ECLI:NL:RBNHO:2024:131

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
347508 / KG ZA 23-700
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen in kort geding met betrekking tot hypotheek en omgangsregeling minderjarige

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die beiden ouders zijn van een minderjarige zoon. De vrouw vorderde vervangende toestemming om een hypotheek te vestigen op de gemeenschappelijke woning, terwijl de man in reconventie vorderde om de vrouw te verbieden met hun kind naar het buitenland te reizen en om hem in te schrijven op school. De vrouw had eerder met de minderjarige naar Tunesië gereisd zonder de expliciete toestemming van de man, wat leidde tot een geschil over de omgang en de woonplaats van het kind. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw vervangende toestemming kreeg voor de hypotheekaanvraag, maar dat het verbod op het afreizen naar Tunesië en de inschrijving van het kind op school in Nederland werd toegewezen. De man had zijn bezorgdheid geuit over de communicatie en de zorg voor hun kind, en de rechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders. De uitspraak bevatte ook bepalingen over dwangsommen voor het niet naleven van de opgelegde verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/347508 / KG ZA 23-700
Vonnis in kort geding van 9 januari 2024
in de zaak van
[de vrouw],
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. D. Rezaie te AMSTERDAM,
tegen
[de man],
te [plaats 1],
gedaagde partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. B. Blom.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de eis in reconventie
- de mondelinge behandeling van 4 januari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de pleitnota van de man.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit die relatie is een zoon geboren:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in de gemeente [plaats 1] (verder: [minderjarige] of de minderjarige).
2.3.
Tijdens hun relatie hebben partijen een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot de nieuwbouwwoning [adres 1] te [plaats 1] (verder: [adres 1]). Na oplevering van de woning in september 2022 is de vrouw met de minderjarige en haar twee andere minderjarige kinderen in de woning getrokken. De man is apart blijven wonen.
2.4.
De vrouw heeft in mei 2023 de leerplichtambtenaar van de gemeente [plaats 1] op de hoogte gesteld van haar voornemen om met de minderjarige voor langere tijd naar Tunesië af te reizen en heeft medio 2023 aan dit voornemen uitvoering gegeven. In augustus 2023 heeft de inschrijving van [minderjarige] op een Tunesische school plaatsgevonden. De man heeft het inschrijvingsformulier medeondertekend.
2.5.
Partijen hebben de woning aan de [adres 1] met ingang van 20 september 2023 tijdelijk verhuurd.
2.6.
De man heeft op 10 november 2023 het volgende aan de vrouw geschreven:
“(…)
Je weigert nog steeds met mij te communiceren en dit zal mijn laatste poging zijn. (…) Je vergeet dat ik de vader ben van [minderjarige] en je ontneemt me het recht om met mijn zoon te communiceren en te zien. Dit was niet de afspraak toen je naar Tunesië vertrok. Ik heb het recht om te weten hoe het met mijn zoon gaat en dat mijn zoon niet vergeet dat hij een vader heeft. (…) Ik wil je bij deze vriendelijk verzoeken om te zorgen dat mijn zoon [minderjarige] uiterlijk 5 December 2023 in Nederland en precies bij mij in [adres 2] te [plaats 1] is.Ik geef bij deze geen toestemming dat mijn zoon in Tunesië verblijft en blijft
(…)”
2.7.
Bij koopovereenkomst van 12 november 2023 heeft de vrouw samen met een derde een woning te [plaats 2] gekocht. De koopsom bedraagt € 269.500,00, met 19 december 2023 als datum van overdracht. Bij ‘Verklaring tweede koop’ van 4 december 2023 is de eerste koopovereenkomst ontbonden en een tweede koopovereenkomst gesloten die op naam van alleen de vrouw is gesteld.
2.8.
De vrouw beoogt de woning te financieren met een overbruggingskrediet. ABN AMRO Bank heeft de daartoe strekkende aanvraag van de vrouw goedgekeurd. De vrouw dient zekerheid te bieden door de bank een recht van hypotheek te verlenen op het onverdeelde aandeel van de vrouw in [adres 1]. De instemming / handtekening van de man is daarvoor vereist.
