3.7Privé-stortingen
Belastingplichtige heeft in de boekhouding van zijn vier winkels diverse privé-stortingen opgenomen, die hij niet kan aantonen. Gelet hierop geven de, aan de aangifte IB/PVV 2018 ten grondslag liggende, boekhouding en de jaarstukken een onjuist beeld van de privégelden die belastingplichtige in 2018 per saldo daadwerkelijk heeft opgenomen. De desbetreffende boekingen zal ik hieronder per winkel benoemen (…)
(…)
Belastingplichtige kan een totaalbedrag van € 19.440 aan privéstortingen niet aannemelijk maken (…)”
5. In de parallelle procedure met het zaaknummer HAA 23/3082 is bij de stukken van het geding (bijlage 5 bij dat verweerschrift) een ‘Vragenbrief boekenonderzoek bij uw klant de heer [eiser] ’ gevoegd waarin op basis van de boekhouding en de jaarstukken wordt vastgesteld dat de winstpercentages van de verschillende winkels op de inkopen in de controleperiode 2016 tot en met 2018 variëren van circa 170% tot circa 650%.
6. Eveneens is in die parallelle procedure met zaaknummer HAA 23/3082 bij de stukken van het geding (bijlage 2 bij dat verweerschrift) een schriftelijk verslag ‘waarneming ter plaatse [bedrijf 2] ’ gevoegd, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“(…) Geachte heer [eiser] ,
Naar aanleiding van de door ons verrichtte waarneming ter plaatse op donderdag 18 april 2019 om ongeveer 13.15 uur bij uw onderneming [bedrijf 2] op het bedrijfsadres [adres] , berichten wij u het volgende. (…) Terwijl wij in de winkel in gesprek waren met de [bedrijfsleider] hebben de collega's van de Douane de winkel en de ruimte achter de winkel doorzocht, waar hen een zwarte schoudertas met inhoud was opgevallen. (…) Vervolgens hebben wij de [bedrijfsleider] gevraagd om de tas verder leeg te halen. Dit deed hij niet meteen. Na driemaal vragen heeft de [bedrijfsleider] uiteindelijk de andere bescheiden uit de tas gehaald. (…) Voorts zat in de tas een klein notitieboekje met hierin de openingstijden en gewerkte uren van werknemers, een notitie-ringband met handmatige aantekeningen betreffende de omzet per winkel en X-afslagen van alle winkels over de periode 3 april 2019 - 17 april 2019. Op alle X-afslagen stonden op de achterkant handmatige berekeningen. Collega's [naam 4] en [naam 5] hebben hiervan diverse foto's van gemaakt. Wij hebben de [bedrijfsleider] gevraagd om de aantekeningen in de notitie-ringband en op de aangetroffen X-afslagen toe te lichten. De [bedrijfsleider] verklaarde hierop dat de gegevens erg oud waren en hij dat niet meer wist waar deze betrekking op hadden. (…)”
7. In paragraaf 5.2 van het controlerapport wordt melding gemaakt van deze waarneming ter plaatse en de aangetroffen bescheiden. Een bijlage bij het controlerapport bevat foto’s van deze documenten, sommige van slechte kwaliteit zodat de documenten niet allemaal leesbaar zijn. Verweerder herkent in de documenten gedetailleerde handmatige financiële maandoverzichten over de periode september 2018 tot en met februari 2019. Paragraaf 5.2.2 van het controlerapport luidt:
“(…) In de zwarte schoudertas die de Douane op 18 april 2019 tijdens de waarneming ter plaatse in de winkel [bedrijf 2] heeft aangetroffen, zat onder andere een notitieringband met daarin gedetailleerde handgeschreven financiële maandoverzichten over de maanden september 2018 tot en met februari 2019. Deze maandoverzichten betreffen een schaduwboekhouding en zijn tijdens de waarneming ter plaatse gefotografeerd.
