3.3.2Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair (zaak A)Op grond van de inhoud van het dossier en de bewijsmiddelen in de bijlage neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
Aantreffen van het slachtoffer en doodsoorzaak
Op maandag 11 september 2023 omstreeks 10:47 uur ontving de politie de melding dat nabij het adres [adres 2] in Driehuis een steekpartij had plaatsgevonden. De politie is ter plaatse gegaan en trof in de hal van de woning [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer) aan. Het slachtoffer lag op zijn rug, droeg alleen een onderbroek en zat onder het bloed (proces-verbaal van bevindingen, map E, pagina’s 4-7). Na vergeefse pogingen tot levensreddend handelen overleed de man ter plaatse. Uit onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer is gebleken dat hij is overleden als gevolg van een steekwond van circa 11,3 centimeter diep, rechtsvoor aan de borstkas.
Forensische en tactische bevindingen in en rondom de woning van het slachtoffer
Uit het politieonderzoek dat volgt blijkt dat zich kort voor de melding een geweldsincident heeft voorgedaan in de woning aan de [adres 3] in Driehuis, het woonadres van het slachtoffer. Op (de knop van) de voordeur, in de hal, op de trap en op de overloop van de eerste etage worden meerdere bloedsporen aangetroffen. In het woongedeelte op de begane grond, waar onder meer de eettafel stond, trof de politie geen bloed(sporen) aan. Op de vloer van de overloop van de eerste etage zag de politie zowel schoensporen als voetsporen gezet met bloed vanaf de slaapkamer van het slachtoffer in de richting van de trap. In de slaapkamer van het slachtoffer zag de politie meerdere bloedspatten en bloedspoorpatronen. Op de vloer van de slaapkamer nabij het bureau lag een geprepareerde kabelbinder (een tot een lus gevormde tie-wrap) met daarop bloed. Het dekbed van het bed was opengeslagen en op het matras was bloed te zien.
Uit de camerabeelden van de beveiligingscamera naast de voordeur van de woning van het slachtoffer blijkt dat om 10:42:57 uur een man de woning binnen is gegaan en de voordeur sluit. Vervolgens is op de beelden te zien dat het slachtoffer om 10:46:21 uur – bebloed en alleen gekleed in een onderbroek – de woning uit rent. Om 10:46:23 uur rent dezelfde man die eerder om 10:42:57 uur de woning betrad, naar buiten. Bij het verlaten van de woning heeft de man een voorwerp vast in zijn rechterhand, dat volgens de verbalisant lijkt op het heft van een mes. Uit de linker jaszak van de man steekt een witgekleurde, vormvaste lus.
In de buurt van de woning van het slachtoffer is de telefoon van het slachtoffer teruggevonden in een metalen vuilnisbak en de telefoon (met diverse pasjes) van de moeder van het slachtoffer in een waterafvoerput in het trottoir.
Verklaring van de verdachte
Na zijn aanhouding op 8 november 2023 heeft de verdachte zich in eerste instantie steeds op zijn zwijgrecht beroepen. Op 29 november 2023 heeft de verdachte bij de politie een inhoudelijke verklaring afgelegd. Die verklaring komt er, kort samengevat, op neer dat hij in de avond van 10 september 2023 door een persoon is benaderd om iemand te regelen die wiet voor die persoon (hierna door de rechtbank ook aangeduid als: de opdrachtgever) kon ophalen. De verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte 1] hiervoor telefonisch benaderd en toen zijn eigen telefoon overgegeven aan de opdrachtgever. De opdrachtgever heeft telkens via de telefoon van de verdachte contact onderhouden met [medeverdachte 1] . De verdachte ging hierna bij zijn vriendin in Diemen-Zuid slapen. De volgende ochtend, op 11 september 2023, is de verdachte door de opdrachtgever telefonisch gevraagd om met [medeverdachte 1] mee te gaan, omdat hij [medeverdachte 1] niet vertrouwde met het geld. De verdachte moest voor [medeverdachte 1] ‘instaan’. De verdachte is toen in Diemen-Zuid opgehaald met een auto, waarin ook [medeverdachte 1] zat. Zij zijn naar Driehuis gereden, waar [medeverdachte 1] is afgezet. De verdachte heeft toen weer zijn telefoon aan de opdrachtgever overhandigd, die ook uit de auto is gestapt. [medeverdachte 1] kwam bebloed terug in de auto en zei dat hij hem (de rechtbank begrijpt: het slachtoffer) had gestoken. In de auto ontstond paniek en [medeverdachte 1] werd de auto uitgezet. [medeverdachte 1] heeft toen zijn telefoon en paspoort aan de verdachte gegeven en hem gevraagd deze te dumpen. De verdachte is uit de auto gestapt en heeft de goederen in een put gedumpt. De verdachte heeft geen mes of geld bij [medeverdachte 1] gezien. Later las de verdachte op internet dat het slachtoffer was overleden. In paniek is de verdachte diezelfde avond nog naar Spanje gegaan.
