lag toen zijn moeder omstreeks 09:30 uur à 09:45 uur de hond ging uitlaten;
  • het slachtoffer nooit verdovende middelen (hennep en hasj) aan de deur van of in zijn ouderlijk huis verkocht (proces-verbaal van verhoor getuige (map F, pagina’s 35-41));
  • het slachtoffer gewoonlijk niet de voordeur zou openen in zijn onderbroek (proces-verbaal van verhoor getuige (map F, pagina’s 35-41));
  • de stappenteller van de iPhone van het slachtoffer op 11 september 2023 niet eerder dan om 10:45:18 uur – op dat moment was de verdachte al ruim twee minuten in de woning aanwezig – gegevens registreerde.
De rechtbank komt op basis van voornoemde bevindingen, in samenhang bezien, tot de conclusie dat [medeverdachte 1] zichzelf – zonder dat het slachtoffer hiervan wist – toegang heeft verschaft tot de woning. Aan deze conclusie staat niet in de weg dat het procesdossier geen uitsluitsel biedt over de vraag
hoe[medeverdachte 1] de voordeur heeft weten te openen.
Opzet op diefstal met geweld
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het door de verdachte gevoerde chatgesprek bewijs levert dat de verdachte op voorhand rekening hield met en zich dus bewust was van de reële mogelijkheid dat tijdens de voorgenomen overval (enige vorm van) geweld met gebruik van een mes zou worden toegepast. In het plan van de verdachte lag naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op geweldpleging besloten en daarom was het geweldgebruik voor de verdachte voorzienbaar. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gebruik van het mes door [medeverdachte 1] bewust heeft aanvaard. Het opzet van de verdachte was dus, in voorwaardelijke zin, gericht op een diefstal met (bedreiging met) geweld.
Medeplegen
De rechtbank stelt tot slot vast dat de verdachte voorafgaand aan de overval veelvuldig telefonisch contact heeft onderhouden met [medeverdachte 1] . De verdachte was intensief betrokken bij het maken van het plan en gaf de instructie tot bewapening. Op de dag van de overval is de verdachte opgehaald met een auto en vervolgens samen met [medeverdachte 1] en twee anderen naar de plaats van het delict afgereisd. Nadat [medeverdachte 1] op loopafstand van de woning was afgezet, heeft de verdachte hem telefonisch begeleid naar de woning. De verdachte heeft toen op een vooraf afgesproken locatie op [medeverdachte 1] gewacht. Toen [medeverdachte 1] na de overval bebloed terugkwam, is de auto direct weggereden. In de auto heeft [medeverdachte 1] de weggenomen spullen en het geld afgegeven. De verdachte heeft vervolgens naar de overval te herleiden spullen in een put gedumpt en is die avond nog samen met een medeverdachte naar het buitenland gevlucht.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de anderen is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde was van dusdanig gewicht dat hij moet worden aangemerkt als medepleger.
Conclusie
De slotsom is dat de rechtbank komt tot bewezenverklaring van medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld, met de dood ten gevolge.
3.3.3
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 primair (zaak B)
Op grond van de inhoud van het dossier en de bewijsmiddelen in de bijlage neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
Op 5 juli 2023 omstreeks 9:00 uur is [slachtoffer 2] (hierna: de aangeefster) door een man, die zich voordeed als bezorger van Post NL, overvallen in haar woning aan de [adres 4] in Haarlem. In de woning is zij door de man met een lichtsnoer van de muur, aan haar handen en voeten vastgebonden. De man heeft onder meer sieraden van haar lichaam gepakt. Bij de overval zijn verschillende gouden sieraden buitgemaakt, waaronder sieraden met gouden munten van Wilhelmina.
[medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft bekend dat hij de man is die op 5 juli 2023 in de woning van de aangeefster is geweest, de aangeefster met een lichtsnoer heeft vastgebonden en de sieraden heeft weggenomen. [medeverdachte 2] heeft daarnaast verklaard over de betrokkenheid van twee anderen bij de overval, namelijk de verdachte en Adil [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). Deze rechtbank heeft – in een andere zittingscombinatie – [medeverdachte 2] op 11 juni 2024 veroordeeld voor het medeplegen van de overval. Dit vonnis is inmiddels onherroepelijk.
De verklaring van [medeverdachte 2] komt er, kort gezegd, op neer hij op 4 juli 2023 is gebeld door de verdachte en is gevraagd een klus te doen. De volgende dag, op 5 juli 2023, is [medeverdachte 2] thuis opgehaald door de verdachte en [medeverdachte 3] en naar de woning van de aangeefster gereden. De verdachte heeft hem toen een Post NL jas gegeven die [medeverdachte 2] moest aantrekken. Tijdens de overval heeft de verdachte in de auto gewacht en heeft [medeverdachte 3] op de uitkijk gestaan. Na de overval heeft [medeverdachte 2] de sieraden afgegeven aan de verdachte.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 2]De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 2] (voor zover deze voor het bewijs wordt gebruikt) betrouwbaar. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] eerst bij de politie en later bij de rechter-commissaris – nadat hij onherroepelijk was veroordeeld en zich daarom niet meer op het verschoningsrecht kon beroepen – steeds consistent, gedetailleerd en concreet heeft verklaard. [medeverdachte 2] heeft daarbij ook belastend over zichzelf verklaard. Bovendien vindt de verklaring van [medeverdachte 2] op essentiële onderdelen steun in het hierna te noemen objectieve bewijsmateriaal. De omstandigheden die de raadsman heeft aangevoerd ter betwisting van de geloofwaardigheid van [medeverdachte 2] , doen naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze afbreuk aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring over de (mate van) betrokkenheid van de verdachte bij de overval. De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte 2] dan ook gebruiken voor het bewijs.
Objectief (steun)bewijs
De rechtbank ziet ondersteuning voor de verklaring van [medeverdachte 2] in de volgende onderzoeksresultaten in het procesdossier.
Uit de telecomgegevens in het procesdossier leidt de rechtbank af dat de verdachte destijds de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Het telefoonnummer van de verdachte heeft op 4 en 5 juli 2023, zowel voor als tijdens de overval veelvuldig telefonisch contact opgenomen met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , in gebruik bij [medeverdachte 2] .
De rechtbank stelt op basis van de camerabeelden vast dat [medeverdachte 2] op 5 juli 2023 van omstreeks 09:06 uur tot 09:26 uur in de woning van de aangeefster is geweest. Vanaf 09:02:34 uur belt het telefoonnummer van de verdachte gedurende 1069 seconden – bijna achttien minuten – uit naar het telefoonnummer [telefoonnummer 5] , in gebruik bij [medeverdachte 3] . Van 09:05:03 tot 09:19:48 uur stuurt het telefoonnummer van de verdachte veertien SMS berichten naar [medeverdachte 2] . Om 09:20:22 uur belt [medeverdachte 2] vervolgens gedurende 121 seconden uit naar het telefoonnummer van de verdachte.
