3.3.2Bewijsoverweging
Op grond van de inhoud van het dossier en de bewijsmiddelen in de bijlage neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
Aantreffen van het slachtoffer en doodsoorzaak
Op maandag 11 september 2023 omstreeks 10:47 uur ontving de politie een melding dat nabij het adres [adres 2] in Driehuis een steekpartij had plaatsgevonden. De politie is ter plaatse gegaan en trof in de hal van de woning [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer) aan. Het slachtoffer lag op zijn rug, droeg alleen een onderbroek en zat onder het bloed (proces-verbaal van bevindingen, map E, pagina’s 4-7). Na vergeefse pogingen tot levensreddend handelen overleed het slachtoffer ter plaatse. Uit onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer is gebleken dat hij is overleden als gevolg van een steekwond van circa 11,3 centimeter diep, rechtsvoor aan de borstkas.
Forensische en tactische bevindingen in en rondom de woning van het slachtoffer
Uit het politieonderzoek dat volgt, blijkt dat zich kort voor de melding een geweldsincident heeft voorgedaan in de woning aan de [adres 3] in Driehuis, het woonadres van het slachtoffer. Op (de knop van) de voordeur, in de hal, op de trap en op de overloop van de eerste etage worden meerdere bloedsporen aangetroffen. In het woongedeelte op de begane grond, waar onder meer de eettafel stond, trof de politie geen bloed(sporen) aan. Op de vloer van de overloop van de eerste etage zag de politie zowel schoensporen als voetsporen gezet met bloed vanaf de slaapkamer van het slachtoffer in de richting van de trap. In de slaapkamer van het slachtoffer zag de politie meerdere bloedspatten en bloedspoorpatronen. Op de vloer van de slaapkamer nabij het bureau lag een geprepareerde kabelbinder (een tot een lus gevormde tie-wrap) met daarop bloed. Het dekbed van het bed was opengeslagen en op het matras was bloed te zien.
Uit de camerabeelden van de beveiligingscamera naast de voordeur van de woning van het slachtoffer blijkt dat om 10:42:57 uur een man de woning binnen is gegaan en de voordeur sluit. Vervolgens is op de beelden te zien dat het slachtoffer om 10:46:21 uur – bebloed en alleen gekleed in een onderbroek – de woning uit rent. Om 10:46:23 uur rent dezelfde man die eerder om 10:42:57 uur de woning betrad, naar buiten. Bij het verlaten van de woning heeft de man een voorwerp vast in zijn rechterhand, dat volgens de verbalisant lijkt op het heft van een mes. Uit de linker jaszak van de man steekt een witgekleurde, vormvaste lus.
Uit het onderzoek volgt dat de verdachte de man is geweest die de woning is binnengegaan. De verdachte erkent met drie anderen naar de woning te zijn gereden en vervolgens alleen de woning te zijn binnengegaan met een keukenmes en geprepareerde tie-wraps. De verdachte erkent ook dat hij in de slaapkamer het slachtoffer met zijn mes heeft geraakt en vervolgens na het slachtoffer de woning is uitgerend en daarbij telefoons, geld en een autosleutel heeft weggenomen. In de buurt van de woning van het slachtoffer is de telefoon van het slachtoffer teruggevonden in een metalen vuilnisbak en de telefoon (met diverse pasjes) van de moeder van het slachtoffer in een waterafvoerput in het trottoir.
Verklaring van de verdachteDe verdachte heeft verklaard dat hij in de avond van 10 september 2023 telefonisch een opdracht kreeg om geld op te halen op een plek waar hij de volgende ochtend naar toe zou worden gebracht. Het slachtoffer zou van de afspraak weten en er zou daarom geen geweld aan te pas komen. De verdachte is de volgende ochtend met drie personen naar de woning van het slachtoffer gereden. Het slachtoffer heeft vervolgens voor de verdachte de voordeur geopend, waarna de verdachte de woning betrad. Er is gesproken over de prijzen van wiet en zij zijn gezamenlijk door naar boven gelopen, naar de slaapkamer van het slachtoffer. Toen de verdachte in de slaapkamer zei dat hij “namens Haarlem” kwam, keek het slachtoffer hem boos en in paniek aan, kwam dreigend naar hem toe en greep hem bij de keel. De verdachte trok het mes dat hij bij zich had en zwaaide hiermee. Het slachtoffer pakte het mes vast met zijn linkerhand, waardoor de verdachte hem niet op afstand kon houden. De verdachte raakte in paniek en moest toen kracht zetten om zich te verdedigen. Nadat het slachtoffer was geraakt, is hij naar beneden gevlucht. De verdachte is erachteraan gerend en heeft in die enkele seconden een telefoon, een sleutel en wat geld gepakt.