Rol van de medeverdachte [medeverdachte 1]
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] de persoon is die op
11 september 2023 op de camerabeelden van de woning van het slachtoffer is te zien. Na binnenkomst in de woning heeft [medeverdachte 1] op de begane grond de mobiele telefoon van de moeder van het slachtoffer en haar autosleutel weggenomen, voordat hij naar boven is gelopen. In de slaapkamer van het slachtoffer is het tot een confrontatie gekomen tussen het slachtoffer en [medeverdachte 1] en heeft [medeverdachte 1] met een mes in de hart/borststreek van het slachtoffer gestoken, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. [medeverdachte 1] heeft hierna de woning meteen verlaten en de door hem weggenomen spullen meegenomen, waaronder ook de mobiele telefoon van het slachtoffer en een contant geldbedrag die beide in de slaapkamer van het slachtoffer aanwezig waren. [medeverdachte 1] is weggevlucht naar de (volgens afspraak) gereedstaande auto.
TelecomgegevensDe verdachte erkent of betwist niet dat hij destijds de gebruiker was van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . De verdachte heeft op de zitting toegelicht dat beide telefoonnummers bij één toestel hoorden.
Op 10 september 2023 om 23:33:21 uur belt het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 1] ) gedurende 555 seconden – ruim negen minuten – uit naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , in gebruik bij [medeverdachte 1] . Het telefoonnummer van de verdachte maakt op dat moment contact met een zendmast aan de Engelenburg 145-251 in Haarlem.
Om 23:46:53 uur start het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 2] ) een WhatsApp-gesprek met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Om 23:50:29 en 23:51:34 uur belt het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 1] ) uit naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Vervolgens worden in het chatgesprek (onder meer) de volgende berichten uitgewisseld.
(10-09-2023) 23:53:32
De verdachte
Stuur locatie
23:53:50
De verdachte
Adres en nummer
23:54:19
De verdachte
Neef
23:54:21
De verdachte
07:00
23:54:24
De verdachte
Staat die go[z]er daar
23:54:39
[medeverdachte 1]
7 uur precies. Bij verfroller
23:54:46
De verdachte
Stad?
23:54:47
[medeverdachte 1]
Ja
23:54:54
De verdachte
Is goed
23:54:56
De verdachte
Neef
23:55:00
[medeverdachte 1]
Oké top
23:55:19
De verdachte
Hou aub je tel aan neef
23:55:29
De verdachte
Zet me niet voor lul
23:55:50
[medeverdachte 1]
Bro ik ben er zorg a u b dat het dit keer goed zit. En dat ik op andere vakantie kan
23:56:00
De verdachte
Oke komt goed neef
23:56:18
De verdachte
K beloof je lukt dit
23:56:22
De verdachte
Dan ga je met buit weg neef
23:56:51
[medeverdachte 1]
Oké we gaan zien wat er gebeurt morgen. Ik sta 7 uur daar
(11-09-2023) 00:00:01
De verdachte
Oki neef
00:09:10
De verdachte
Regel mesje ofzo ja
00:09:16
De verdachte
Iets om mee te nemen na[ar] binnen
06:51:03
[medeverdachte 1]
Jo g
Op 11 september 2023 van 00:20:55 uur tot en met 09:14:05 uur registreert het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 2] ) verbindingen die werden afgehandeld door een zendmast aan het Azaleahof 1-52 in Duivendrecht. Na 09:14:05 uur is het telefoonnummer niet meer actief in het netwerk.