2.9.
Op 11 december 2023 heeft de man aangifte tegen de vrouw gedaan van het onttrekken van [minderjarige] aan het ouderlijk gezag. Ook heeft de man het Centrum voor Internationale Kinderontvoering ingeschakeld.
2.10.
De vrouw heeft bij de man aangedrongen op het verlenen van de sub 2.8 vermelde toestemming. De man heeft op 12 december 2023 het volgende aan de vrouw geschreven:
“(…)
Ter Info, u heeft mijn kind ontvoerd naar Tunesië en politie (hij heeft me niet weggestuurd) is nog met onderzoek bezig en zal of de ambassade in Tunesië of met jou zo snel mogelijk contacteren. (…) Omgangsregeling kan ik doen, als je in NL bent en weet waar je gaat wonen. Er wordt niets afgesproken voordat [minderjarige] bij zijn vader is. Alimentatie zal ik betalen, geen punt. Ik betaal nu voor de [adres 1] meer dan voor de alimentatie. (…)
Van jou verwacht ik medewerking, in het belang van [minderjarige]. Ik beloof je ook 100% medewerking. Ik hoor graag wanneer mijn zoon in NL is en als hij in NL is, dan zal de procedures zo snel mogelijk beginnen. (…) Ik wil medewerking verlenen en op de nodige documenten ondertekenen zodat jij een huis kunt kopen.
(…)”
2.11.
De vrouw is medio december 2023 met de minderjarige naar Nederland teruggekeerd. Op 18 december 2023 heeft de vrouw de man nogmaals gevraagd in te stemmen met de hypotheekaanvraag. In de e-mail staat verder:
“(…)
Jij wilt de voogdij dus je wilt [minderjarige] bij [adres 1], en de inschrijving terug op de [school]. Ik ga hier allemaal mee akkoord. En wij zullen samen tot een omgangsregeling komen om de dagen en tijd tussen ons te verdelen. We kunnen dit in mediation doen als jij er ook voor open staat. En dan betalen we beiden de helft van de kosten.
(…)
2.12.
De man heeft de notaris op 18 december 2023 laten weten dat hij niet instemt met de hypotheekaanvraag van de vrouw. Omdat de man op 19 december 2023 niet bij de notaris is verschenen, is de overdracht van de woning te [plaats 2] aan de vrouw niet doorgegaan.
2.13.
De verkopers hebben de vrouw vervolgens op 20 december 2023 in gebreke gesteld. Op 2 januari 2024 hebben de verkopers de vrouw geschreven dat de notariële levering zal plaatsvinden op vrijdag 12 januari 2024, met de aankondiging dat zij aanspraak zullen maken op de contractuele boete van 10% als de overdracht niet doorgaat en de koopovereenkomst daarna alsnog wordt ontbonden.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert - samengevat - te bepalen dat de voorzieningenrechter haar vervangende toestemming verleent om alle voor het rondkrijgen van de financiering van de woning te [plaats 2] noodzakelijke handelingen te verrichten, waaronder het ondertekenen van de hypotheekaanvraag en/of het passeren van de daarvoor benodigde akte(n).
3.2.
De man concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw, met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert – samengevat:
de vrouw te verbieden met [minderjarige] af te reizen naar het buitenland, waaronder specifiek Tunesië, tot partijen andere afspraken hebben gemaakt of een rechter anders heeft bepaald,
de vrouw te verbieden met [minderjarige] te verhuizen buiten een straal van 15 km van [plaats 1],
de vrouw te gebieden [minderjarige] weer in te schrijven op de [school] en hem daar weer naar school te laten gaan,
een voorlopige zorg- en contactregeling vast te stellen,
voor zover de vrouw het verbod als gevorderd onder 1. en 2. overtreedt en/of in gebreke blijft met het gevorderde onder 3. en 4. te bepalen dat de vrouw een dwangsom aan de man verbeurt van € 100,00 per dag, tot een maximum is bereikt van € 10.000,00,
te bepalen dat de vrouw haar onvoorwaardelijke medewerking in de breedste zin van het woord verleent aan de verkoop van [adres 1], op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, tot een maximum is bereikt van € 50.000,00.