De verdachte is weggerend, onder het spoor door naar de plek waar volgens afspraak de auto met daarin de drie personen op hem stond te wachten. De verdachte heeft het geld afgegeven en is in de auto gestapt, die daarop met hoge snelheid is weggereden. Na enkele minuten (een paar honderd meter) is de verdachte uit de auto gezet.
Beoordeling van de verklaring van de verdachte
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich aanvankelijk op het zwijgrecht heeft beroepen en eerst drie weken na zijn aanhouding een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd. Op dat moment was al een aanzienlijk deel van het procesdossier beschikbaar, waaronder de voor de verdachte belastende bevindingen als de camerabeelden en het onderzoek aan zijn mobiele telefoon. De rechtbank overweegt dat de verdachte zijn verklaring op de (tot dan toe beschikbare) inhoud van het procesdossier heeft kunnen afstemmen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte een globale, weinig gedetailleerde verklaring heeft afgelegd en vervolgens de vele verdiepingsvragen van zowel de politie als de rechtbank over (onder meer) het moment en de wijze waarop het slachtoffer uiteindelijk dodelijk door het mes is geraakt, niet heeft beantwoord. De reden hiervoor is volgens de verdachte gelegen in het feit dat hij in paniek was en of onder druk stond waardoor hij zich veel niet meer (goed) kan herinneren. De rechtbank stelt echter vast dat het procesdossier, met daarin de camerabeelden van de oprit en het hieronder beschreven chatgesprek, geen aanknopingspunten biedt om te veronderstellen dat de verdachte in hevige mate in paniek was of onder druk verkeerde en gaat daarom aan die aangevoerde reden voorbij. Daarbij komt dat de verdachte de door hem gestelde druk (van buitenaf) niet heeft willen uitleggen en dat de rechtbank, zoals hierna wordt overwogen, de verklaring van de verdachte op onderdelen ook ongeloofwaardig vindt. De rechtbank begrijpt de procesopstelling van de verdachte dan ook zo dat hij om hem moverende redenen bewust geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. Dit maakt dat de rechtbank bij de beoordeling van het bewijs niet zal uitgaan van de verklaring van de verdachte – zoals de verdediging heeft verzocht – maar van de objectieve onderzoeksbevindingen in het procesdossier.
Interpretatie van de onderzoeksbevindingen
Plan van de verdachte
De rechtbank heeft zich eerst de vraag gesteld met welk doel de verdachte op
11 september 2023 naar de woning van het slachtoffer is gekomen. Uit de telecomgegevens in het procesdossier leidt de rechtbank in dat verband het volgende af.
Uit het politieonderzoek is gebleken – en door de verdediging niet betwist – dat de verdachte destijds de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Op 10 september 2023 om 23:33:21 uur belt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij de medeverdachte [medeverdachte] , gedurende 555 seconden – ruim negen minuten – uit naar het telefoonnummer van de verdachte.
Om 23:46:53 uur start het telefoonnummer [telefoonnummer 3] (in gebruik bij [medeverdachte] ) een WhatsApp-gesprek met het telefoonnummer van de verdachte. In dat chatgesprek worden door de verdachte en het telefoonnummer van [medeverdachte] (onder meer) de volgende berichten uitgewisseld.
(10-09-2023) 23:53:32
[medeverdachte]
Stuur locatie
23:53:50
[medeverdachte]
Adres en nummer
23:54:19
[medeverdachte]
Neef
23:54:21
[medeverdachte]
07:00
23:54:24
[medeverdachte]
Staat die go[z]er daar
23:54:39
De verdachte
7 uur precies. Bij verfroller
23:54:46
[medeverdachte]
Stad?