Op 11 september 2023 om 07:06:37 uur en om 07:28:51 uur belt het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 1] ) telkens uit naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Het telefoonnummer van de verdachte maakt op die momenten contact met een zendmast aan het Azaleahof 1-52 in Duivendrecht.
Uit onderzoek naar de opgeslagen GPS locaties in de telefoon van de verdachte volgt dat op 11 september 2023 om 00:18:27 uur een adres in Diemen is geregistreerd, met als eindtijd 09:01:43 uur.
Vanaf 09:22:38 uur tot en met 10:04:26 uur maakt het telefoonnummer van de verdachte
( [telefoonnummer 1] ) een reisbeweging in de richting van IJmuiden.
Om 10:33:02 uur en 10:40:07 uur belt het telefoonnummer van de verdachte ( [telefoonnummer 1] ) telkens uit naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Zowel het telefoonnummer van de verdachte als dat van [medeverdachte 1] maakt op die momenten contact met een zendmast aan de Van den Vondellaan 100 in Driehuis. De woning van het slachtoffer valt onder de dekking van die zendmast. Na 10:47:24 uur is het telefoonnummer van de verdachte niet meer actief in het netwerk.
Gebruiker van eigen telefoonnummers
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zowel bij de politie als op de zitting is geconfronteerd met bovengenoemde telecomgegevens. De verdachte heeft verklaard dat niet hij, maar een derde persoon (de opdrachtgever) telkens via zijn telefoon contact heeft onderhouden met [medeverdachte 1] . Op die momenten was de verdachte samen met die persoon en gaf hij zijn telefoon (steeds) over.
In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat de verdachte geenszins heeft toegelicht wie deze derde persoon is aan wie hij telkens zijn telefoon zou hebben overgegeven. Daarnaast heeft de verdachte de rechtbank niet kunnen uitleggen waarom het contact met [medeverdachte 1] telkens via zijn telefoon moest plaatsvinden, terwijl voor de hand ligt dat die derde persoon de beschikking heeft over een eigen mobiele telefoon en het juist veel eenvoudiger is als de verdachte niet steeds als tussenpersoon zou hoeven te fungeren.
In de tweede plaats stelt de rechtbank op basis van de telecomgegevens vast dat de telefoonnummers van de verdachte op 10 en 11 september 2023 op verschillende momenten in contact hebben gestaan met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . De verdachte bevond zich volgens de zendmast- en GPS-gegevens in de avond van 10 september 2023 in Haarlem en in de nacht en vroege ochtend van 11 september 2023 in Diemen, waar – volgens de verklaring van de verdachte – de vriendin van de verdachte woont en hij de nacht heeft doorgebracht. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zijn telefoon had meegenomen naar zijn vriendin en die derde persoon in de nacht van 10 op 11 september 2023 niet met hem is meegegaan van Haarlem naar Diemen-Zuid.
De rechtbank acht in dat licht bezien ongeloofwaardig dat het niet de verdachte, maar een derde persoon was die telkens via de telefoon van de verdachte heeft gecommuniceerd met [medeverdachte 1] . De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte dan ook terzijde en komt tot de conclusie dat de verdachte op 10 en 11 september 2023 de enige gebruiker was van de telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] . Het was dus de verdachte zelf die de avond voor de overval gedurende negen minuten telefonisch contact had met [medeverdachte 1] , vervolgens via WhatsApp opnieuw contact met hem zocht en bovengenoemde chatconversatie met [medeverdachte 1] voerde.
Plan van de verdachtenDe rechtbank heeft zich de vraag gesteld met welk doel de verdachte op 11 september 2023 samen met (onder meer) [medeverdachte 1] naar Driehuis is gekomen. De verklaring van de verdachte houdt – kort gezegd – in dat sprake was van een zakelijke afspraak waarbij [medeverdachte 1] wiet zou ophalen bij het slachtoffer.
