Beoordeling door de rechtbank
7. Om te beoordelen of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woningen niet te hoog is vastgesteld, zal de rechtbank eerst de objectafbakening beoordelen. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder haar onroerende zaken ten onrechte niet als recreatiesamenstelsel heeft afgebakend en gewaardeerd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij de juiste objectafbakening heeft toegepast.
8. De objectafbakening is neergelegd in artikel 16 van de Wet WOZ. Dit artikel luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Voor de toepassing van de wet wordt als één onroerende zaak aangemerkt:
b. een ongebouwd eigendom;
c. een gedeelte van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;
e. een geheel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen, of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan, of in onderdeel d bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;
(…)”
9. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat alleen onroerende zaken van dezelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht samen een WOZ-object kunnen vormen. De woningen zijn aan te merken als gebouwd eigendom in de zin van
artikel 16, aanhef en onderdeel a, van de Wet WOZ. De ondergrond van de woningen is voorts aan te merken als ongebouwd eigendom in de zin van artikel 16, aanhef en onderdeel b, van de Wet WOZ. De ondergrond is in eigendom van eiseres, zodat zij door natrekking tevens eigenaar van de woningen is. Zowel de ondergrond als de woningen zijn bij de individuele leden/gebruikers in gebruik. Naar het oordeel van de rechtbank behoren de afzonderlijke woningen en de bijbehorende ondergrond bij elkaar en is per woning met ondergrond sprake van een samenstel als bedoeld in artikel 16, aanhef en onderdeel d, van de Wet WOZ.
10. Hoewel de woningen van eiseres op een terrein bestemd voor recreatieverblijf zijn gelegen, is van een recreatiesamenstel in de zin van artikel 16, aanhef en onder e, van de Wet WOZ naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Daartoe overweegt de rechtbank dat van een recreatiesamenstel wordt gesproken indien de recreatiewoningen naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormen dat bestemd is voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd. Het aspect van de exploitatie van
het geheel als een recreatieterreinis de kern van de definitie van een recreatiesamenstel in de zin van de Wet WOZ. Uit hetgeen eiseres in deze procedure heeft aangevoerd, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiseres een geheel recreatieterrein (een recreatiepark) exploiteert, maar dat zij 22 losse recreatiewoningen aan haar leden ter beschikking stelt. Dit voldoet niet aan de definitie en bedoeling van de wetgever om te kunnen spreken van een recreatieterrein in de zin van de Wet WOZ (vergelijk Kamerstukken II 2003/04, 29 612, nr. 7, p. 2-3). Een recreatieterrein kent bovendien bijkomende recreatievoorzieningen zoals bijvoorbeeld een centrale balie/receptie, een wasgelegenheid en toiletten, een slagboom en een plattegrond op het terrein. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Dat eiseres zorgdraagt voor de afvoer van het afval, de looppaden onderhoudt en het terrein van een parkeerplaats is voorzien, doet aan het voorgaande niet af.
11. Omdat de afzonderlijke woningen en de bijbehorende ondergrond een samenstel vormen, en de onroerende zaken van eiseres gezamenlijk geen recreatiesamenstel vormen, heeft verweerder de individuele woningen met ondergrond voor de toepassing van de Wet WOZ op de juiste wijze afgebakend.
De waarde van de woningen
12. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, wordt de waarde van een2
onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
13. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woningen niet te hoog heeft vastgesteld. Voor de beoordeling of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, is van belang of de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woningen, en indien dit het geval is, of verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen en de vergelijkingsobjecten.
14. De rechtbank acht de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar met de woning om de waarde daarvan te kunnen onderbouwen. Daartoe overweegt zij dat de vergelijkingsobjecten evenals de woning allemaal in [plaats] gelegen recreatiewoningen zijn. Bovendien komen de woningen uit een gelijk bouwjaar en wijken de gebruiksoppervlakte en perceelgrootte niet al te zeer af van die van de woning. Deze verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten kunnen dus worden gebruikt ter onderbouwing van de waarde van de woning. Dat er verschillen zijn tussen de woning en de vergelijkingsobjecten maakt dit niet anders. Het gaat er om dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met die verschillen.
