ECLI:NL:RBNHO:2024:13014

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/15/359594 HA RK 24-178
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in belastingzaak na einduitspraak

Op 9 december 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de rechter, mr. S.A. van Hoorn, door verzoekster, die werd bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.R.R. Oevering. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 2 december 2024, nadat de rechter op 26 november 2024 een einduitspraak had gedaan in de hoofdzaak, waarin de inspecteur van de Belastingdienst de wederpartij was. De wrakingskamer heeft verzoekster erop gewezen dat een wrakingsverzoek niet meer kan worden behandeld zodra de rechter een einduitspraak heeft gedaan. Verzoekster heeft haar verzoek gehandhaafd, maar de wrakingskamer heeft geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat het na de einduitspraak is ingediend. De wrakingskamer heeft besloten het verzoek niet ter zitting te behandelen, aangezien er geen andere beslissing mogelijk was. Verzoekster werd geadviseerd om hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak in de hoofdzaak als zij het daar niet mee eens was. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/359594 HA RK 24-178
Beslissing van 9 december 2024
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster] ,
wonende te Schagen,
verzoekster,
gemachtigde in de hoofdzaak: mr. J.R.R. Oevering.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. S.A. van Hoorn,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekster heeft op 2 december 2024 bij e-mailbericht schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Belastingrecht, locatie Haarlem behandelde zaak met als zaaknummer HAA 24/1971, hierna te noemen: de hoofdzaak. Wederpartij in de hoofdzaak is de inspecteur van de Belastingdienst.
1.2
De wrakingskamer heeft verzoekster bij e-mailbericht van 4 december 2024 voorgehouden dat een wrakingsverzoek niet meer kan worden behandeld als de rechter reeds einduitspraak heeft gedaan en verzoekster in de gelegenheid gesteld op dat bericht te reageren.
1.3
Verzoekster heeft haar verzoek bij e-mailbericht van 5 december 2024 gehandhaafd.
1.4
De wrakingskamer geeft deze beslissing zonder het verzoek ter zitting te behandelen.

2.Feiten

2.1
Op 15 oktober 2024 heeft de rechter de hoofdzaak op zitting behandeld. Verzoekster is daar toen met haar gemachtigde verschenen.
2.2
Op 26 november 2024 heeft de rechter (eind)uitspraak gedaan in de hoofdzaak.
2.3
In haar wrakingsverzoek deelt verzoekster mee op 2 december 2024 de uitspraak van haar gemachtigde te hebben gekregen. De gronden van het verzoek tot wraking zien met name op de behandeling ter zitting, de persoon van de rechter en de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van verzoekster in de uitspraak.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij de rechter, die de zaak behandelt, worden gewraakt.
3.2
Dat betekent dat een wrakingsverzoek alleen in behandeling kan worden genomen zolang de rechter de zaak nog behandelt. Als aan de zaak door een uitspraak een einde is gekomen, kan die rechter dus niet meer worden gewraakt.
3.3
Verzoekster heeft het verzoek ingediend nadat de rechter op 26 november 2024 uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. De wrakingskamer kan het verzoek daarom niet behandelen. De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking daarom niet-ontvankelijk.
3.4
In deze situatie ziet de wrakingskamer ook af van behandeling van het verzoek op een zitting, omdat er geen andere beslissing kan worden gegeven (zie artikel 5, tweede lid, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol rechtbank Noord-Holland).
3.5
Als verzoekster het niet eens is met de uitspraak in de hoofdzaak, kan zij daartegen hoger beroep instellen zoals onder die uitspraak is vermeld.
Beslissing
De rechtbank
4.1
verklaart het verzoek tot wraking van de rechter niet-ontvankelijk,
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. T. van Muijden en mr. M.A.J. Berkers, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van B.L. Siekman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 december.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.