Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[naam 1], h.o.d.n. [naam 2]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de besloten vennootschap, h.o.d.n. [naam 2], een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaalde lesgelden voor een avondopleiding. De overeenkomst voor de opleiding werd op 7 februari 2022 gesloten, waarbij [gedaagde] zich verplichtte om het totaalbedrag van € 3.790,15 in 17 termijnen te betalen. Tot en met juli 2022 heeft [gedaagde] aan zijn betalingsverplichtingen voldaan, maar daarna heeft hij 9 termijnen onbetaald gelaten en is hij niet meer verschenen voor de opleiding. De eiseres vordert nu een bedrag van € 2.413,40, bestaande uit het openstaande lesgeld, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
[gedaagde] betwist de vordering en stelt dat hij uitstel van betaling heeft gekregen. Hij heeft in december 2022 verzocht om de opleiding tijdelijk te schorsen, wat volgens hem door [naam 2] is goedgekeurd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat [naam 2] akkoord is gegaan met de schorsing. Bovendien heeft [gedaagde] zich beroepen op overmacht, omdat hij een juwelierszaak heeft overgenomen en daardoor niet in staat was de opleiding te volgen. De kantonrechter oordeelt dat dit geen overmacht is, aangezien het een eigen keuze van [gedaagde] was om de zaak over te nemen.
De kantonrechter heeft de vordering in hoofdsom toegewezen, maar de buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen omdat niet is aangetoond dat een kosteloze aanmaning heeft plaatsgevonden. De proceskosten worden door beide partijen gedragen, omdat [naam 2] niet volledig en naar waarheid heeft gerapporteerd over de inschrijving van [gedaagde] voor de opleiding. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.C. van Rijn op 18 december 2024.