15. Dat laatste heeft verweerder gedaan. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder met de bij het verweerschrift overgelegde matrix een afdoende toelichting heeft gegeven op de vastgestelde waarde aan de hand van de voor de woningen en de vergelijkingsobjecten gehanteerde vierkantemeterprijzen. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat voldoende rekening is gehouden met de verschillen in grootte van de opstal en van het perceel, de ligging, de kwaliteit, de staat van onderhoud, alsmede met de aanwezigheid van bijgebouwen. Het op deze wijze analyseren van de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten heeft geresulteerd in prijzen per vierkante meter gebruiksoppervlakte van € 904, € 835, € 2.236 en € 1.213. Het op gelijke wijze analyseren van de waarde van de woningen heeft geleid tot waardes per vierkante meter gebruiksoppervlakte van tussen de
€ 773 en € 865. Dat is fors lager dan de gemiddelde vierkantemeterprijs van de vergelijkingsobjecten. De rechtbank is van oordeel dat de waarde per vierkante meter gebruiksoppervlakte van de woningen in lijn ligt met de prijzen per vierkante meter gebruiksoppervlakte van de vergelijkingsobjecten. Eiseres heeft gelet op hetgeen zij heeft aangevoerd, niet aannemelijk gemaakt dat een lagere waarde per vierkante meter voor de woningen gerechtvaardigd is. Bij het voorgaande neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat het waarderen van onroerende zaken geen exacte wetenschap is en dat niet is vereist dat de WOZ-waarde van de woningen wiskundig wordt bewezen door verweerder.
De oppervlakte van de woningen
16. Eiseres voert aan dat verweerder voor de woning [object 14] een onjuiste opstalgrootte en voor de woning [object 13] een onjuiste perceelgrootte heeft gehanteerd. Eiseres heeft deze stelling niet onderbouwd. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat zijn taxateur naar aanleiding van de stelling van eiseres opnieuw de opstal van [object 14] heeft berekend aan de hand van bouwtekeningen. Deze herberekening kwam uit op een opstal van ongeveer 57 m2. Eiseres betwist deze berekening met de blote stelling dat het dak overhangt en ten onrechte is meegenomen. Met hetgeen eiseres heeft aangevoerd over de oppervlaktes van de opstal dan wel het perceel van de woningen [object 14] en [object 13] , heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat verweerder ten aanzien van deze woningen een te grote oppervlakte gehanteerd heeft, noch dat de waarde van deze woningen daardoor te hoog is vastgesteld.
17. De stelling van eiseres dat van meerdere woningen de door verweerder gehanteerde afmetingen of andere gegevens onjuist zijn, heeft zij voor het eerst ter zitting gesteld zonder deze te concretiseren dan wel te onderbouwen. De rechtbank stelt voorop dat een procespartij in elke stand van het geding nieuwe juridische standpunten kan innemen en in beginsel nieuw of aanvullend feitelijk bewijs kan bijbrengen. Wel kan een nieuw standpunt of nieuw bewijs door de rechter buiten beschouwing worden gelaten als het eerder aangevoerd had kunnen worden en de wederpartij vanwege de late indiening daarop niet meer op adequate wijze kan reageren. De rechtbank overweegt dat eiseres ruim in de gelegenheid was om haar stelling eerder concreet te maken en te onderbouwen. Eiseres heeft dit nagelaten. In de eerder overgelegde stukken is – slechts in zeer algemene bewoordingen en zonder onderbouwing – gerefereerd aan de gebruiksoppervlakte van andere woningen, zonder dat eiseres daarbij gespecifieerd heeft welke oppervlaktes van welke woningen volgens haar nog meer onjuist zouden zijn. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de pas ter zitting aangedragen nieuwe stelling van eiseres wegens strijd met de goede procesorde gepasseerd dient te worden.
18. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de waardes van de woningen niet te hoog zijn vastgesteld. Hetgeen eiseres verder heeft aangevoerd brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.