ECLI:NL:RBNHO:2024:13043

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
15.337717.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging tot jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De verdachte, geboren in 2004, werd beschuldigd van het stelen van diverse elektronische apparaten en een geldbedrag van ongeveer 3365,25 euro, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen meerdere slachtoffers werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 29 november 2024 heeft de verdachte bekend, maar de verdediging heeft om partiële vrijspraak gevraagd voor de geweldpleging, omdat er volgens hen slechts sprake was van bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een jeugddetentie van 275 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar en onder bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in haar beslissing. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel, waarbij de slachtoffers zich ernstig bedreigd voelden. De rechtbank heeft de adviezen van de psycholoog en de reclassering overgenomen en het jeugdstrafrecht toegepast, waarbij de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen hamer verbeurd werd verklaard, terwijl andere in beslag genomen goederen aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.337717.23
Uitspraakdatum: 13 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 november 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L.J.F. Driessen, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.I. Keukens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 december 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meer Iphones en/of
- een of meer Ipads en/of
- een Applewatch en/of
- Apple Airpods en/of
- een Apple Pencil en/of
- een Playstation5 en/of
- een geldbedrag van ongeveer 3365,25 euro,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer personen te weten
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- te schreeuwen: "Waar is de kluis! Handen omhoog! Blijven staan! Waar is het geld!" en/of
- dreigend een wapen te tonen aan die personen en/of
- te zeggen: "Niks geks doen, geen beweging dan gebeurd er niks!" en/of over de toonbank te klimmen en/of de kluis te laten openen en/of
- te schreeuwen: "Waar is de tweede kluis!".

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak gevraagd voor de geweldpleging, omdat er slechts sprake is geweest van bedreiging met geweld. Voor het overige heeft zij ten aanzien van de bewezenverklaring geen verweer gevoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd tijdens de zitting op 29 november 2024;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 20 december 2023 (dossierpagina 342 tot en met 344);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 20 december 2023 (dossierpagina 349 tot en met 354);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] van 5 januari 2024 (dossierpagina 356 tot en met 357);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] van 6 januari 2024 (dossierpagina 362 tot en met 364);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] van 20 december 2023 (dossierpagina 368 tot en met 369);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 21 december 2023, inclusief bijlage (dossierpagina 373 tot en met 377).
3.3.2
Bewijsoverweging
De rechtbank acht niet bewezen dat tijdens de overval geweld is gebruikt, nu uit het dossier volgt dat er slechts sprake is geweest van bedreiging met geweld.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 december 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen,
- iPhones en
- iPads en
- een Apple Watch en
- Apple AirPods en
- een Apple Pencil en
- een PlayStation 5 en
- een geldbedrag van ongeveer 3.365,25 euro,
die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen te weten
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 5] en
- [slachtoffer 6] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- te schreeuwen: "Waar is de kluis! Handen omhoog! Blijven staan! Waar is het geld!" en
- dreigend een wapen te tonen aan die personen en
- te zeggen: "Niks geks doen, geen beweging dan gebeurd er niks!" en over de toonbank te klimmen en de kluis te laten openen en
- te schreeuwen: "Waar is de tweede kluis!".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte op basis van het jeugdstrafrecht zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 275 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk onder algemene en bijzondere voorwaarden, te weten begeleiding door de jeugdreclassering, meewerken aan een gedragsinterventie, het volgen van onderwijs, een contactverbod met de medeverdachten en meewerken aan middelencontrole, met een proeftijd van één jaar, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht. Aan de verdachte dient een jeugddetentie, gelijk aan het voorarrest, te worden opgelegd met een voorwaardelijk strafdeel voor de duur van één maand om de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken en recidive te voorkomen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel, waarbij een geldbedrag, telefoons en andere (mobiele) elektronica werd weggenomen. Het personeel van de winkel werd daarbij bedreigd met een wapen. De overval vond overdag plaats en er waren op dat moment veel mensen, waaronder kinderen, bij en in de winkel aanwezig. Door op een dergelijke en nietsontziende wijze te werk te gaan, hebben de slachtoffers van deze overval zich erg bedreigd en onveilig gevoeld. De verdachte heeft enkel gehandeld uit winstbejag en geen rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers, die geen idee hadden waartoe de overvallers in staat waren. De impact van dit feit is enorm. Dat geldt voor de medewerkers en andere klanten in de winkel en voor de maatschappij als zodanig waarvoor feiten als hier aan de orde in de regel ook heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengen.
De persoon van de verdachte
Over de verdachte is op 14 mei 2024 een psychologisch rapport opgemaakt. De conclusie van dat rapport luidt dat bij hem geen sprake is van een psychische stoornis of van een verstandelijke beperking, waardoor hij volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Voorts blijkt dat de verdachte enigszins jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd, gezien zijn beïnvloedbaarheid. Hij heeft daarnaast moeite zijn eigen gedrag te organiseren en structuur aan te brengen. Ook is vastgesteld dat hij mogelijkheden heeft om zich verder te ontwikkelen door een pedagogische aanpak en daarom wordt voortzetting van scholing als zeer wenselijk gezien. Gelet hierop adviseert de psycholoog het jeugdstrafrecht toe te passen.
Reclassering Nederland heeft in het advies van 29 mei 2024 ook geadviseerd om de verdachte via het jeugdstrafrecht een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen. Verder adviseert de reclassering begeleiding door de jeugdreclassering, het volgen van een training cognitieve vaardigheden en het volgen van een opleiding met vaste structuur.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het evaluatieverslag ten behoeve van de inhoudelijke zitting van 29 november 2024, opgesteld door de jeugdreclassering. Op 21 juni 2024 is het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst en sindsdien wordt hij begeleid door de jeugdreclassering. In de evaluatie staat beschreven dat het schorsingstoezicht over het algemeen goed is verlopen en de verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De jeugdreclassering adviseert de elektronische monitoring, één van de schorsingsvoorwaarden, af te sluiten, nu deze monitoring meer belemmerend dan helpend werkt. Wel wordt geadviseerd de volgende bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel te verbinden: begeleiding van de jeugdreclassering, het vinden en behouden van een positieve dagbesteding, het vinden van een passende opleiding, meewerken aan ambulante hulpverlening van IFA en meewerken aan hulpverlening van Inforsa.
Dit advies is ter zitting namens de reclassering door [jeugdreclasseringswerker] , toegelicht en gehandhaafd. [jeugdreclasseringswerker] heeft ter zitting naar voren gebracht dat de begeleiding van de verdachte positief verloopt. Hij is het eens met het voorstel van de officier van justitie om ook een contactverbod met de medeverdachten als bijzondere voorwaarde op te leggen.
Straf
De rechtbank zal de adviezen van de psycholoog en de reclassering overnemen en het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank zal daarom rekening houden met de straffen die doorgaans aan jeugdigen voor feiten als de onderhavige worden opgelegd, waarbij als uitgangspunt een jeugddetentie voor de duur van vier maanden wordt genomen. Dit betekent dat de straf die de verdachte krijgt opgelegd lager is dan wanneer hij als een volwassene zou worden berecht en daarom ook lager is dan de straffen die aan de medeverdachten worden opgelegd. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat de overval in vereniging, met gebruik van een wapen op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden en dat zowel binnen als buiten de winkel veel mensen aanwezig waren. Daarnaast houdt de rechtbank ten nadele van de verdachte rekening met het feit dat hij eerder is veroordeeld voor diefstal in vereniging met geweld. Gelet hierop en gelet op de ernst van de feiten is een kortere voorwaardelijke straf – zoals door de raadsvrouw bepleit – dan ook niet aan de orde.
Om te voorkomen dat de verdachte zich weer schuldig zal maken aan strafbare feiten acht de rechtbank het van belang dat hij de juiste begeleiding zal ontvangen op zijn weg naar zelfstandigheid. De rechtbank ziet het als positieve factor dat de verdachte zijn leven nu op de rit lijkt te willen krijgen en spijt heeft van zijn handelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie recht doet aan het geheel van feiten en omstandigheden in deze zaak.
De rechtbank zal de verdachte een jeugddetentie van 275 dagen opleggen en bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 90 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van één jaar, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De door de jeugdreclassering geadviseerde voorwaarden, te weten het meewerken aan begeleiding door de jeugdreclassering, het vinden en behouden van een positieve dagbesteding, het vinden van een passende opleiding, het meewerken aan ambulante hulpverlening van IFA, het meewerken aan hulpverlening van Inforsa en daarnaast een contactverbod met de medeverdachten, zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast als bijzondere voorwaarde het meewerken aan middelencontrole op te leggen, omdat het met name van belang is om de bij de verdachte aanwezige onderliggende problematiek die ten grondslag ligt aan zijn middelengebruik aan te pakken. Hiervoor wordt aan de verdachte als bijzondere voorwaarde een behandeling bij Inforsa opgelegd.