De telecomgegevens sluiten naar het oordeel van de rechtbank aan bij zowel de verklaring van [medeverdachte 2] als de verklaring van de aangeefster dat de overvaller ( [medeverdachte 2] ) in de woning werd gebeld, maar toen niet opnam en vervolgens zelf belde. De rechtbank stelt op basis van deze verklaringen en telecomgegevens vast dat de verdachte de persoon is die tijdens de overval aan [medeverdachte 2] vroeg of hij al iets had gevonden, waarop [medeverdachte 2] tegen de verdachte zei dat hij sieraden van haar armen had gepakt. Ook de verdachte heeft verklaard dat hij gebeld heeft met [medeverdachte 2] terwijl [medeverdachte 2] binnen in de woning was en dat hij hem tijdens dit telefoongesprek heeft gevraagd of hij al iets had gevonden. De verdachte heeft echter ontkend te hebben gehoord dat [medeverdachte 2] vervolgens zei dat hij sieraden van de armen (de rechtbank begrijpt: van het slachtoffer) had gepakt. De rechtbank acht deze ontkenning ongeloofwaardig en ziet op grond van het procesdossier geen enkele aanleiding te veronderstellen dat [medeverdachte 2] – zoals de verdachte op de zitting heeft geopperd – in de woning nog een ander telefoongesprek (met een andere telefoon) heeft gevoerd met een onbekende derde.
Tot slot vindt de verklaring van [medeverdachte 2] ook bevestiging in de zoekgeschiedenis op de telefoon van de verdachte. Zo blijkt uit onderzoek aan diens telefoon dat de verdachte op 5 juli 2023, de dag van de overval, van 13:40:25 uur tot 13:45:38 uur diverse zoekopdrachten op het internet heeft gedaan die betrekking hebben op de verkoop van gouden munten. Hierbij heeft de verdachte onder meer specifiek gezocht op de waarde van Wilhelmina munten, waarvan de aangeefster heeft verklaard dat die tijdens de overval zijn weggenomen. In de uren na de overval heeft de verdachte ook gezocht naar twee juweliers. De zoekgeschiedenis op de telefoon van de verdachte past naar het oordeel van de rechtbank bij de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij de bij de overval weggenomen sieraden aan de verdachte heeft gegeven en de verdachte na de overval met de sieraden naar een juwelier is gegaan.
Opzet op diefstal met geweld
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen hoe het handelen van de verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. De verklaring van de verdachte houdt – kort gezegd – in dat hij als bestuurder heeft opgetreden bij, zoals hem voor ogen stond, een woninginbraak en niet wist van de aanwezigheid van de aangeefster.
De rechtbank stelt vast dat het plan van de verdachte was gericht op het bemachtigen van kostbare sieraden uit de woning van de aangeefster. Uit de wijze waarop de overval is uitgevoerd leidt de rechtbank af dat de verdachte op voorhand wist dat de aangeefster tijdens de overval thuis zou zijn. De verdachte heeft [medeverdachte 2] immers de instructie gegeven zich als een Post NL bezorger te kleden en middels een babbeltruc toegang te krijgen tot de woning. [medeverdachte 2] had geen andere middelen tot zijn beschikking om toegang tot de woning te verkrijgen. Zoals [medeverdachte 2] dat heeft verklaard: ‘de deur zou niet vanzelf opengaan’. De aanwezigheid van de aangeefster was dus onderdeel van het plan van de verdachte. Algemene ervaringsregels leren dat de kans aanmerkelijk is dat een bewoonster niet vrijwillig kostbaarheden zal afgeven aan een indringer in de eigen woning en dus (enige) weerstand zal bieden om te voorkomen dat kostbaarheden worden meegenomen. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de verdachte op voorhand rekening hield met en zich daarom bewust was van de reële mogelijkheid dat bij de confrontatie met de aangeefster (enige vorm van) geweld zou worden toegepast om het gezamenlijk doel – een succesvolle diefstal – te bereiken. In het plan van de verdachte lag naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op geweldpleging besloten en daarom was het geweldgebruik voor de verdachte voorzienbaar. De rechtbank komt tot de conclusie dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gebruik van geweld bewust heeft aanvaard. Het opzet van de verdachte was dus, in voorwaardelijke zin, gericht op een diefstal met geweld.
De rechtbank is hierbij van oordeel dat de door [medeverdachte 2] gepleegde geweldshandeling – het vastbinden van de aangeefster – binnen het voorwaardelijk opzet van de verdachte kan worden gebracht. Een enigszins andere invulling van het feit dan de verdachte (mogelijk) op voorhand voor ogen stond, zit immers ingebakken in het
globaleopzet van de verdachte gericht op het (desnoods met geweld) bemachtigen van kostbare sieraden.
MedeplegenDe rechtbank stelt vast dat de verdachte op voorhand intensief betrokken is geweest bij het maken van het plan om een overval te plegen en daarvoor de nodige voorbereidingen heeft getroffen, in die zin dat hij een jas van Post NL heeft bemachtigd en [medeverdachte 2] instructies heeft gegeven over de wijze van binnenkomen in de woning van de aangeefster. Op de dag van de overval heeft de verdachte [medeverdachte 2] opgehaald en is hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de plaats van het delict afgereisd. Tijdens de overval heeft de verdachte intensief contact onderhouden met enerzijds [medeverdachte 3] , die buiten op de uitkijk stond, en anderzijds met [medeverdachte 2] , die zich in de woning bevond. Op de dag van de overval hadden [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] onderling geen telefonisch contact, wat de verdachte onmisbaar maakt voor een succesvolle uitvoering van het plan.
De verdachte wachtte tijdens de overval in de nabijheid van de woning in een gereedstaande auto op de medeverdachten. [medeverdachte 2] gaf de weggenomen sieraden af aan de verdachte, die met de sieraden naar een juwelier is gegaan. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] volgt dat de verdachte heeft gedeeld in de buit, in de vorm van ofwel (echt) gouden sieraden ofwel de opbrengst van de verkoop daarvan.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de anderen is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde was van dusdanig gewicht dat hij moet worden aangemerkt als medepleger.
Slotsom
De slotsom is dat de rechtbank komt tot bewezenverklaring van medeplegen van diefstal met geweld. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de aangeefster sieraden heeft afgegeven, zodat de verdachte van (medeplegen van) afpersing zal worden vrijgesproken.