23:54:47
De verdachte
Ja
23:54:54
[medeverdachte]
Is goed
23:54:56
[medeverdachte]
Neef
23:55:00
De verdachte
Oké top
23:55:19
[medeverdachte]
Hou aub je tel aan neef
23:55:29
[medeverdachte]
Zet me niet voor lul
23:55:50
De verdachte
Bro ik ben er zorg a u b dat het dit keer goed zit. En dat ik op andere vakantie kan
23:56:00
[medeverdachte]
Oke komt goed neef
23:56:18
[medeverdachte]
K beloof je lukt dit
23:56:22
[medeverdachte]
Dan ga je met buit weg neef
23:56:51
De verdachte
Oké we gaan zien wat er gebeurt morgen. Ik sta 7 uur daar
(11-09-2023) 00:00:01
[medeverdachte]
Oki neef
00:09:10
[medeverdachte]
Regel mesje ofzo ja
00:09:16
[medeverdachte]
Iets om mee te nemen na[ar] binnen
06:51:03
De verdachte
Jo g
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zowel bij de politie als op de zitting is geconfronteerd met dit chatgesprek. De verdachte heeft erkend dat hij het gesprek heeft gevoerd, maar hij heeft geen duiding of uitleg gegeven aan de inhoud en strekking van de door en met hem uitgewisselde berichten. De rechtbank leidt uit de inhoud van het chatgesprek en de daarin gebezigde bewoordingen als ‘met buit weg’, ‘regel mesje’, ‘iets om mee te nemen na
(de rechtbank begrijpt: naar)binnen’ en ‘zorg a u b dat het dit keer goed zit. En dat ik op andere vakantie kan’ af dat de verdachte met een ander het plan had opgevat om een overval te plegen. De verdachte heeft daarvoor een groot mes en twee geprepareerde tie-wraps (tie-wraps die al door het slotje zijn gehaald en tot een lus zijn gevormd) meegenomen naar de woning van het slachtoffer. Eén van die tie-wraps is achtergebleven in de slaapkamer van het slachtoffer en de andere tie-wrap zat in de linker jaszak van de verdachte toen hij de woning weer verliet. De rechtbank acht in dat licht bezien de lezing van de verdachte dat hij naar de woning is gekomen voor een zakelijke afspraak waarvan het slachtoffer zou weten en er dus geen geweld aan te pas zou komen, ongeloofwaardig en schuift die verklaring terzijde.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het plan van de verdachte onmiskenbaar was gericht op het wegnemen van geld of andere waardevolle spullen, waarbij hij – getuige het meebrengen van een groot mes en twee gebruiksklare tie-wraps – rekening hield met de mogelijkheid dat hij (enige vorm van) geweld zou moeten toepassen om dat doel te bereiken.
Tussenconclusie: vrijspraak primair ten laste gelegde feit (moord)De rechtbank is van oordeel dat het procesdossier geen aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat sprake was van een vooropgezet plan om het slachtoffer van het leven te beroven. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het de verdachte te doen was om het (desnoods met geweld) bemachtigen van geld en/of waardevolle spullen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het aan hem primair ten laste gelegde feit, te weten moord.
Wijze van binnenkomst in de woningDe rechtbank heeft zich vervolgens de vraag gesteld op welke wijze de verdachte toegang heeft verkregen tot de woning van het slachtoffer. Op de zitting zijn de camerabeelden van de woning van het slachtoffer vertoond en heeft de rechtbank de verdachte geconfronteerd met de volgende eigen waarnemingen.
Op de beelden neemt de rechtbank waar dat de verdachte de oprit van de woning komt oplopen en – al lopende – vluchtig in het zijraam van de woning kijkt. De verdachte staat geen moment stil voor het zijraam. Er is geen verandering in de gezichtsuitdrukking noch een opgestoken hand van de verdachte te zien; iets dat erop zou kunnen duiden dat de verdachte – zoals hij verklaart – het slachtoffer toen (door het raam) in de woning zag staan. De verdachte komt vervolgens op zeer korte afstand voor de voordeur staan en houdt zijn blik naar beneden gericht. De verdachte maakt dan een beweging met zijn linkerhand op de plaats waar – blijkens de foto’s in het dossier (map G, pagina 126) – zich de deurknop/het slot bevindt. De verdachte leunt dan licht naar achteren en stapt hierna meteen naar voren, de woning in. De verdachte houdt tijdens het betreden van de woning (nog steeds) zijn hoofd gebogen en zijn blik naar beneden gericht. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij toen tegen de deurknop heeft geduwd. Op de beelden is niets te zien dat erop zou kunnen wijzen dat de verdachte – verbaal of non-verbaal – contact met het slachtoffer had, voordat hij de woning betrad.
