ECLI:NL:RBNHO:2024:12989

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 3440
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen na boekenonderzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer die vier winkels exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had voor het jaar 2018 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 103.277 aangegeven, maar na een boekenonderzoek door de Belastingdienst werd dit bedrag vastgesteld op € 680.774. De inspecteur stelde dat eiser een aanzienlijk bedrag aan pin- en creditcardbetalingen van € 82.472 niet had verantwoord en dat de herkomst van privéstortingen van € 19.440 niet kon worden aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de administratie van eiser gebreken vertoonde, wat leidde tot omkering van de bewijslast. Echter, de rechtbank concludeerde ook dat de aanslag niet was gebaseerd op een redelijke schatting, omdat de door de douane aangetroffen handgeschreven financiële overzichten onbevoegd waren verkregen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 190.923, met dienovereenkomstige vermindering van de belastingrente. Eiser werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3440

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.C. van Wagensveld),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 opgelegd. De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) van € 680.774 en bij de aanslag is bij beschikking € 12.700 belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2024 te Haarlem.
Namens eiser is de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] , [naam 2] en mr. [naam 3] .
Ter zitting heeft ook de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het beroep van eiser met het zaaknummer HAA 23/3082. Alles wat in die zaak is aangevoerd en overgelegd wordt ook geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser exploiteert vier winkels in de vorm van een eenmanszaak waar hij souvenirartikelen, wietzaden, headshopartikelen en voedingswaren verkoopt.
2. Op 19 november 2019 heeft eiser de aangifte IB/PVV over het jaar 2018 ingediend en daarin een biww aangegeven van € 103.277, bestaande uit een belastbare winst uit onderneming van € 105.646 en inkomsten uit eigen woning van € 2.369 negatief.
3. Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek uitgevoerd en daarvan op 17 augustus 2020 het controlerapport uitgebracht. Het onderzoek betrof de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en omzetbelasting (OB) over de jaren 2016, 2017 en 2018.
4. Het controlerapport vermeldt onder meer:
“(…) 3.1 Niet voeren van een (actuele) kasadministratie
Belastingplichtige voert in geen van zijn vier winkels een (actuele) kasadministratie. De contante inkomsten en uitgaven worden gedurende de dag niet bijgehouden. Op de handmatig ingevulde kaslijsten is per winkel alleen de totale bruto-dagomzet opgenomen, welke een op een is overgenomen van de
Z-afslag van de kassa. (…) Tevens wordt per winkel slechts een keer per week het daadwerkelijke kassaldo vastgesteld. Dit dient naar de aard van de onderneming, waar veel contant geld omgaat, dagelijks te gebeuren.
Binnen de onderneming van belastingplichtige is in 2018 het grootste gedeelte van de verkooptransacties contant verricht. Van een bedrijf waar het grootste deel van de transacties contant plaatsvindt, mag worden verwacht dat de geldstroom actueel en juist wordt bijgehouden en dat er dagelijks kascontrole plaatsvindt. Hiervan is bij belastingplichtige in geen van zijn winkels sprake. (…) Daarnaast zijn contante stortingen op de zakelijke bankrekening meermaals bewust op een onjuiste (latere) datum op de kaslijst opgenomen, zodat het negatief lopen van de kas is verhuld. Ter illustratie geef ik enkele voorbeelden (niet limitatief):
In de handmatige kaslijst van de winkel [bedrijf] is op 21 november 2018 een opname in verband met een bankstorting van € 2.600 opgenomen. Uit de informatie op het bankafschrift van de zakelijke bankrekening (…) blijkt dat belastingplichtige voornoemd bedrag al op 20 november 2018 om 19.03 uur op de bankrekening heeft gestort. Indien belastingplichtige de opname uit de kas in de handmatige kaslijst op de daadwerkelijke stortingsdatum van 20 november 2018 had opgenomen, loopt de kas volgens de kaslijst op het einde van 20 november 2018 een bedrag van € 338,94 negatief. (…);