3.3.4
Vrijspraak ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair (zaak B)
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan, opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank overweegt daartoe dat het vastbinden van de aangeefster door [medeverdachte 2] niet alleen ten laste is gelegd als een feitelijke gedraging van de diefstal met geweld, maar ook als een zelfstandig feit. De rechtbank kan op basis van het procesdossier niet vaststellen dat het opzet van de verdachte was gericht op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangeefster. Het plan was gericht op het (desnoods met geweld) bemachtigen van kostbare sieraden. Uit het procesdossier volgt dus niet dat de verdachte vol opzet had op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangeefster
als zodanig.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het procesdossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te stellen dat sprake was van de reële mogelijkheid – en dus voor de verdachte op voorhand voorzienbaar – dat de aangeefster tijdens de overval van haar vrijheid zou worden beroofd. De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij niet was voorbereid en – zo begrijpt de rechtbank – ter plekke heeft bedacht de aangeefster vast te binden, maar niets voor handen had en daarom hiervoor het lichtsnoer heeft gebruikt dat toevallig in de woonkamer van de aangeefster aan de muur hing. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat het opzet van de verdachte in voorwaardelijke zin
specifiekwas gericht op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangeefster. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 (primair en subsidiair) ten laste gelegde feit.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
Primairhij op 11 september 2023 te Driehuis, gemeente Velsen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee mobiele telefoons, een rijbewijs (op naam gesteld van [benadeelde 2] ), een creditcard, een bankpas, twee zorgverzekeringspassen en een hoeveelheid contant geld, die aan een ander toebehoorden, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende verdachtes mededader met een mes in de hart/borststreek van die [slachtoffer 1] gestoken, terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
Feit 2
Primairhij op 5 juli 2023 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning gelegen aan de [adres 4] , alwaar zijn mededader zich tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 2] met een lichtsnoer vast te binden en die [slachtoffer 2] vastgebonden te houden.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1, primair:
diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en het feit de dood ten gevolge heeft;
Feit 2, primair:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.6. Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van het voorarrest en met aansluitend de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM).
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de inhoud van het reclasseringsrapport en de medische omstandigheden van de verdachte gedurende zijn detentie (hartproblemen). Ook heeft de raadsman onder verwijzing naar jurisprudentie van
– kort gezegd – verschillende feitenrechters betoogd dat de hoogte van een straf zoals door de officier van justitie is gevorderd niet passend is. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een GVM geen toegevoegde waarde heeft en ook niet aan de verdachte kan worden opgelegd, nu de reclassering daartoe niet heeft geadviseerd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank gekeken naar de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Ernst van het feit in zaak A
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, met de dood ten gevolge. De verdachte heeft samen met onder meer de medeverdachte [medeverdachte 1] het plan opgevat om in de woning van het slachtoffer geld en/of waardevolle spullen te bemachtigen. De verdachte heeft [medeverdachte 1] de instructie gegeven zich te bewapenen. [medeverdachte 1] is bewapend met een groot keukenmes en geprepareerde tie-wraps de woning binnengedrongen. In de slaapkamer van het slachtoffer is het tot een gewelddadige confrontatie gekomen tussen [medeverdachte 1] en het slachtoffer en heeft [medeverdachte 1] met het mes in de hart/borststreek van het slachtoffer gestoken, als gevolg waarvan het slachtoffer naar buiten is gerend en op de oprit van een nabij gelegen woning is overleden. [medeverdachte 1] heeft direct na het slachtoffer de woning verlaten met de buit bestaande uit geld, twee mobiele telefoons en een autosleutel en is weggevlucht naar de vluchtauto waarin de verdachte (volgens afspraak) zat te wachten. De verdachte heeft de naar de overval te herleiden goederen in een put gedumpt en is diezelfde avond naar het buitenland gevlucht.
Hoewel het niet de verdachte was die het slachtoffer de dodelijke steekverwonding heeft toegebracht, is de dood van het slachtoffer mede aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte gaf immers de instructie een mes mee te nemen, is vervolgens doelbewust op (veilige) afstand gebleven en heeft een ander ingezet om hun gezamenlijk plan gericht op financiële zelfverrijking met mogelijk gebruik van geweld uit te voeren. Ten gevolge van dit gezamenlijke plan en het daadwerkelijk gebruikte geweld is het slachtoffer overleden. De rechtbank vindt het handelen van de verdachte dan ook zeer verwerpelijk.
Als gevolg van het handelen van de verdachte en diens medeverdachte(n) is het slachtoffer het meest fundamentele recht ontnomen, namelijk het recht op leven. Het slachtoffer was een 24-jarige jongeman met nog een heel leven voor zich. De laatste momenten van zijn leven moeten in het teken hebben gestaan van schrik, pijn en doodsangst, welke angst helaas werkelijk is geworden.
Mede door het handelen van de verdachte is een onomkeerbaar verlies teweeggebracht en een onbeschrijflijk groot leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer, onder wie zijn ouders, broer en zus. Hun leven is als gevolg van deze gebeurtenis voorgoed veranderd. Op de zitting hebben de ouders en de zus van het slachtoffer op indringende wijze het leed dat hen is aangedaan onder woorden gebracht. Uit de slachtofferverklaringen blijkt boosheid en intens verdriet en pijn om het gemis van hun geliefde broer en zoon die van het een op het andere moment uit hun levens is weggerukt. Zij gingen die dag allen van huis met het idee terug te keren naar een compleet gezin, maar hebben het slachtoffer nooit meer kunnen zien. Zij hebben geen afscheid van het (lichaam van het) slachtoffer kunnen nemen, wat de verwerking van zijn dood nog moeilijker heeft gemaakt. Het gezin moet leren leven met het schrijnende besef dat de hebzucht van een ander hen voor altijd hun dierbare heeft ontnomen.
De rechtbank overweegt dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Dat de verdachte strafrechtelijke betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit heeft ontkend, is zijn goed recht, maar brengt wel met zich dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven. De nabestaanden blijven hierdoor met vele vragen achter, wat hun leed vergroot.
Het behoeft geen betoog dat een woningoverval met fatale afloop zoals deze de rechtsorde schokt en de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving oproept. Het feit vond overdag plaats in een woonwijk, nabij een middelbare school. Diverse omstanders, onder wie scholieren zijn ongewild geconfronteerd met het om hulp schreeuwende en bebloede slachtoffer. De buren hebben het slachtoffer in huis genomen en hem direct eerste hulp verleend. Voor al deze mensen moet dit een zeer beangstigende ervaring zijn geweest.