De rechtbank heeft de verdachte op de zitting indringend bevraagd over de wijze van binnentreden in de woning. De rechtbank stelt vast dat de verdachte geenszins heeft kunnen uitleggen hoe de waargenomen gedragingen zouden kunnen passen bij zijn lezing dat het slachtoffer de voordeur voor hem heeft geopend, mede in aanmerking nemend dat de verdachte en het slachtoffer elkaar niet kenden. De rechtbank heeft – zoals hiervoor overwogen – het scenario uitgesloten dat sprake was van een zakelijke afspraak waarvan het slachtoffer op de hoogte was. Wat op de beelden is te zien, past bovendien bepaald niet bij een zodanige afspraak. Dat de verdachte de voordeur eigenhandig heeft geopend, past daarentegen juist wel bij de verklaring van de vader van het slachtoffer dat de voordeur van de woning moet worden geopend door ‘de deur eerst naar je toe [te] halen’ (proces-verbaal van verhoor getuige (map F, pagina’s 15-16)). Verder kan uit de getuigenverklaringen van de naasten van het slachtoffer en de stappenteller van de iPhone van het slachtoffer worden afgeleid dat:
- het slachtoffer gewoonlijk tot 13:00 uur ’s middags uitsliep;
- het slachtoffer op 11 september 2023 nog in zijn bed lag toen zijn moeder omstreeks 09:30 uur à 09:45 uur de hond ging uitlaten;
- het slachtoffer nooit verdovende middelen (hennep en hasj) aan de deur van of in zijn ouderlijk huis verkocht (proces-verbaal van verhoor getuige (map F, pagina’s 35-41));
- het slachtoffer gewoonlijk niet de voordeur zou openen in zijn onderbroek (proces-verbaal van verhoor getuige (map F, pagina’s 35-41));
- de stappenteller van de iPhone van het slachtoffer op 11 september 2023 niet eerder dan om 10:45:18 uur – op dat moment was de verdachte al ruim twee minuten in de woning aanwezig – gegevens registreerde.
De rechtbank komt op basis van al deze bevindingen, in samenhang bezien, tot de conclusie dat de verdachte zichzelf – zonder dat het slachtoffer hiervan wist – toegang heeft verschaft tot de woning. Aan deze conclusie staat niet in de weg dat het procesdossier geen uitsluitsel biedt over de vraag
hoede verdachte de voordeur heeft weten te openen.
Wegnemen van eigendommen op de begane grond
De rechtbank stelt vast dat de verdachte uit de woning (onder meer) de mobiele telefoon van de moeder van het slachtoffer en haar autosleutel heeft weggenomen. De moeder van het slachtoffer heeft verklaard dat zij deze spullen op de eettafel in de woonruimte op de begane grond had neergelegd.
Op basis van de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat de verdachte slechts twee seconden nadat het slachtoffer bloedend de woning kwam uitgerend, zelf de woning verliet en toen in het bezit was van de weggenomen spullen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de verdachte binnen twee seconden de slaapkamer van het slachtoffer heeft verlaten, de trap is afgegaan, de woonruimte op de begane grond heeft betreden, de spullen van de eettafel heeft gepakt en de woning heeft verlaten.
Het kan dan ook niet anders dan dat de verdachte de mobiele telefoon van de moeder van het slachtoffer en haar autosleutel na binnenkomst in de woning heeft weggenomen, voordat hij naar boven is gelopen. Die conclusie vindt bevestiging in het feit dat de politie geen bloed(sporen) in de woonruimte op de begane grond heeft aangetroffen en in de omstandigheid dat de stappenteller op de telefoon van de moeder van het slachtoffer vanaf 10:43:31 uur – een halve minuut nadat de verdachte de woning had betreden – gegevens heeft geregistreerd.
De gebeurtenissen in de slaapkamer van het slachtofferDe rechtbank stelt op basis van het forensisch onderzoek vast dat in de slaapkamer van het slachtoffer een geweldsincident heeft plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer dodelijk steekletsel heeft opgelopen. De rechtbank ziet zich geconfronteerd met de vraag wat zich precies tussen de verdachte en het slachtoffer heeft afgespeeld dat tot het dodelijk steekletsel heeft geleid. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet op het slachtoffer heeft ingestoken en pas wist dat zijn mes het slachtoffer had geraakt toen hij heel veel bloed zag.
De rechtbank stelt – onder verwijzing naar haar eerdere overweging over de verklaring van de verdachte – vast dat de verdachte in zijn verklaring bewust is weggebleven bij het (cruciale) moment waarop hij het slachtoffer met het mes in de borstkas heeft geraakt.