In de handmatige kaslijst van de winkel [bedrijf] is op 21 december 2018 een opname in verband met een storting op de bankrekening van € 4.505 opgenomen. Uit de informatie op het bankafschrift van de zakelijke bankrekening (…) blijkt dat belastingplichtige voornoemd bedrag al op 17 december 2018 om 15.45 uur op de bankrekening heeft gestort. Indien belastingplichtige de storting in de handmatige kaslijst op de daadwerkelijke stortingsdatum van 17 december 2018 had opgenomen, loopt de kas volgens de kaslijst op het einde van 17 december 2018 een bedrag van € 769,08 negatief. (…)
In de handmatige kaslijst van de winkel [bedrijf] is op 5 november een contante privé-storting opgenomen van € 100. Zonder deze storting zou de kas op het einde van 5 november 2018 € 76,82 negatief lopen. Met de privé-storting blijft er op het einde van de dag € 23,18 aan kasgeld over. Dit bedrag aan kasgeld wijkt of van de verklaring van belastingplichtige dat er bij elke winkel op het einde van elke dag altijd € 200 aan contant wisselgeld in de kassa achterblijft. (…);
3.6
Onvolledige omzetverantwoording winkel [bedrijf]
Elk van de vier winkels van belastingplichtige beschikt over een pinapparaat, waar klanten hun aankoop per pin of creditcard kunnen afrekenen. De boekhouder/adviseur van belastingplichtige heeft op 28 mei 2019 tijdens een persoonlijk onderhoud verklaard dat in elke winkel alle verkopen, dus ook de verkopen die per pin en creditcard zijn betaald, op de winkelkassa worden aangeslagen. Bij brief van 31 mei 2019 komt de boekhouder/adviseur van belastingplichtige hierop terug en heeft hij aangegeven dat de pin- en creditcardverkopen in de winkel van [bedrijf] NIET op de winkelkassa (als kasontvangst) worden aangeslagen en daarom ook niet worden opgenomen op (de uitgavenkant van) de handmatige kaslijsten van de winkel [bedrijf] . (…) Uit het feit dat de per pin en creditcard betaalde verkopen in de winkel van [bedrijf] niet op de kassa worden aangeslagen volgt dat de desbetreffende verkopen niet zijn inbegrepen in de dagomzet zoals opgenomen op de dagelijkse Z-afslag van de kassa van [bedrijf] . Aangezien de verantwoorde omzet in de boekhouding van [bedrijf] een op een is overgenomen van de Z-afslagen van deze winkel, stel ik vast dat belastingplichtige de in 2018 per pin en creditcard gegenereerde omzet in de winkel [bedrijf] niet in de boekhouding van [bedrijf] (en evenmin in de boekhouding van een andere winkel) heeft verantwoord. (…) Het pinapparaat dat fysiek in de winkel van [bedrijf] staat heeft het unieke terminalnummer [#] . Uit derdenonderzoek is gebleken dat belastingplichtige in 2018 via dit terminalnummer een totaalbedrag van € 82.472 aan pin- en creditcardbetalingen heeft ontvangen, die op de zakelijke bankrekening van de winkel [bedrijf 2] (…) zijn bijgeschreven. Belastingplichtige heeft in 2018 derhalve een bruto-omzet van minimaal € 82.472 niet in de boekhouding van [bedrijf] verantwoord. Hieruit volgt dat de in administratie en jaarstukken verantwoorde omzet van de winkel [bedrijf] onvolledig en onjuist is. (…)
3.7
Privé-stortingen
Belastingplichtige heeft in de boekhouding van zijn vier winkels diverse privé-stortingen opgenomen, die hij niet kan aantonen. Gelet hierop geven de, aan de aangifte IB/PVV 2018 ten grondslag liggende, boekhouding en de jaarstukken een onjuist beeld van de privégelden die belastingplichtige in 2018 per saldo daadwerkelijk heeft opgenomen. De desbetreffende boekingen zal ik hieronder per winkel benoemen (…)
(…)
Belastingplichtige kan een totaalbedrag van € 19.440 aan privéstortingen niet aannemelijk maken (…)”
5. In de parallelle procedure met het zaaknummer HAA 23/3082 is bij de stukken van het geding (bijlage 5 bij dat verweerschrift) een ‘Vragenbrief boekenonderzoek bij uw klant de heer [eiser] ’ gevoegd waarin op basis van de boekhouding en de jaarstukken wordt vastgesteld dat de winstpercentages van de verschillende winkels op de inkopen in de controleperiode 2016 tot en met 2018 variëren van circa 170% tot circa 650%.