Ernst van het feit in zaak BDe verdachte heeft zich daarnaast samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval op een tachtigjarige vrouw. Eén van de medeverdachten heeft bij haar woning aangebeld, terwijl hij was gekleed als bezorger van Post NL. Met een smoes is hij haar woning binnengedrongen. Eenmaal binnen heeft de medeverdachte het slachtoffer vastgebonden met twee lichtsnoeren en de sieraden die zij op dat moment droeg, van haar afgenomen. Vervolgens heeft hij de woning doorzocht en ook andere sieraden weggenomen. De rol van de verdachte bestond hieruit dat hij samen met een ander het idee heeft opgevat dit slachtoffer te beroven, de medeverdachte ertoe heeft bewogen de woning in te gaan en tijdens het plegen van het feit in de vluchtauto wachtte op de terugkomst van de medeverdachten, terwijl hij met beide medeverdachten in nauw contact bleef staan.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een ernstig feit. Juist de eigen woning is een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Bovendien is sprake geweest van een kwetsbaar slachtoffer: een tachtigjarige vrouw die – alleen thuis en in haar eigen woning – geconfronteerd werd met de medeverdachte en door hem is vastgebonden. Dit heeft een grote impact op het slachtoffer gehad. Uit haar vordering tot schadevergoeding leidt de rechtbank af dat het feit grote angst bij haar heeft veroorzaakt. Met de omstandigheid dat dergelijke feiten doorgaans een diepe indruk maken op slachtoffers, heeft de verdachte kennelijk geen rekening gehouden. Hij heeft slechts gehandeld uit eigen financieel gewin. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor maatschappelijke onrust en versterken zij de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Wederom was het zo dat de verdachte doelbewust op (veilige) afstand is gebleven en een ander heeft ingezet om een gezamenlijk plan gericht op financiële zelfverrijking uit te voeren. Het laffe feit en de verstrekkende gevolgen voor het slachtoffer zijn echter even zeer aan de verdachte toe te rekenen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad van 15 november 2024, waaruit blijkt dat hij al eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsmisdrijven, waaronder het medeplegen van diefstal met geweld. De rechtbank weegt het strafblad in het nadeel van de verdachte mee in de straftoemeting.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van de rapporten van Reclassering Nederland, opgemaakt op 30 januari 2024 en 19 november 2024. De reclassering adviseert in haar laatste advies, bij bewezenverklaring, een straf op te leggen waarvan het voorwaardelijk gedeelte zo groot mogelijk is met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden een uitgebreid pakket aan bijzondere voorwaarden, die dadelijk uitvoerbaar moeten zijn. Hoewel de verdachte vaker het voornemen heeft geuit zich te zullen inzetten voor positieve gedragsverandering, hetgeen toen niet is gelukt, ziet de reclassering nu ruimte om de verdachte – gelet op zijn jonge leeftijd en medische omstandigheden – nog één laatste kans te geven.
Op te leggen straf
De aard en de ernst van de twee bewezenverklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en het gegeven dat de verdachte eerder geweldsdelicten heeft gepleegd, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Oplegging van een deels voorwaardelijke straf – die volgens de wet bij een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren kan worden opgelegd – doet geen recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank wijst hierbij op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin voor een enkele woningoverval met licht geweld of bedreiging met geweld al een uitgangspunt van drie jaar gevangenisstraf wordt geformuleerd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank acht het ter bescherming van de algemene veiligheid van personen noodzakelijk dat naast de gevangenisstraf een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aan de verdachte wordt opgelegd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het doel en de strekking van deze maatregel is om de samenleving te beschermen tegen daders van onder andere zware geweldsdelicten en ervoor te zorgen dat delinquenten met een hoog recidiverisico met het oog op de veiligheid van de samenleving langdurig – en indien noodzakelijk zelfs levenslang – onder toezicht kunnen blijven staan teneinde dreigende recidive te signaleren. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan.
De rechtbank beschikt over een (zeer) recent opgemaakt gemotiveerd reclasseringsadvies dat tevens een risicotaxatie bevat. De rechtbank stelt vast dat de reclassering niet heeft geadviseerd tot oplegging van de GVM-maatregel. Dit is echter geen vereiste (vgl. Hoge Raad 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:770).
Op basis van de beide reclasseringsrapportages heeft de rechtbank een volledig beeld verkregen van de persoon van de verdachte. De rechtbank stelt op basis daarvan vast dat sprake is van risicofactoren op alle leefgebieden van de verdachte. Zo heeft de verdachte geen (zicht op) betaald werk of een dagbesteding, geen eigen woning, schulden en een (grotendeels) pro-crimineel sociaal netwerk, waarvan hij geen afstand lijkt te kunnen nemen. Het strafblad van de verdachte laat een zorgwekkend patroon zien aan (zeer) ernstige geweldsdelicten, gericht op financiële zelfverrijking. De verdachte legt bovendien in deze zaak de verantwoordelijkheid voor het gepleegde (dodelijke) geweld buiten zichzelf.
Op basis van de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, het strafblad van de verdachte en de persoon van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het recidiverisico op nieuwe geweldsdelicten hoog is. Nu alle leefgebieden van de verdachte zich kenmerken door instabiliteit en risico’s en de leefsituatie op de einddatum van de gevangenisstraf niet (wezenlijk) anders zal zijn, dient er naar het oordeel van de rechtbank rekening mee te worden gehouden dat het recidiverisico ook na het uitzitten van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf (nog) niet tot een aanvaardbaar risico is teruggedrongen.
De rechtbank acht het daarom aangewezen dat de verdachte langdurig onder toezicht wordt gesteld. Hierdoor kan de rechtbank, nadat de gevangenisstraf is uitgezeten, op vordering van de officier van justitie en na beoordeling van de op dat moment actuele situatie, de tenuitvoerlegging van de GVM bevelen en de inhoud en de duur daarvan bepalen (artikel 6:6:23b Sv).

7.Beslissing omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp

De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Horloge (Omschrijving: PL1100-NHRAA23019_791349, Chroomkl. met zwart, merk: Rolex).
De rechtbank overweegt dat het voorwerp geen relatie heeft met ‘het feit’ zoals bedoeld in artikel 36c Sr. Ook kan dit voorwerp niet in relatie komen te staan met de voorbereiding of het begaan van soortgelijke feiten of de belemmering van de opsporing daarvan zoals bedoeld in artikel 36d Sr. Onttrekking aan het verkeer is dus niet mogelijk. Om dezelfde reden is verbeurdverklaring in de zin van artikel 33a, eerste lid, Sr evenmin mogelijk. De rechtbank zal daarom de teruggave van het voorwerp aan de verdachte gelasten.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

In zaak A hebben de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , respectievelijk de vader, de moeder en de zus van het overleden slachtoffer, zich – door tussenkomst van hun gemachtigde mr. W. van Egmond – in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding.