De rechtbank leidt uit de inhoud van bovengenoemd chatgesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] en de daarin door de verdachte gebezigde bewoordingen als ‘met buit weg’, ‘regel mesje’ en ‘iets om mee te nemen na
(de rechtbank begrijpt: naar)binnen’ af dat de verdachte met [medeverdachte 1] het plan had opgevat om een overval te plegen. Uit het chatgesprek volgt dat de verdachte op voorhand wetenschap had van het feit – daartoe zelfs de instructie gaf – dat [medeverdachte 1] een wapen in de vorm van een mes zou meenemen. Het geven van een instructie tot bewapening past naar het oordeel van de rechtbank niet bij een zakelijke afspraak. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk een groot mes heeft meegenomen naar de woning van het slachtoffer en twee geprepareerde tie-wraps (tie-wraps die reeds door het slotje zijn gehaald en tot een lus zijn gevormd). Eén van die tie-wraps is achtergebleven in de slaapkamer van het slachtoffer en de andere tie-wrap zat in de linker jaszak van [medeverdachte 1] toen hij de woning weer verliet. De rechtbank acht in dat licht bezien de lezing van de verdachte dat sprake was van een zakelijke afspraak waarvan het slachtoffer zou weten, ongeloofwaardig en schuift ook dat deel van de verklaring terzijde.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het plan van de verdachte en medeverdachte(n) onmiskenbaar was gericht op het wegnemen van geld of andere waardevolle spullen, waarbij hij – getuige de door hem gegeven instructie tot bewapening – rekening hield met de mogelijkheid dat [medeverdachte 1] (enige vorm van) geweld zou moeten toepassen om dat gezamenlijk doel te bereiken.
Wijze van binnenkomst in de woningDe rechtbank heeft zich vervolgens de vraag gesteld op welke wijze [medeverdachte 1] toegang heeft verkregen tot de woning van het slachtoffer. Op de zitting zijn de camerabeelden van de woning van het slachtoffer vertoond en heeft de rechtbank de volgende eigen waarnemingen gedaan.
Op de beelden neemt de rechtbank waar dat [medeverdachte 1] de oprit van de woning komt oplopen en – al lopende – vluchtig in het zijraam van de woning kijkt. [medeverdachte 1] staat geen moment stil voor het zijraam. Er is geen verandering in de gezichtsuitdrukking noch een opgestoken hand van [medeverdachte 1] te zien. [medeverdachte 1] komt vervolgens op zeer korte afstand voor de voordeur staan en houdt zijn blik naar beneden gericht. [medeverdachte 1] maakt dan een beweging met zijn linkerhand op de plaats waar – blijkens de foto’s in het dossier (map G, pagina 126) – zich de deurknop/het slot bevindt. [medeverdachte 1] leunt dan licht naar achteren en stapt hierna meteen naar voren, de woning in. [medeverdachte 1] houdt tijdens het betreden van de woning (nog steeds) zijn hoofd gebogen en zijn blik naar beneden gericht. Op de beelden is niets te zien dat erop zou kunnen wijzen dat [medeverdachte 1] – verbaal of non-verbaal – contact met het slachtoffer heeft gehad, voordat hij de woning betrad.
De rechtbank markeert dat [medeverdachte 1] en het slachtoffer elkaar niet kenden. De rechtbank heeft
– zoals hiervoor overwogen – het scenario uitgesloten dat sprake was van een zakelijke afspraak waarvan het slachtoffer op de hoogte was. Wat op de beelden is te zien past bovendien bepaald niet bij een zodanige afspraak. Dat [medeverdachte 1] de voordeur eigenhandig heeft geopend, past daarentegen juist wel bij de verklaring van de vader van het slachtoffer dat de voordeur van de woning moet worden geopend door ‘de deur eerst naar je toe [te] halen’ (proces-verbaal van verhoor getuige (map F, pagina’s 15-16)) . Verder kan uit de verklaringen van de naasten van het slachtoffer en de stappenteller van de iPhone van het slachtoffer worden afgeleid dat:
- het slachtoffer gewoonlijk tot 13:00 uur ’s middags uitsliep;
- het slachtoffer op 11 september 2023 nog in zijn bed lag toen zijn moeder omstreeks 09:30 uur à 09:45 uur de hond ging uitlaten;
- het slachtoffer nooit verdovende middelen (hennep en hasj) aan de deur van of in zijn ouderlijk huis verkocht (proces-verbaal van verhoor getuige (map F, pagina’s 35-41));
- het slachtoffer gewoonlijk niet de voordeur zou openen in zijn onderbroek (proces-verbaal van verhoor getuige (map F, pagina’s 35-41));
- de stappenteller van de iPhone van het slachtoffer op 11 september 2023 niet eerder dan om 10:45:18 uur – op dat moment was de verdachte al ruim twee minuten in de woning aanwezig – gegevens registreerde.
