6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel, waarbij een geldbedrag, telefoons en andere (mobiele) elektronica werd weggenomen. Het personeel van de winkel werd daarbij bedreigd met een wapen. De overval vond overdag plaats en er waren op dat moment veel mensen, waaronder kinderen, bij en in de winkel aanwezig. Door op een dergelijke en nietsontziende wijze te werk te gaan, hebben de slachtoffers van deze overval zich erg bedreigd en onveilig gevoeld. De verdachte heeft enkel gehandeld uit winstbejag en geen rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers, die geen idee hadden waartoe de overvallers in staat waren. De impact van dit feit is enorm. Dat geldt voor de medewerkers en andere klanten in de winkel en voor de maatschappij als zodanig waarvoor feiten als hier aan de orde in de regel ook heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengen.
De persoon van de verdachte
Over de verdachte is op 14 mei 2024 een psychologisch rapport opgemaakt. De conclusie van dat rapport luidt dat bij hem geen sprake is van een psychische stoornis of van een verstandelijke beperking, waardoor hij volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Voorts blijkt dat de verdachte enigszins jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd, gezien zijn beïnvloedbaarheid. Hij heeft daarnaast moeite zijn eigen gedrag te organiseren en structuur aan te brengen. Ook is vastgesteld dat hij mogelijkheden heeft om zich verder te ontwikkelen door een pedagogische aanpak en daarom wordt voortzetting van scholing als zeer wenselijk gezien. Gelet hierop adviseert de psycholoog het jeugdstrafrecht toe te passen.
Reclassering Nederland heeft in het advies van 29 mei 2024 ook geadviseerd om de verdachte via het jeugdstrafrecht een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen. Verder adviseert de reclassering begeleiding door de jeugdreclassering, het volgen van een training cognitieve vaardigheden en het volgen van een opleiding met vaste structuur.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het evaluatieverslag ten behoeve van de inhoudelijke zitting van 29 november 2024, opgesteld door de jeugdreclassering. Op 21 juni 2024 is het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst en sindsdien wordt hij begeleid door de jeugdreclassering. In de evaluatie staat beschreven dat het schorsingstoezicht over het algemeen goed is verlopen en de verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De jeugdreclassering adviseert de elektronische monitoring, één van de schorsingsvoorwaarden, af te sluiten, nu deze monitoring meer belemmerend dan helpend werkt. Wel wordt geadviseerd de volgende bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel te verbinden: begeleiding van de jeugdreclassering, het vinden en behouden van een positieve dagbesteding, het vinden van een passende opleiding, meewerken aan ambulante hulpverlening van IFA en meewerken aan hulpverlening van Inforsa.
Dit advies is ter zitting namens de reclassering door [jeugdreclasseringswerker] , toegelicht en gehandhaafd. [jeugdreclasseringswerker] heeft ter zitting naar voren gebracht dat de begeleiding van de verdachte positief verloopt. Hij is het eens met het voorstel van de officier van justitie om ook een contactverbod met de medeverdachten als bijzondere voorwaarde op te leggen.
Straf
De rechtbank zal de adviezen van de psycholoog en de reclassering overnemen en het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank zal daarom rekening houden met de straffen die doorgaans aan jeugdigen voor feiten als de onderhavige worden opgelegd, waarbij als uitgangspunt een jeugddetentie voor de duur van vier maanden wordt genomen. Dit betekent dat de straf die de verdachte krijgt opgelegd lager is dan wanneer hij als een volwassene zou worden berecht en daarom ook lager is dan de straffen die aan de medeverdachten worden opgelegd. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat de overval in vereniging, met gebruik van een wapen op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden en dat zowel binnen als buiten de winkel veel mensen aanwezig waren. Daarnaast houdt de rechtbank ten nadele van de verdachte rekening met het feit dat hij eerder is veroordeeld voor diefstal in vereniging met geweld. Gelet hierop en gelet op de ernst van de feiten is een kortere voorwaardelijke straf – zoals door de raadsvrouw bepleit – dan ook niet aan de orde.
Om te voorkomen dat de verdachte zich weer schuldig zal maken aan strafbare feiten acht de rechtbank het van belang dat hij de juiste begeleiding zal ontvangen op zijn weg naar zelfstandigheid. De rechtbank ziet het als positieve factor dat de verdachte zijn leven nu op de rit lijkt te willen krijgen en spijt heeft van zijn handelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie recht doet aan het geheel van feiten en omstandigheden in deze zaak.
De rechtbank zal de verdachte een jeugddetentie van 275 dagen opleggen en bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 90 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van één jaar, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De door de jeugdreclassering geadviseerde voorwaarden, te weten het meewerken aan begeleiding door de jeugdreclassering, het vinden en behouden van een positieve dagbesteding, het vinden van een passende opleiding, het meewerken aan ambulante hulpverlening van IFA, het meewerken aan hulpverlening van Inforsa en daarnaast een contactverbod met de medeverdachten, zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast als bijzondere voorwaarde het meewerken aan middelencontrole op te leggen, omdat het met name van belang is om de bij de verdachte aanwezige onderliggende problematiek die ten grondslag ligt aan zijn middelengebruik aan te pakken. Hiervoor wordt aan de verdachte als bijzondere voorwaarde een behandeling bij Inforsa opgelegd.