In zaak B heeft de benadeelde partij [slachtoffer 2] zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal hierna eerst de voor de beoordeling van de vorderingen relevante, juridische kaders schetsen, waarna de vorderingen inhoudelijk zullen worden beoordeeld.
Kring van voegingsgerechtigden
Op grond van artikel 51f, eerste lid, Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich voor zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien de benadeelde partij door het strafbare feit is overleden, de personen, bedoeld in artikel 108, eerste tot en met vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zich kunnen voegen voor de daar bedoelde vorderingen.
Kosten van lijkbezorging
Op grond van artikel 6:108, tweede lid, BW is degene die aansprakelijk is voor het overlijden van een persoon verplicht aan degene die de kosten van lijkbezorging heeft gedragen, deze kosten te vergoeden, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene.
AffectieschadeSinds 1 januari 2019 is het voor een beperkte groep nabestaanden mogelijk om aanspraak te maken op vergoeding van affectieschade op grond van artikel 6:108, derde en vierde lid, BW. Het gaat hier om vergoeding van verdriet dat een naaste heeft omdat een persoon met wie hij een zeer nauwe band heeft, overlijdt door een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. De hoogte van de bedragen waarop men aanspraak kan maken, is geregeld in het Besluit vergoeding affectieschade (hierna: het besluit).Het is een zogenoemd ‘forfaitair stelsel’. De vergoeding is bedoeld om erkenning te bieden voor het ondergane leed, en ook om genoegdoening te bieden, in die zin dat het geschokte rechtsgevoel van de nabestaanden wordt verzacht doordat van de aansprakelijke een opoffering wordt verlangd.
Het recht op smartengeld voor nabestaanden biedt hun een eigen aanspraak, maar is afgeleid van de aansprakelijkheid van de veroorzaker ten opzichte van de primair gekwetste (de overledene).
Schokschade
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad (Hoge Raad 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958) volgt – voor zover hier van belang – dat iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt (het primaire slachtoffer) ook onrechtmatig kan handelen tegen degene bij wie de confrontatie met die onrechtmatige daad of de gevolgen daarvan een hevige emotionele schok teweeg brengt (het secundaire slachtoffer).
Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid tegen het secundaire slachtoffer zijn onder meer:
a. a) de aard, de toedracht en de gevolgen van de tegen het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed;
b) de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de tegen het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was;
c) de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is beperkt tot de schade die volgt uit het veroorzaakte geestelijk letsel, welk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking.
Materiële en immateriële schade
Op grond van artikel 6:95, eerste lid, BW bestaat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft.
Ingevolge artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW heeft de benadeelde, voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding: indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
8.1
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft (vader) een vordering tot schadevergoeding van € 36.845,30 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
a. a) materiële schade € 16.845,30, opgebouwd uit:
- uitvaartkosten € 13.225,30
- gedenksteen € 3.620,00
b) affectieschade € 20.000,00.
8.1.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering volledig hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in de vordering, primair wegens de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair heeft de raadsman de volgende standpunten ingenomen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de affectieschade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft primair verzocht de post uitvaartkosten af te wijzen, omdat onvoldoende duidelijk is welk bedrag de verzekering precies heeft uitgekeerd. Subsidiair moeten de kosten worden gematigd tot € 11.000, omdat de gestelde schade de gemiddelde kosten voor een uitvaart (€ 7.000 tot € 11.000) overstijgen. De raadsman heeft verzocht de post gedenksteen af te wijzen, omdat deze kosten niet noodzakelijk zijn en daarom niet vallen onder de reikwijdte van de kosten voor lijkbezorging.
8.1.3
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de uitvaartkosten en de kosten voor de gedenksteen – naar hun aard – moeten worden beschouwd als kosten van lijkbezorging in de zin van artikel 6:108, tweede lid, BW. De rechtbank acht de hoogte van de gevorderde bedragen in overeenstemming met de omstandigheden van de overledene en daarom redelijk en billijk. Hierbij heeft de rechtbank gelet op de maatschappelijke, economische en culturele positie van het overleden slachtoffer. Uit de verzamelnota van de uitvaartverzorger blijkt dat de uitkering van de verzekering in mindering is gebracht op het totaalbedrag. De rechtbank ziet geen aanleiding te veronderstellen dat de verzekering een hoger bedrag heeft uitgekeerd. De vordering zal worden toegewezen.
Affectieschade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als vader van het overleden slachtoffer op grond van de wet aanspraak maakt op vergoeding van affectieschade. Nu het gevorderde bedrag in overeenstemming is met het in het besluit vastgestelde forfaitaire bedrag, zal de vordering worden toegewezen.
Toegewezen bedrag
De vordering zal dan ook volledig worden toegewezen tot een bedrag van € 36.845,30, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening. De rechtbank gaat hierbij uit van de volgende ingangsdata van de wettelijke rente.
Het toegewezen bedrag van € 20.000,00 (affectieschade) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2023.
Het toegewezen bedrag van € 3.620,00 (gedenksteen) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2023. De rechtbank zoekt aansluiting bij de datum van de offerte, nu het dossier geen ander aanknopingspunt biedt voor de vaststelling van het moment waarop de schade is ingetreden.
Het toegewezen bedrag van € 13.225,30 (uitvaartkosten) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2023, de datum van de factuur van de uitvaartverzorger.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal daarbij bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging gepleegd, met de dood ten gevolge] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.2
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] (moeder) heeft een vordering tot schadevergoeding van € 48.974,84 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
a. a) affectieschade € 20.000,00
b) schokschade € 28.974,84, opgebouwd uit:
i. i)
materiële schade
- gederfde inkomsten € 5.263,50
ii) immateriële schade
- immateriële schokschade € 20.000,00
iii) kosten ter beperking van de immateriële schokschade
- schoonmaakkosten € 1.040,00
- schilderkosten € 2.671,34.
8.2.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering volledig hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in de vordering, primair wegens de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair heeft de raadsman de volgende standpunten ingenomen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de affectieschade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht de post gederfde inkomsten af te wijzen, dan wel de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk te verklaren. De benadeelde partij heeft bewust bepaalde loonstroken niet overgelegd, waardoor de verdediging onvoldoende in de gelegenheid is geweest de post te betwisten. Ook is niet voldoende duidelijk dat de toekomstige schade daadwerkelijk zal worden geleden.
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde immateriële schokschade primair aangevoerd dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in de vordering, omdat meer onderzoek nodig is naar de vraag of al het gestelde geestelijk letsel het gevolg is van het misdrijf of dat mogelijk sprake is van een voorgeschiedenis. Subsidiair heeft de raadsman – onder verwijzing naar jurisprudentie – verzocht de schade te matigen tot € 10.000,00.