De rechtbank komt op basis van voornoemde bevindingen, in samenhang bezien, tot de conclusie dat [medeverdachte 1] zichzelf – zonder dat het slachtoffer hiervan wist – toegang heeft verschaft tot de woning. Aan deze conclusie staat niet in de weg dat het procesdossier geen uitsluitsel biedt over de vraag
hoe[medeverdachte 1] de voordeur heeft weten te openen.
Opzet op diefstal met geweld
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het door de verdachte gevoerde chatgesprek bewijs levert dat de verdachte op voorhand rekening hield met en zich dus bewust was van de reële mogelijkheid dat tijdens de voorgenomen overval (enige vorm van) geweld met gebruik van een mes zou worden toegepast. In het plan van de verdachte lag naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op geweldpleging besloten en daarom was het geweldgebruik voor de verdachte voorzienbaar. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gebruik van het mes door [medeverdachte 1] bewust heeft aanvaard. Het opzet van de verdachte was dus, in voorwaardelijke zin, gericht op een diefstal met (bedreiging met) geweld.
Medeplegen
De rechtbank stelt tot slot vast dat de verdachte voorafgaand aan de overval veelvuldig telefonisch contact heeft onderhouden met [medeverdachte 1] . De verdachte was intensief betrokken bij het maken van het plan en gaf de instructie tot bewapening. Op de dag van de overval is de verdachte opgehaald met een auto en vervolgens samen met [medeverdachte 1] en twee anderen naar de plaats van het delict afgereisd. Nadat [medeverdachte 1] op loopafstand van de woning was afgezet, heeft de verdachte hem telefonisch begeleid naar de woning. De verdachte heeft toen op een vooraf afgesproken locatie op [medeverdachte 1] gewacht. Toen [medeverdachte 1] na de overval bebloed terugkwam, is de auto direct weggereden. In de auto heeft [medeverdachte 1] de weggenomen spullen en het geld afgegeven. De verdachte heeft vervolgens naar de overval te herleiden spullen in een put gedumpt en is die avond nog samen met een medeverdachte naar het buitenland gevlucht.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de anderen is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde was van dusdanig gewicht dat hij moet worden aangemerkt als medepleger.
Conclusie
De slotsom is dat de rechtbank komt tot bewezenverklaring van medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld, met de dood ten gevolge.
3.3.3Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 primair (zaak B)
Op grond van de inhoud van het dossier en de bewijsmiddelen in de bijlage neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
Op 5 juli 2023 omstreeks 9:00 uur is [slachtoffer 2] (hierna: de aangeefster) door een man, die zich voordeed als bezorger van Post NL, overvallen in haar woning aan de [adres 4] in Haarlem. In de woning is zij door de man met een lichtsnoer van de muur, aan haar handen en voeten vastgebonden. De man heeft onder meer sieraden van haar lichaam gepakt. Bij de overval zijn verschillende gouden sieraden buitgemaakt, waaronder sieraden met gouden munten van Wilhelmina.
[medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft bekend dat hij de man is die op 5 juli 2023 in de woning van de aangeefster is geweest, de aangeefster met een lichtsnoer heeft vastgebonden en de sieraden heeft weggenomen. [medeverdachte 2] heeft daarnaast verklaard over de betrokkenheid van twee anderen bij de overval, namelijk de verdachte en Adil [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). Deze rechtbank heeft – in een andere zittingscombinatie – [medeverdachte 2] op 11 juni 2024 veroordeeld voor het medeplegen van de overval. Dit vonnis is inmiddels onherroepelijk.