5.De beoordeling

Het door de man gevorderde afreisverbod
5.1.
Niet in geschil is dat partijen gezamenlijk gezag uitoefenen. De man heeft ter zitting laten weten dat hij de vrouw nooit toestemming heeft verleend om [minderjarige] voor een jaar mee te nemen naar Tunesië en de vrouw uitgenodigd om bewijs van die toestemming te overleggen. De vrouw heeft zich enkel beroepen op een door de man ondertekend inschrijvingsformulier van (onder meer) [minderjarige] voor school in Tunesië, waaruit de toestemming van de man zou moeten blijken. Die inschrijving is echter niet onverenigbaar met het betoog van de man dat hij weliswaar toestemming heeft gegeven voor een vertrek naar Tunesië in augustus 2023, maar dat hij daarbij heeft verlangd dat [minderjarige] in december 2023, vóór Sinterklaas, weer in Nederland zou zijn.
5.2.
De vrouw is in december 2023 met [minderjarige] in Nederland teruggekeerd.
Ter zitting heeft de man nadrukkelijk aangegeven geen toestemming te verlenen voor het opnieuw afreizen van [minderjarige] naar Tunesië. Nu niet is gebleken dat de man ooit eerder heeft ingestemd met een nieuw vertrek van [minderjarige] naar Tunesië, is het uitgesproken voornemen van de vrouw daartoe een intentie tot kinderontvoering. Het zonder toestemming van de man afreizen met [minderjarige] is onrechtmatig, zodat het door de man gevorderde afreisverbod en de daaraan te verbinden dwangsom zullen worden toegewezen.
Het door de man gevorderde verhuisverbod / inschrijving [minderjarige] op de [school] / voorlopige zorg- en contactregeling
5.3.
De vraag waar [minderjarige] gaat wonen en op school gaat, en of dat binnen een straal van 15 km van [plaats 1] moet zijn, zal aan de bodemrechter worden gelaten. Voor de tussenliggende tijd zal bij wege van voorlopige maatregel worden bevolen dat [minderjarige] weer wordt ingeschreven op de [school] te [plaats 1].
5.4.
Ook de vraag hoe de zorg- en contactregeling moet worden vormgegeven dient in een bodemprocedure te worden beantwoord. De verhoudingen tussen partijen zijn zodanig gespannen dat het niet goed mogelijk is om in kort geding op het oordeel van de bodemrechter vooruit te lopen. Partijen dienen de betrokkenheid van Veilig Thuis te gebruiken om tot voorlopige afspraken te komen. Het komt de voorzieningenrechter voor dat het verstandig is om enig contact tussen de man en [minderjarige] op korte termijn vorm te geven. Partijen moeten zich inspannen om op dit punt een werkrelatie met Veilig Thuis op te bouwen. Zij dienen voor ogen te houden dat de effectiviteit van de hulp van Veilig Thuis zeer zal worden bevorderd wanneer partijen het over een aantal hoofdlijnen eens zijn.
Die hoofdlijnen zouden kunnen zijn:
  • partijen zeggen beide dat zij inhoud willen geven aan hun gezamenlijke ouderschap, zowel financieel als qua zorgverdeling. Zij spreken jegens elkaar uit dat zij dat nu gaan waarmaken,
  • dat wordt een stuk makkelijker wanneer zij op een bereisbare afstand van elkaar wonen. De verhuisbewegingen dienen daarop te worden afgestemd,
  • partijen bevinden zich in de relatief luxe positie dat ze twee woningen in dezelfde regio hebben die zij beiden lijken te kunnen aanhouden als zij hun prioriteiten dienovereenkomstig stellen,
  • daarvoor zouden zij moeten kiezen als zij het belang van [minderjarige] op de eerste plaats stellen.