De raadsman heeft verzocht de posten schoonmaak- en schilderkosten af te wijzen, omdat een wettelijke grondslag voor vergoeding ontbreekt en toewijzing niet redelijk en billijk wordt geacht.
8.2.3
Oordeel van de rechtbank
Affectieschade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als moeder van het overleden slachtoffer op grond van de wet aanspraak maakt op vergoeding van affectieschade. Nu het gevorderde bedrag in overeenstemming is met het in het besluit vastgestelde forfaitaire bedrag, zal de vordering worden toegewezen.
Schokschade
De rechtbank stelt op basis van de vordering en de overige stukken in het dossier vast dat de benadeelde partij tien minuten na het misdrijf thuiskwam van het uitlaten van de hond en in haar woning onmiddellijk en volledig onverwacht werd geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het dodelijk geweld dat kort daarvoor tegen haar zoon was gepleegd. Na het aantreffen van het bloed in de hal is de benadeelde direct naar de slaapkamer van haar zoon gegaan, waar hij ten tijde van haar vertrek nog lag te slapen. Zij trof haar zoon niet aan, maar wel heel veel bloed. Op dat moment realiseerde zij zich dat de bij de buren aanwezige hulpdiensten daar mogelijk waren voor haar zoon. De benadeelde is vervolgens op de oprit van de buren geconfronteerd met het beeld van hulpverleners die met man en macht probeerden het leven van haar zoon te redden. De benadeelde moest door de politie van de oprit worden weggeleid. De rechtbank stelt vast dat door de confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf bij de benadeelde een hevige emotionele schok teweeg is gebracht.
De rechtbank is op basis van de vordering en de (nadere) toelichting op de zitting van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd dat de hevige emotionele schok bij de benadeelde heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten een posttraumatische stressstoornis. De benadeelde is hiervoor al enige tijd in behandeling bij een psycholoog.
De rechtbank concludeert dat de verdachte door het plegen van het dodelijk misdrijf tegen het slachtoffer ook onrechtmatig heeft gehandeld tegen de benadeelde partij. De benadeelde partij kan daarom aanspraak maken op vergoeding van zowel materiële als immateriële schokschade.
i) Materiële schokschade in de vorm van gederfde inkomsten
De rechtbank is op basis van de vordering en de (nadere) toelichting op de zitting van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd dat de benadeelde partij schade heeft geleden in de vorm van gederfde inkomsten en met een voldoende mate van zekerheid het restant van de gevorderde schade nog zal lijden. Daarbij is van belang dat de gevorderde toekomstige schade relatief beperkt in omvang is en uit de overgelegde stukken blijkt dat de benadeelde in de nabije toekomst niet in staat zal zijn terug te keren naar haar werk. Hoewel de vordering (gemotiveerd) niet is voorzien van een loonstrook, is genoegzaam met andere stukken onderbouwd welk deel van het inkomen door de benadeelde gemist wordt. In het licht van die onderbouwing heeft de verdediging (de hoogte van) de gestelde schade onvoldoende betwist. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
ii) Immateriële schokschade
De rechtbank acht op basis van de omstandigheden van het geval en gelet op de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend, de hoogte van de gevorderde immateriële schokschade billijk en ziet geen aanleiding om de hoogte daarvan te matigen in verband met de aanspraak op affectieschade. De Hoge Raad heeft overwogen dat in geval van samenloop van aanspraak op schokschade en affectieschade de rechter ‘
aan de hand van de omstandigheden van het geval naar billijkheid en schattenderwijs (zal) moeten afwegen in hoeverre bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van het hiervoor bedoelde, door de hevige emotionele schok veroorzaakte geestelijk letsel, rekening wordt gehouden met die aanspraak op (vergoeding van) affectieschade’. De rechtbank merkt in dit verband op dat, los van het verdriet om het overlijden van haar zoon, voldoende is gesteld en onderbouwd dat bij de benadeelde partij geestelijk letsel is veroorzaakt door de confrontatie met (de sporen van) de gewelddadige dood van haar zoon in haar eigen woonomgeving. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
iii) Schade ter beperking van de immateriële schokschade (schoonmaak- en schilderkosten)
De rechtbank is op basis van de vordering en de (nadere) toelichting op de zitting van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken ter beperking van de omvang van de immateriële schokschade, in de vorm van schoonmaak- en schilderkosten. De rechtbank acht invoelbaar dat de benadeelde partij – en de rest van het gezin – niet in een woning kon blijven wonen waarin de bloed- en chemische sporen van (het onderzoek naar) het misdrijf nog duidelijk zichtbaar waren, maar het noodzakelijk achtte de woning te herstellen om niet iedere dag opnieuw met die sporen te worden geconfronteerd. De vordering zal worden toegewezen.
Toegewezen bedrag
De vordering zal dan ook volledig worden toegewezen tot een bedrag van € 48.974,84, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening. De rechtbank gaat hierbij uit van de volgende ingangsdata van de wettelijke rente.
Het toegewezen bedrag van € 40.000,00 (affectieschade en immateriële schokschade) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2023.
Het toegewezen bedrag van € 1.040,00 (schoonmaakkosten) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2023, de datum van de factuur.
Het toegewezen bedrag van € 2.671,34 (schilderkosten) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2024, de datum van de factuur.
Het toegewezen bedrag van € 5.263,50 (gederfde inkomsten) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2025. De rechtbank gaat uit van een datum die in het midden ligt van de gevorderde periode van 25 september 2024 tot 1 januari 2026.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal daarbij bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging gepleegd, met de dood ten gevolge] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.3
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] (zus) heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 12.500,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit immateriële schokschade.
8.3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering volledig hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in de vordering, primair wegens de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair heeft de raadsman het volgende standpunt ingenomen. De raadsman heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering omdat niet aan het confrontatievereiste is voldaan. Ook is meer onderzoek nodig naar de vraag of het gestelde geestelijk letsel het gevolg is van de confrontatie. Meest subsidiair heeft de raadsman – onder verwijzing naar jurisprudentie – verzocht de gevorderde schadevergoeding te matigen tot € 10.000,00.
8.3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de vordering en de (nadere) toelichting op de zitting vast dat de benadeelde partij net als het overleden slachtoffer – haar broer – nog thuis woonde bij hun ouders en met hem een nauwe, affectieve relatie had. De benadeelde mocht enkele dagen na het misdrijf terugkeren naar de woning en werd daar direct geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het dodelijk geweld dat tegen haar broer was gepleegd. In de woning waren op diverse plekken de bloed- en chemische sporen van (het onderzoek naar) het misdrijf nog duidelijk zichtbaar. De benadeelde heeft – samen met haar moeder – geprobeerd de sporen te verwijderen, zodat het gezin niet iedere dag opnieuw met die sporen werd geconfronteerd. De rechtbank stelt vast dat door de confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf bij de benadeelde een hevige emotionele schok teweeg is gebracht.