6. Eveneens is in die parallelle procedure met zaaknummer HAA 23/3082 bij de stukken van het geding (bijlage 2 bij dat verweerschrift) een schriftelijk verslag ‘waarneming ter plaatse [bedrijf 2] ’ gevoegd, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“(…) Geachte heer [eiser] ,
Naar aanleiding van de door ons verrichtte waarneming ter plaatse op donderdag 18 april 2019 om ongeveer 13.15 uur bij uw onderneming [bedrijf 2] op het bedrijfsadres [adres] , berichten wij u het volgende. (…) Terwijl wij in de winkel in gesprek waren met de [bedrijfsleider] hebben de collega's van de Douane de winkel en de ruimte achter de winkel doorzocht, waar hen een zwarte schoudertas met inhoud was opgevallen. (…) Vervolgens hebben wij de [bedrijfsleider] gevraagd om de tas verder leeg te halen. Dit deed hij niet meteen. Na driemaal vragen heeft de [bedrijfsleider] uiteindelijk de andere bescheiden uit de tas gehaald. (…) Voorts zat in de tas een klein notitieboekje met hierin de openingstijden en gewerkte uren van werknemers, een notitie-ringband met handmatige aantekeningen betreffende de omzet per winkel en X-afslagen van alle winkels over de periode 3 april 2019 - 17 april 2019. Op alle X-afslagen stonden op de achterkant handmatige berekeningen. Collega's [naam 4] en [naam 5] hebben hiervan diverse foto's van gemaakt. Wij hebben de [bedrijfsleider] gevraagd om de aantekeningen in de notitie-ringband en op de aangetroffen X-afslagen toe te lichten. De [bedrijfsleider] verklaarde hierop dat de gegevens erg oud waren en hij dat niet meer wist waar deze betrekking op hadden. (…)”
7. In paragraaf 5.2 van het controlerapport wordt melding gemaakt van deze waarneming ter plaatse en de aangetroffen bescheiden. Een bijlage bij het controlerapport bevat foto’s van deze documenten, sommige van slechte kwaliteit zodat de documenten niet allemaal leesbaar zijn. Verweerder herkent in de documenten gedetailleerde handmatige financiële maandoverzichten over de periode september 2018 tot en met februari 2019. Paragraaf 5.2.2 van het controlerapport luidt:
“(…) In de zwarte schoudertas die de Douane op 18 april 2019 tijdens de waarneming ter plaatse in de winkel [bedrijf 2] heeft aangetroffen, zat onder andere een notitieringband met daarin gedetailleerde handgeschreven financiële maandoverzichten over de maanden september 2018 tot en met februari 2019. Deze maandoverzichten betreffen een schaduwboekhouding en zijn tijdens de waarneming ter plaatse gefotografeerd.
Op de handgeschreven financiële maandoverzichten staan alle vier de winkels met naam en in een aparte kolom genoemd. Per kolom (winkel) zijn onder andere de bruto-omzetbedragen "Pin" en "Cash" opgenomen. Daarnaast zijn er onder andere aantekeningen opgenomen onder de noemer "Salary' (inclusief de namen van werknemers) en "Bank" met daarachter bedragen. Onderaan elk maandoverzicht staat per winkel twee korte zinnetjes in het Hindi geschreven met daarachter een bedrag. Vertaald naar het Nederlands staat er "witte omzet" en "broer" geschreven. Betreffende de vertaling van het woord "broer" merk ik op dat dit niet letterlijk moet worden genomen maar feitelijk iedereen kan zijn omdat het een beleefdheidsvorm is om iemand als zodanig aan te spreken. Op een aantal maandoverzichten zijn nog meer aantekeningen in het Hindi gemaakt. Als voorbeeld noem ik de maand december 2018, waar in het Nederlands vertaald onder andere "december broer totaal" en " [land] en overige kosten" staat geschreven met daarachter bedragen. Ik heb de bedragen zoals op de maandoverzichten zijn opgenomen achter de "witte omzet" vergeleken met de bruto-omzet zoals belastingplichtige deze in zijn aangiften omzetbelasting heeft verantwoord. In veel gevallen komt dit nagenoeg met elkaar overeen. (…)”