De verklaring van [medeverdachte 2] komt er, kort gezegd, op neer hij op 4 juli 2023 is gebeld door de verdachte en is gevraagd een klus te doen. De volgende dag, op 5 juli 2023, is [medeverdachte 2] thuis opgehaald door de verdachte en [medeverdachte 3] en naar de woning van de aangeefster gereden. De verdachte heeft hem toen een Post NL jas gegeven die [medeverdachte 2] moest aantrekken. Tijdens de overval heeft de verdachte in de auto gewacht en heeft [medeverdachte 3] op de uitkijk gestaan. Na de overval heeft [medeverdachte 2] de sieraden afgegeven aan de verdachte.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 2]De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 2] (voor zover deze voor het bewijs wordt gebruikt) betrouwbaar. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] eerst bij de politie en later bij de rechter-commissaris – nadat hij onherroepelijk was veroordeeld en zich daarom niet meer op het verschoningsrecht kon beroepen – steeds consistent, gedetailleerd en concreet heeft verklaard. [medeverdachte 2] heeft daarbij ook belastend over zichzelf verklaard. Bovendien vindt de verklaring van [medeverdachte 2] op essentiële onderdelen steun in het hierna te noemen objectieve bewijsmateriaal. De omstandigheden die de raadsman heeft aangevoerd ter betwisting van de geloofwaardigheid van [medeverdachte 2] , doen naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze afbreuk aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring over de (mate van) betrokkenheid van de verdachte bij de overval. De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte 2] dan ook gebruiken voor het bewijs.
Objectief (steun)bewijs
De rechtbank ziet ondersteuning voor de verklaring van [medeverdachte 2] in de volgende onderzoeksresultaten in het procesdossier.
Uit de telecomgegevens in het procesdossier leidt de rechtbank af dat de verdachte destijds de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Het telefoonnummer van de verdachte heeft op 4 en 5 juli 2023, zowel voor als tijdens de overval veelvuldig telefonisch contact opgenomen met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , in gebruik bij [medeverdachte 2] .
De rechtbank stelt op basis van de camerabeelden vast dat [medeverdachte 2] op 5 juli 2023 van omstreeks 09:06 uur tot 09:26 uur in de woning van de aangeefster is geweest. Vanaf 09:02:34 uur belt het telefoonnummer van de verdachte gedurende 1069 seconden – bijna achttien minuten – uit naar het telefoonnummer [telefoonnummer 5] , in gebruik bij [medeverdachte 3] . Van 09:05:03 tot 09:19:48 uur stuurt het telefoonnummer van de verdachte veertien SMS berichten naar [medeverdachte 2] . Om 09:20:22 uur belt [medeverdachte 2] vervolgens gedurende 121 seconden uit naar het telefoonnummer van de verdachte.
De telecomgegevens sluiten naar het oordeel van de rechtbank aan bij zowel de verklaring van [medeverdachte 2] als de verklaring van de aangeefster dat de overvaller ( [medeverdachte 2] ) in de woning werd gebeld, maar toen niet opnam en vervolgens zelf belde. De rechtbank stelt op basis van deze verklaringen en telecomgegevens vast dat de verdachte de persoon is die tijdens de overval aan [medeverdachte 2] vroeg of hij al iets had gevonden, waarop [medeverdachte 2] tegen de verdachte zei dat hij sieraden van haar armen had gepakt. Ook de verdachte heeft verklaard dat hij gebeld heeft met [medeverdachte 2] terwijl [medeverdachte 2] binnen in de woning was en dat hij hem tijdens dit telefoongesprek heeft gevraagd of hij al iets had gevonden. De verdachte heeft echter ontkend te hebben gehoord dat [medeverdachte 2] vervolgens zei dat hij sieraden van de armen (de rechtbank begrijpt: van het slachtoffer) had gepakt. De rechtbank acht deze ontkenning ongeloofwaardig en ziet op grond van het procesdossier geen enkele aanleiding te veronderstellen dat [medeverdachte 2] – zoals de verdachte op de zitting heeft geopperd – in de woning nog een ander telefoongesprek (met een andere telefoon) heeft gevoerd met een onbekende derde.
Tot slot vindt de verklaring van [medeverdachte 2] ook bevestiging in de zoekgeschiedenis op de telefoon van de verdachte. Zo blijkt uit onderzoek aan diens telefoon dat de verdachte op 5 juli 2023, de dag van de overval, van 13:40:25 uur tot 13:45:38 uur diverse zoekopdrachten op het internet heeft gedaan die betrekking hebben op de verkoop van gouden munten. Hierbij heeft de verdachte onder meer specifiek gezocht op de waarde van Wilhelmina munten, waarvan de aangeefster heeft verklaard dat die tijdens de overval zijn weggenomen. In de uren na de overval heeft de verdachte ook gezocht naar twee juweliers. De zoekgeschiedenis op de telefoon van de verdachte past naar het oordeel van de rechtbank bij de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij de bij de overval weggenomen sieraden aan de verdachte heeft gegeven en de verdachte na de overval met de sieraden naar een juwelier is gegaan.