De rechtbank is op basis van de vordering en de (nadere) toelichting op de zitting van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd dat de hevige emotionele schok bij de benadeelde heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten een posttraumatische stressstoornis. De benadeelde is hiervoor in behandeling bij een psycholoog.
De rechtbank concludeert dat de verdachte door het plegen van het dodelijk misdrijf tegen het slachtoffer ook onrechtmatig heeft gehandeld tegen de benadeelde partij. De benadeelde partij maakt daarom aanspraak op vergoeding van schokschade. De rechtbank acht op basis van de omstandigheden van het geval en gelet op de bedragen die in min of meer vergelijkbare zaken worden toegekend, de hoogte van de gevorderde immateriële schokschade billijk. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Toegewezen bedrag
De vordering zal dan ook volledig worden toegewezen tot een bedrag van € 12.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2023 tot aan de dag van algehele voldoening. De rechtbank gaat hierbij op basis van het dossier uit van een datum gelegen enkele dagen na het misdrijf, als de datum waarop de benadeelde naar de woning kon terugkeren en is geconfronteerd met de gevolgen van het misdrijf.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal daarbij bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging gepleegd, met de dood ten gevolge] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.4
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.007,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
a. a) materiële schade € 4.007,00, opgebouwd uit:
- cameradeurbel € 207,00
- gouden sieraden € 3.700,00
- lamp € 100,00
b) immateriële schade € 4.000,00.
8.4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.207,00, bestaande uit € 707,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in de vordering, wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman de volgende standpunten ingenomen. De raadsman heeft aangevoerd dat de post cameradeurbel kan worden toegewezen en de post lamp moeten afgewezen, omdat het causaal verband met het misdrijf ontbreekt. De raadsman heeft primair ten aanzien van de post gouden sieraden aangevoerd dat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair kan de waarde van de weggenomen sieraden worden geschat op € 500,00.
De raadsman heeft verzocht de immateriële schade te begroten op € 500,00 en het resterende af te wijzen.
8.4.3
Oordeel van de rechtbank
Cameradeurbel
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit en daarom voor toewijzing in aanmerking komt. De vordering zal worden toegewezen.
Gouden sieraden
De rechtbank is op grond van de vordering en de bijgevoegde schade-inventarisatie van slachtofferhulp van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd dat de gestelde schade betrekking heeft op de sieraden die de benadeelde partij na teruggave door de politie van de bij de medeverdachte aangetroffen sieraden, nog mist. De rechtbank wijst in dit verband op pagina 280 van het dossier, waaruit blijkt dat de benadeelde de sieraden met de meeste waarde niet heeft teruggekregen. Al op 10 november 2023 stelde de benadeelde diverse sieraden te missen met een geschatte waarde tussen € 3.000,00 en € 4.000,00. De vordering tot schadevergoeding die de benadeelde daarna – op 22 januari 2024 – heeft ingediend sluit daarbij aan. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de waarde van de sieraden voldoende heeft onderbouwd met behulp van foto’s en verwijzingen naar internetpagina’s met daarop de waarde van vergelijkbare sieraden. De hoogte van de gestelde schade is verder niet gemotiveerd betwist en komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. Nu uit de schade-inventarisatie van slachtofferhulp blijkt dat in het bedrag van € 3.700,00 ook de kosten van de cameradeurbel van € 207,00 zijn meegenomen, en deze schade niet tweemaal voor vergoeding in aanmerking komt, gaat de rechtbank voor de sieraden uit van een bedrag van € 3.500,00. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Lamp
De rechtbank stelt vast dat de medeverdachte tijdens de woningoverval twee lichtsnoeren van de muur in de woonkamer van de benadeelde heeft getrokken en hiermee de benadeelde heeft vastgebonden. De rechtbank leidt hieruit af dat de benadeelde kennelijk heeft bedoeld de schade te vorderen die door het misdrijf aan voornoemde lichtsnoeren is ontstaan.
De rechtbank wijst in dat verband nog op pagina 11 van het dossier, waaruit blijkt dat de benadeelde ter plaatse tegen de verbalisant heeft gezegd dat zij was vastgebonden met “draad van een lamp die in de woonkamer stond”. De hoogte van de gestelde schade is niet betwist en komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering zal worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank gaat ervan uit dat de benadeelde partij bij het misdrijf geen lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij de beoordeling van de vraag of de benadeelde op andere wijze in de persoon is aangetast stelt de rechtbank het volgende voorop.
Uit vaste rechtspraak blijkt dat van de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aard en de ernst van de normschending met zich meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde – een tachtigjarige vrouw – is in haar eigen woning overvallen door de medeverdachte die zichzelf middels een babbeltruc toegang tot haar woning had verschaft. In haar woning is de benadeelde vastgepakt, hardhandig op de bank geduwd en zijn haar handen en voeten vastgebonden met een lichtsnoer. Vervolgens heeft de overvaller de sieraden die de benadeelde op dat moment droeg, van haar lichaam afgepakt en haar huis doorzocht. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de benadeelde door het misdrijf de deur niet meer durft te openen, niet meer alleen naar buiten durft te gaan en last heeft van slapeloosheid en gepieker. De overval heeft dus een grote impact op haar en haar leven gehad.