Partijen wordt dringend geadviseerd om mediation te beproeven, met als doel de onderlinge communicatie te verbeteren tot het niveau dat bij gezamenlijk ouderschap past.
De vordering van de vrouw
5.5.
Om de balans tussen partijen te herstellen zal ook de vordering in conventie worden toegewezen. De vrouw heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij recht heeft op een substantieel deel van de overwaarde op [adres 1], omdat die woning goeddeels door haar is gefinancierd. De man heeft weliswaar opgemerkt dat hij een verrekenpost heeft omdat hij de maandelijkse lasten voor de woning voldoet, maar daar staan ook huurinkomsten tegenover. De man heeft hoog opgegeven over de risico’s die hij loopt als hij toestemming zou geven voor het vestigen van hypotheek op het aandeel van de vrouw in de woning, maar dat bezwaar moet het in het onderhavige geval afleggen tegen belang van de vrouw om niet de boete wegens niet afname te verbeuren.
De vordering van de man om de vrouw te veroordelen mee te werken aan de verkoop van [adres 1]
5.6.
Onder de sub 5.3 en 5.4. geschetste omstandigheden zou de vrouw er verstandig aan doen om de woning te [plaats 2] direct na aankoop weer te koop te zetten en is het eigenlijk niet opportuun om verkoop van de woning aan de [adres 1] te gelasten. Partijen zijn echter zelf verantwoordelijk, en een oplossing die wordt opgelegd werkt niet. Partijen hebben elkaar ter zitting verweten dat het nog niet tot verkoop van [adres 1] is gekomen. De vordering die de man nu heeft ingesteld sluit het meest aan bij de uitlatingen van partijen op de zitting. De vordering zal daarom in enigszins afgezwakte vorm worden toegewezen.
5.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming om namens de man alle handelingen te verrichten die nodig zijn voor het verkrijgen van financiering en de notariële levering aan de vrouw van de woning te [plaats 2], waaronder het ondertekenen van de hypotheekaanvraag en/of het passeren van de benodigde akte(n),
in reconventie
6.2.
verbiedt de vrouw met [minderjarige] af te reizen naar het buitenland, waaronder specifiek Tunesië, tot partijen daarover andere afspraken hebben gemaakt of een rechter anders heeft bepaald,
6.3.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij het hiervoor onder 6.2. gegeven verbod overtreedt, tot een maximum van € 10.000,-- is bereikt,
6.4.
veroordeelt de vrouw om [minderjarige] binnen een week na betekening van dit vonnis in te schrijven op de [school] te [plaats 1], op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 10.000,-- is bereikt,
6.5.
veroordeelt de vrouw op straffen van een dwangsom van € 100 per dag met een maximum van € 20.000 om op de volgende wijze medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning [adres 1]:
  • de woning moet door middel van een door partijen gezamenlijk te verlenen opdracht uiterlijk 1 maart 2024 te koop worden gezet en 1 juni 2024 zijn verkocht,
  • via een makelaar die in de regio [plaats 1] actief is,
  • ieder van partijen draagt de helft van de daaraan verbonden kosten en financiert die kosten ook voor de helft,
  • de vraag- en laatprijs worden bindend geadviseerd door de makelaar, tenzij beide partijen het met diens advies niet eens zijn en samen een eensluidende andere waarde opgeven,
waarbij geldt dat de vrouw niet aan die verkoop behoeft mee te werken indien zij
  • uiterlijk 1 maart 2024 een schriftelijke verkoopopdracht aan een makelaar verstrekt waarbij de door haar gekochte woning te [plaats 2] wederom te koop wordt gezet en
  • zich verbindt om de lasten voor de woning [adres 1] te dragen vanaf het moment dat de huurovereenkomst met de huidige huurders is beëindigd en de huurders de woning [adres 1] hebben verlaten,
in conventie en reconventie
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024.