8. De controlerend ambtenaar heeft de hiervoor bedoelde handgeschreven financiële maandoverzichten vergeleken met de door eiser ingediende aangiften omzetbelasting over dezelfde periode, en daaruit de conclusie getrokken dat eiser 53,2% van de omzet niet in de administratie heeft verantwoord, en dat eiser de vereiste aangifte niet heeft gedaan met omkering van de bewijslast tot gevolg. Hij heeft vervolgens de totale netto-omzet over 2018 door middel van extrapolatie vastgesteld op € 1.190.312 en de aangegeven winst uit onderneming tot € 801.633:
Aangegeven winst uit onderneming vóór ondernemersaftrek € 130.125
Omzetcorrectie - 608.066
Correctie bedrijfslasten - 25.607
Financiële baten en last volgens aangifte - -/-2.373
Buitengewone lasten volgens aangifte - 38.878
Niet aftrekbare bedrijfslasten volgens aangifte
- 1.330+
€ 801.633
9. Met dagtekening 17 augustus 2020 heeft verweerder eiser de onderhavige aanslag opgelegd. Bij het vaststellen van de aanslag is verweerder uitgegaan van de uitkomsten van het boekenonderzoek zoals die zijn vermeld in het controlerapport. Het biww voor het jaar 2018 is als volgt gespecificeerd:
Winst uit onderneming voor ondernemersaftrek (9.5) € 801.633
Zelfstandigenaftrek (conform aangifte IB/PVV 2018)
- -/- 7.280
Grondslag MKB-winstvrijstelling € 794.353
MKB-winstvrijstelling (14% van € 794.353) -
-/- 111.210
Vastgestelde belastbare winst uit onderneming € 683.143
Inkomen uit eigen woning (9.2) -
-/- 2.369 +
Vastgesteld belastbaar inkomen box 1 2018
€ 680.774
Geschil en standpunten van partijen
10. In geschil is de hoogte van de aanslag, waarbij het geschil zich toespitst op de vraag of de conclusies zoals die zijn vermeld in het controlerapport juist zijn.
11. Eiser stelt dat de aanslag naar een te hoog biww is vastgesteld, dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, en dat omkering van de bewijslast daarom niet is gerechtvaardigd. Eiser stelt dat na de coronacrisis de omzet weer op het niveau van vóór coronacrisis is gekomen. Over het jaar 2022 is met de vier winkels een winst behaald van in totaal € 67.714. Volgens eiser blijkt daaruit dat de door verweerder vastgestelde winst van € 801.633 absurd hoog is en dus geen sprake is van een redelijke schatting. Verder heeft eiser aangevoerd dat de notitieringband niet behoort tot zijn administratie en hij de daarin opgenomen overzichten door een ander zijn opgemaakt en dat hij die overzichten nooit heeft gezien. Eiser concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en, primair, tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een biww conform de aangifte, subsidiair tot een berekend naar een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen biww.
12. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en voert daartoe aan dat een groot bedrag van de bruto-omzet die is behaald in de vier winkels niet in de aangifte is opgenomen. Omdat de werkelijke omzetten niet overeenkomen met de aangifte IB/PVV heeft eiser de vereiste aangifte niet gedaan met als gevolg omkering en verzwaring van de bewijslast. Volgens verweerder volgt uit het controlerapport dat de aanslag is gebaseerd op een redelijke schatting.
Beoordeling van het geschil.
13. Op grond van artikel 25, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) geldt omkering van de bewijslast als de vereiste aangifte niet is gedaan. Omkering van de bewijslast houdt in dat een bezwaar of beroep tegen een belastingaanslag ongegrond wordt verklaard, tenzij blijkt dat en in hoeverre de aanslag of de daarop betrekking hebbende uitspraak op bezwaar onjuist is.
14. De vereiste aangifte is niet gedaan als het verschil tussen de werkelijk verschuldigde belasting en de belasting die op grond van de ingediende aangifte betaald zou moeten worden objectief en relatief aanzienlijk is. De bewijslast daarvoor ligt bij verweerder. Verweerder heeft daartoe gewezen op de bevindingen bij het boekenonderzoek die zijn weergegeven in het controlerapport waaruit zou volgen dat eiser een aanzienlijk deel van zijn winkelomzet niet heeft verantwoord.