De rechtbank zal daarom uitgaan van het onderzoek van de forensisch patholoog. Uit de bevindingen van de forensisch patholoog leidt de rechtbank af dat het mes een diepe steekwond van circa 11,3 centimeter heeft veroorzaakt, waarbij het mes de huid en meerdere organen (middenkwab van de long, hartboezem) heeft doorkliefd en is doorgedrongen tot in de hartholte van het slachtoffer. Gelet op de aard en ernst van de steekverwonding kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte met kracht met het mes heeft gestoken in de hart/borststreek van het slachtoffer. Het slachtoffer is hierdoor komen te overlijden.
Opzet op de doodDe rechtbank moet vervolgens beoordelen hoe het handelen van de verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. Zoals hiervoor overwogen komt de rechtbank tot een vrijspraak van moord (primair tenlastegelegd). Voor een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit (gekwalificeerde doodslag) is vereist dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd. Onder opzettelijk wordt niet alleen begrepen het willens en wetens handelen (vol opzet), maar ook voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval de dood van het slachtoffer – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
De verdachte heeft telkens ontkend dat hij de intentie heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven. Niet is komen vast te staan dat de verdachte het slachtoffer wilde doden. Van vol opzet op de dood is dan ook geen sprake. De rechtbank is van oordeel dat wel kan worden bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een groot mes (20 à 30 centimeter lang), met kracht, in de hart/borststreek van het slachtoffer heeft gestoken. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer hierdoor zou komen te overlijden. De rechtbank wijst in dat verband op de aanzienlijke grootte van het mes, de diepte van de steekverwonding en de plaats waar de steekverwonding is toegebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hart/borststreek een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is, omdat zich daarin vele organen en bloedvaten bevinden. Algemene ervaringsregels leren dat een diepe messteek in de borst levensbedreigend kan zijn. Ook de verdachte moet als een ieder weten dat het met een groot mes, met kracht, steken in de hart/borststreek van een ander, dodelijk letsel kan veroorzaken en dat de kans op dat letsel aanmerkelijk is. De gedragingen van de verdachte zoals beschreven zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm daarvan zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard en welk letsel zich in dit geval ook heeft verwezenlijkt.
Gekwalificeerde doodslag (subsidiair)?
Voor een bewezenverklaring van gekwalificeerde doodslag is vereist dat de doodslag in een onmiddellijk verband staat met een ander strafbaar feit, zowel in causaal opzicht als wat het tijdstip van het zich voordoen van de feiten betreft. Het andere strafbare feit moet de doodslag in zo’n mate vergezellen, opvolgen of daaraan voorafgaan dat het samen met de doodslag als één geheel kan worden beschouwd. Het (bijkomende) oogmerk van een verdachte dat de doodslag is gericht op het bijvoorbeeld verzekeren van straffeloosheid voor dat andere feit, geldt als nadere beperking van de reikwijdte van de strafbaarstelling.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de doodslag in een onmiddellijk verband staat met een diefstal met geweld in vereniging. Dit blijkt uit het feit dat de verdachte het plan had om geld en/of waardevolle spullen te bemachtigen. Met dat doel is de verdachte opgehaald op een tevoren afgesproken locatie, samen met drie anderen in één auto naar Driehuis gereden, op loopafstand afgezet van en telefonisch begeleid naar de woning van het slachtoffer en daar de woning binnengedrongen. Na het betreden van de woning heeft de verdachte op de begane grond eigendommen weggenomen. In de slaapkamer is het tot een gewelddadige confrontatie gekomen tussen de verdachte en het slachtoffer en heeft hij met een mes in de hart/borststreek van het slachtoffer gestoken. De verdachte heeft hierna de woning meteen verlaten en de door hem weggenomen spullen meegenomen, waaronder de mobiele telefoon van het slachtoffer en een contant geldbedrag die beide in de slaapkamer van het slachtoffer aanwezig waren. De verdachte is weggevlucht naar de (volgens afspraak) gereedstaande auto. Uiteindelijk zijn naar de overval te herleiden spullen gedumpt, is de verdachte lopend vertrokken en zijn twee van de medeverdachten naar het buitenland gevlucht.
Aan deze gang van zaken kan de rechtbank geen andere conclusie verbinden dan dat de doodslag is gepleegd om de diefstal met geweld in vereniging voor te bereiden, te vergemakkelijken of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of de anderen hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het gestolen geld en de gestolen spullen te verzekeren.
Conclusie
De slotsom is dat de rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten gekwalificeerde doodslag.