7.De in beslag genomen goederen

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen hamer verbeurd moet worden verklaard. De schoenen en de jas (die de verdachte tijdens zijn aanhouding droeg), de telefoon, de rugzak en het hoesje voor de Earpods kunnen aan de verdachte worden teruggegeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de in beslag genomen goederen geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven hamer moet worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met die hamer, die aan de verdachte toebehoort, is begaan.
Voorts is de rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee schoenen, een jas, een telefoon, een hoesje voor Earpods en een rugzak moeten worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
TWEEHONDERDVIJFENZEVENTIG (275) DAGEN;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
negentig (90) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van één jaar;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • meewerkt mee aan het toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, te weten Jeugdbescherming regio Amsterdam, zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt en zich houdt aan de afspraken die door de jeugdreclassering worden gegeven;
  • zal meewerken aan het vinden en behouden van een positieve dagbesteding in de vorm van sport en/of werk;
  • op zoek gaat naar een passende opleiding en onderwijs volgt volgens het rooster;
  • zal meewerken aan ambulante hulpverlening van IFA of een soortgelijke instelling;
  • zal meewerken aan hulpverlening (gericht op middelenafhankelijkheid, mogelijk onderliggende problematiek en een mogelijke vervolgbehandeling) van Inforsa of een soortgelijke instelling;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod gedurende de proeftijd nodig vindt;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
stelt als voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, en aan huisbezoeken, en zich meldt bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd:
- 1 STK Hamer (omschrijving: PL1100-2023271046-1557134, Blauw).
gelast de teruggave aan de verdachte van:
- een telefoon;
- twee zwarte schoenen van het merk New Balance;
- een zwarte jas van het merk Under Armour;
- een hoesje voor Earpods;
- een rugzak van het merk Nike;
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Talmricht, voorzitter,
mr. G.D. Kleijne en mr. M. Rigter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2024.