Opzet op diefstal met geweld
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen hoe het handelen van de verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. De verklaring van de verdachte houdt – kort gezegd – in dat hij als bestuurder heeft opgetreden bij, zoals hem voor ogen stond, een woninginbraak en niet wist van de aanwezigheid van de aangeefster.
De rechtbank stelt vast dat het plan van de verdachte was gericht op het bemachtigen van kostbare sieraden uit de woning van de aangeefster. Uit de wijze waarop de overval is uitgevoerd leidt de rechtbank af dat de verdachte op voorhand wist dat de aangeefster tijdens de overval thuis zou zijn. De verdachte heeft [medeverdachte 2] immers de instructie gegeven zich als een Post NL bezorger te kleden en middels een babbeltruc toegang te krijgen tot de woning. [medeverdachte 2] had geen andere middelen tot zijn beschikking om toegang tot de woning te verkrijgen. Zoals [medeverdachte 2] dat heeft verklaard: ‘de deur zou niet vanzelf opengaan’. De aanwezigheid van de aangeefster was dus onderdeel van het plan van de verdachte. Algemene ervaringsregels leren dat de kans aanmerkelijk is dat een bewoonster niet vrijwillig kostbaarheden zal afgeven aan een indringer in de eigen woning en dus (enige) weerstand zal bieden om te voorkomen dat kostbaarheden worden meegenomen. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de verdachte op voorhand rekening hield met en zich daarom bewust was van de reële mogelijkheid dat bij de confrontatie met de aangeefster (enige vorm van) geweld zou worden toegepast om het gezamenlijk doel – een succesvolle diefstal – te bereiken. In het plan van de verdachte lag naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op geweldpleging besloten en daarom was het geweldgebruik voor de verdachte voorzienbaar. De rechtbank komt tot de conclusie dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gebruik van geweld bewust heeft aanvaard. Het opzet van de verdachte was dus, in voorwaardelijke zin, gericht op een diefstal met geweld.
De rechtbank is hierbij van oordeel dat de door [medeverdachte 2] gepleegde geweldshandeling – het vastbinden van de aangeefster – binnen het voorwaardelijk opzet van de verdachte kan worden gebracht. Een enigszins andere invulling van het feit dan de verdachte (mogelijk) op voorhand voor ogen stond, zit immers ingebakken in het
globaleopzet van de verdachte gericht op het (desnoods met geweld) bemachtigen van kostbare sieraden.
MedeplegenDe rechtbank stelt vast dat de verdachte op voorhand intensief betrokken is geweest bij het maken van het plan om een overval te plegen en daarvoor de nodige voorbereidingen heeft getroffen, in die zin dat hij een jas van Post NL heeft bemachtigd en [medeverdachte 2] instructies heeft gegeven over de wijze van binnenkomen in de woning van de aangeefster. Op de dag van de overval heeft de verdachte [medeverdachte 2] opgehaald en is hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de plaats van het delict afgereisd. Tijdens de overval heeft de verdachte intensief contact onderhouden met enerzijds [medeverdachte 3] , die buiten op de uitkijk stond, en anderzijds met [medeverdachte 2] , die zich in de woning bevond. Op de dag van de overval hadden [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] onderling geen telefonisch contact, wat de verdachte onmisbaar maakt voor een succesvolle uitvoering van het plan.
De verdachte wachtte tijdens de overval in de nabijheid van de woning in een gereedstaande auto op de medeverdachten. [medeverdachte 2] gaf de weggenomen sieraden af aan de verdachte, die met de sieraden naar een juwelier is gegaan. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] volgt dat de verdachte heeft gedeeld in de buit, in de vorm van ofwel (echt) gouden sieraden ofwel de opbrengst van de verkoop daarvan.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de anderen is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde was van dusdanig gewicht dat hij moet worden aangemerkt als medepleger.
Slotsom
De slotsom is dat de rechtbank komt tot bewezenverklaring van medeplegen van diefstal met geweld. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de aangeefster sieraden heeft afgegeven, zodat de verdachte van (medeplegen van) afpersing zal worden vrijgesproken.