15. Naar het oordeel van de rechtbank komt uit het controlerapport naar voren dat de administratie van eiser gebreken vertoont en dat de omzet niet volledig is verantwoord. De rechtbank wijst in het bijzonder op het genoemde bedrag aan pin- en creditcardbetalingen van € 82.472 dat niet in de administratie zou zijn verantwoord, en op het bedrag aan privéstortingen van € 19.440 dat niet zou zijn aangetoond. Ook na daartoe op de terechtzitting in de gelegenheid te zijn gesteld heeft eiser deze bevindingen niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank stelt dan ook vast dat verweerder, met het controlerapport en hetgeen hij verder heeft aangevoerd, aannemelijk heeft gemaakt dat eiser een substantieel deel van de omzet niet in de administratie heeft verantwoord. Het door eiser aangegeven biww is daardoor te laag en wel zoveel te laag dat de belasting die eiser op grond van de aangifte moet betalen absoluut en relatief aanzienlijk lager is dan de belasting die hij werkelijk verschuldigd is. Het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard tenzij blijkt dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, met hetgeen hij daarvoor heeft aangevoerd, dat niet doen blijken en ook uit andere bron is dat niet gebleken.
16. Aan het vorenstaande doet niet af dat het biww waarnaar de aanslag is berekend moet zijn gebaseerd op een redelijke schatting. Verweerder heeft de door hem gecorrigeerde omzet bepaald op basis van handgeschreven financiële overzichten die zijn aangetroffen in een schoudertas. Die schoudertas is aangetroffen door douaneambtenaren die tijdens een niet aangekondigd bedrijfsbezoek (‘waarneming ter plaatse’) een ruimte achter een winkel van eiser hebben doorzocht. Desgevraagd heeft verweerder niet kunnen aangeven op basis van welke bevoegdheid deze doorzoeking plaatsvond, aangenomen mag worden dat dit strafvorderlijke dwangmiddel onbevoegd is ingezet. Nog daargelaten of de handgeschreven financiële overzichten rechtmatig zijn verkregen: onduidelijk is wie de overzichten heeft gemaakt en voor welk doel. Dat de aantekeningen door of ten behoeve van de eiser zijn gemaakt kan worden betwijfeld omdat zij kennelijk deels in het Hindi zijn gemaakt, in de officiële taal van India, terwijl eiser wortels heeft in [land] , waar voornamelijk [taal] wordt gesproken. Ten slotte is de door verweerder toegepaste extrapolatie onvoldoende controleerbaar en ook daarom niet aanvaardbaar. De aanslag is dus niet gebaseerd op een redelijke schatting en in zoverre is het beroep gegrond.
17. Een redelijke schatting corrigeert de pinbetalingen en de privéstortingen waarvan aannemelijk is geworden dat deze gerealiseerde omzet vormen die niet in de administratie is verantwoord. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de winst uit onderneming in redelijkheid kan worden geschat op de door eiser verantwoorde winst van € 130.125, vermeerderd met de pinbetalingen van in totaal € 82.472 en de privéstortingen van in totaal € 19.440, oftewel op € 232.037. De aanslag dient daarom als volgt worden verminderd tot een berekend naar een biww van € 190.923:
Winst uit onderneming voor ondernemersaftrek € 232.037
Zelfstandigenaftrek (conform aangifte IB/PVV 2018) -
-/- 7.280+
Grondslag MKB-winstvrijstelling € 224.757
MKB-winstvrijstelling (14% van € 224.757) -
-/- 31.465+
Vastgestelde belastbare winst uit onderneming € 193.292
Inkomen uit eigen woning
- -/- 2.369+
Vastgesteld biww
€ 190.923
18. Tegen de belastingrente zijn geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat die ten onrechte of naar een onjuist bedrag in rekening is gebracht. Wel dient de belastingrente te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag.
Proceskosten
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.370 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 310, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
₋ verklaart het beroep gegrond;
₋ vernietigt de uitspraak op bezwaar;
₋ vermindert de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 190.923 met dienovereenkomstige vermindering van de belastingrente;
₋ bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
₋ veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.370;
₋ geeft verweerder opdracht het voor deze zaak betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Snitker, rechter, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de datum van verzending;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
e redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).