In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2024 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot verlof voor de onderhandse verkoop van een onroerende zaak. De verzoeker, FORTALEZA VASTGOED B.V., vertegenwoordigd door notaris mr. J.H.J.A. Hofstee, had een koopovereenkomst gesloten voor een bedrijfspand dat eigendom is van [belanghebbende 3]. De verkoop was onderworpen aan goedkeuring door de voorzieningenrechter, omdat er een executoriale verkoop aanstaande was. De belanghebbenden, [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2], hadden het hoogste bod van € 175.000,- op het pand gedaan, maar de voorzieningenrechter weigerde het verzoek tot goedkeuring van de onderhandse verkoop. Dit gebeurde omdat er geen taxatierapport was overgelegd dat de waarde van het pand kon onderbouwen, wat in strijd was met de vereisten van het procesreglement. De voorzieningenrechter stelde vast dat de gemeente positief stond tegenover de ontwikkeling van het perceel, wat de waarde van het pand zou kunnen verhogen. De voorzieningenrechter gaf [belanghebbende 3] de kans om zijn verplichtingen te voldoen en bepaalde dat de executieverkoop niet eerder dan 24 januari 2025 mocht plaatsvinden. De beslissing om de goedkeuring te weigeren was gebaseerd op het feit dat er onvoldoende zekerheid was over de werkelijke waarde van het pand, zonder een taxatie.