De rechtbank komt gelet op de aard en de ernst van het feit, de onderbouwing van de vordering en de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend, vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,00 billijk voor. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Toegewezen bedrag
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 5.807,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2023 tot aan de dag van algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal daarbij bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.5
Gijzeling
Op grond van artikel 36f, vijfde lid, Sr bepaalt de rechter bij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling kan worden toegepast. De duur daarvan beloopt – ook in het geval van meerdaadse samenloop (artikel 60a jo. artikel 24c, derde lid, Sr) – ten hoogste één jaar. Gelet op de hoogte van de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen zal de totale duur van de gijzeling het maximum van in totaal 365 dagen overstijgen. Om dit te voorkomen zal de rechtbank de gijzeling naar evenredigheid toepassen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 38z, 57, 60a, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte in zaak B onder feit 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de in zaak A onder feit 1 primair en in zaak B onder feit 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing op het beslag
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. STK Horloge (Omschrijving: PL1100-NHRAA23019_791349, Chroomkl. met zwart, merk: Rolex).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 36.845,30(zegge: zesendertigduizend achthonderdvijfenveertig euro en dertig eurocent), bestaande uit € 16.845,30 als vergoeding voor de materiële schade en € 20.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [benadeelde 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente:
- over een bedrag van € 20.000,00 vanaf 11 september 2023,
- over een bedrag van € 3.620,00 vanaf 9 oktober 2023,
- over een bedrag van € 13.225,30 vanaf 17 oktober 2023,
tot aan de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 36.845,30(zegge: zesendertigduizend achthonderdvijfenveertig euro en dertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 121 (honderdéénentwintig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag van algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 48.974,84(zegge: achtenveertigduizend negenhonderdvierenzeventig euro en vierentachtig eurocent), bestaande uit € 8.974,84 als vergoeding voor de materiële schade en € 40.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [benadeelde 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente:
- over een bedrag van € 40.000,00 vanaf 11 september 2023,
- over een bedrag van € 1.040,00 vanaf 18 september 2023,
- over een bedrag van € 2.671,34 vanaf 19 januari 2024,
- over een bedrag van € 5.263,50 vanaf 9 mei 2025,
tot aan de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 48.974,84(zegge: achtenveertigduizend negenhonderdvierenzeventig euro en vierentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 155 (honderdvijfenvijftig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag van algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 12.500,00(zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro), bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 september 2023 tot aan de dag van algehele voldoening aan [benadeelde 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer [benadeelde 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 12.500,00(zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 54 (vierenvijftig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2023 tot aan de dag van algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 5.807,00(zegge: vijfduizend achthonderdzeven euro), bestaande uit € 3.807,00 als vergoeding voor de materiële schade en € 2.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2023 tot aan de dag van algehele voldoening aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.807,00(zegge: vijfduizend achthonderdzeven euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2023 tot aan de dag van algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mr. E.M. van Poecke en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2024.
Bijlage 1 - De tenlastelegging
Zaak A (15-272633-23)
Feit 1
Primairhij op of omstreeks 11 september 2023 te Driehuis, gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee mobiele telefoons, een rijbewijs (op naam gesteld van [benadeelde 2] ), een creditcard (op naam gesteld van [benadeelde 1] ), een bankpas (op naam gesteld van [benadeelde 2] ) en/of twee zorgverzekeringspassen (op naam gesteld van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] ) en/of een hoeveelheid (contant) geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in de hart/borst(streek), althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] gestoken/gesneden, terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
Subsidiair[medeverdachte 1] op of omstreeks 11 september 2023 te Driehuis, gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee mobiele telefoons, een rijbewijs (op naam gesteld van [benadeelde 2] ), een creditcard (op naam gesteld van [benadeelde 1] ), een bankpas (op naam gesteld van [benadeelde 2] ) en/of twee zorgverzekeringspassen (op naam gesteld van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] ) en/of een hoeveelheid (contant) geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hebbende die [medeverdachte 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in de hart/borst(streek), althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] gestoken/gesneden,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 tot en met 11 september 2023 te Driehuis en/of en/of Haarlem en/of (elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- de naam en/of adresgegevens van [slachtoffer 1] aan [medeverdachte 1] door te geven, en/of
- het bespreken van en/of doen van suggesties en/of geven van aanwijzingen over de wijze waarop de woningoverval gepleegd zou kunnen worden, en/of
- [medeverdachte 1] (telefonisch) te begeleiden en/of de weg te wijzen naar de woning van [slachtoffer 1] (gelegen aan [adres 3] te Driehuis), en/of
- [medeverdachte 1] te instrueren een mes, althans een wapen, mee te nemen, en/of
- [medeverdachte 1] met de auto op te (laten) halen en/of (vervolgens) af te zetten bij en/of in de buurt van de woning van [slachtoffer 1] , en/of
- in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf in een (personen)auto te wachten, teneinde die [medeverdachte 1] te helpen vluchten, althans de vlucht mogelijk te maken en/of gemakkelijk te maken;
Zaak B (15/227459-23)
Feit 2
Primair
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich voor te doen als een bezorger van PostNL en in die hoedanigheid met een babbeltruc zich de toegang tot de woning te verschaffen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) te knevelen en/of vast te binden en die [slachtoffer 2] vastgebonden te houden
en/of
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n) welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich voor hebben gedaan als een bezorger van PostNL en in die hoedanigheid met een babbeltruc zich de toegang tot de woning heeft/hebben verschaft en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) hebben gekneveld en/of vastgebonden en die [slachtoffer 2] vastgebonden hebben gehouden;
Subsidiair
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] , althans één of meerdere dader(s), in of omstreeks de periode van 4 juli 2023 tot en met 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n), door
- zich voor te doen als een bezorger van PostNL en in die hoedanigheid met een babbeltruc zich de toegang tot de woning te verschaffen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) te knevelen en/of vast te binden en die [slachtoffer 2] vastgebonden te houden
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 juli 2023 tot en met 5 juli 2023 te Haarlem, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- voorafgaand aan de overval (telefonisch) contact op te nemen met een of meerdere mededaders teneinde afspraken te maken over de overval en/of de overval te coördineren en/of
- voorafgaand aan de overval een voorverkenning te verrichten om en rond de woning van die [slachtoffer 2] en/of
- als bestuurder van de vluchtauto te fungeren en/of
- als bestuurder van het hem ter beschikking staande voertuig zijn mededaders van en/of naar het plaats delict te vervoeren en/of
- ( vervolgens) gedurende de overval op die [slachtoffer 2] op de uitkijk te staan en/of
- ( vervolgens) gedurende de overval op die [slachtoffer 2] met de mededaders telefonisch contact te hebben en/of te houden en/of te vragen of de medeverdachte “al iets gevonden had”;
Feit 3
Primair
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 2] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) te knevelen en/of vast te binden en die [slachtoffer 2] vastgebonden te houden;
Subsidiair
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] , althans één of meerdere dader(s), in of omstreeks de periode van 4 juli 2023 tot en met 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 2] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) te knevelen en/of vast te binden en die [slachtoffer 2] vastgebonden te houden
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 juli 2023 tot en met 5 juli 2023 te Haarlem, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- voorafgaand aan de overval (telefonisch) contact op te nemen met een of meerdere mededaders teneinde afspraken te maken over de overval en/of de overval te coördineren en/of
- voorafgaand aan de overval een voorverkenning te verrichten om en rond de woning van die [slachtoffer 2] en/of
- als bestuurder van de vluchtauto te fungeren en/of
- als bestuurder van het hem ter beschikking staande voertuig zijn mededaders van en/of naar het plaats delict te vervoeren en/of
- ( vervolgens) gedurende de overval op die [slachtoffer 2] op de uitkijk te staan en/of
- ( vervolgens) gedurende de overval op die [slachtoffer 2] met de mededaders telefonisch contact te hebben en/of te houden en/of te vragen of de medeverdachte “al iets gevonden had”.
Bijlage 2 - De bewijsmiddelen
(…)