Op de handgeschreven financiële maandoverzichten staan alle vier de winkels met naam en in een aparte kolom genoemd. Per kolom (winkel) zijn onder andere de bruto-omzetbedragen "Pin" en "Cash" opgenomen. Daarnaast zijn er onder andere aantekeningen opgenomen onder de noemer "Salary' (inclusief de namen van werknemers) en "Bank" met daarachter bedragen. Onderaan elk maandoverzicht staat per winkel twee korte zinnetjes in het Hindi geschreven met daarachter een bedrag. Vertaald naar het Nederlands staat er "witte omzet" en "broer" geschreven. Betreffende de vertaling van het woord "broer" merk ik op dat dit niet letterlijk moet worden genomen maar feitelijk iedereen kan zijn omdat het een beleefdheidsvorm is om iemand als zodanig aan te spreken. Op een aantal maandoverzichten zijn nog meer aantekeningen in het Hindi gemaakt. Als voorbeeld noem ik de maand december 2018, waar in het Nederlands vertaald onder andere "december broer totaal" en " [land] en overige kosten" staat geschreven met daarachter bedragen. Ik heb de bedragen zoals op de maandoverzichten zijn opgenomen achter de "witte omzet" vergeleken met de bruto-omzet zoals belastingplichtige deze in zijn aangiften omzetbelasting heeft verantwoord. In veel gevallen komt dit nagenoeg met elkaar overeen. (…)”
8. De controlerend ambtenaar heeft de hiervoor bedoelde handgeschreven financiële maandoverzichten vergeleken met de door eiser ingediende aangiften omzetbelasting over dezelfde periode, en daaruit de conclusie getrokken dat eiser 53,2% van de omzet niet in de administratie heeft verantwoord, en dat eiser de vereiste aangifte niet heeft gedaan met omkering van de bewijslast tot gevolg. Hij heeft vervolgens de totale netto-omzet over 2018 door middel van extrapolatie vastgesteld op € 1.190.312 en de aangegeven winst uit onderneming tot € 801.633:
Aangegeven winst uit onderneming vóór ondernemersaftrek € 130.125
Omzetcorrectie - 608.066
Correctie bedrijfslasten - 25.607
Financiële baten en last volgens aangifte - -/-2.373
Buitengewone lasten volgens aangifte - 38.878
Niet aftrekbare bedrijfslasten volgens aangifte
- 1.330+
€ 801.633
9. Met dagtekening 17 augustus 2020 heeft verweerder eiser de onderhavige aanslag opgelegd. Bij het vaststellen van de aanslag is verweerder uitgegaan van de uitkomsten van het boekenonderzoek zoals die zijn vermeld in het controlerapport. Het biww voor het jaar 2018 is als volgt gespecificeerd:
Winst uit onderneming voor ondernemersaftrek (9.5) € 801.633
Zelfstandigenaftrek (conform aangifte IB/PVV 2018)
- -/- 7.280
Grondslag MKB-winstvrijstelling € 794.353
MKB-winstvrijstelling (14% van € 794.353) -
-/- 111.210
Vastgestelde belastbare winst uit onderneming € 683.143
Inkomen uit eigen woning (9.2) -
-/- 2.369 +
Vastgesteld belastbaar inkomen box 1 2018
€ 680.774
Geschil en standpunten van partijen
10. In geschil is de hoogte van de aanslag, waarbij het geschil zich toespitst op de vraag of de conclusies zoals die zijn vermeld in het controlerapport juist zijn.
11. Eiser stelt dat de aanslag naar een te hoog biww is vastgesteld, dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, en dat omkering van de bewijslast daarom niet is gerechtvaardigd. Eiser stelt dat na de coronacrisis de omzet weer op het niveau van vóór coronacrisis is gekomen. Over het jaar 2022 is met de vier winkels een winst behaald van in totaal € 67.714. Volgens eiser blijkt daaruit dat de door verweerder vastgestelde winst van € 801.633 absurd hoog is en dus geen sprake is van een redelijke schatting. Verder heeft eiser aangevoerd dat de notitieringband niet behoort tot zijn administratie en hij de daarin opgenomen overzichten door een ander zijn opgemaakt en dat hij die overzichten nooit heeft gezien. Eiser concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en, primair, tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een biww conform de aangifte, subsidiair tot een berekend naar een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen biww.
12. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en voert daartoe aan dat een groot bedrag van de bruto-omzet die is behaald in de vier winkels niet in de aangifte is opgenomen. Omdat de werkelijke omzetten niet overeenkomen met de aangifte IB/PVV heeft eiser de vereiste aangifte niet gedaan met als gevolg omkering en verzwaring van de bewijslast. Volgens verweerder volgt uit het controlerapport dat de aanslag is gebaseerd op een redelijke schatting.
Beoordeling van het geschil.
13. Op grond van artikel 25, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) geldt omkering van de bewijslast als de vereiste aangifte niet is gedaan. Omkering van de bewijslast houdt in dat een bezwaar of beroep tegen een belastingaanslag ongegrond wordt verklaard, tenzij blijkt dat en in hoeverre de aanslag of de daarop betrekking hebbende uitspraak op bezwaar onjuist is.
14. De vereiste aangifte is niet gedaan als het verschil tussen de werkelijk verschuldigde belasting en de belasting die op grond van de ingediende aangifte betaald zou moeten worden objectief en relatief aanzienlijk is. De bewijslast daarvoor ligt bij verweerder. Verweerder heeft daartoe gewezen op de bevindingen bij het boekenonderzoek die zijn weergegeven in het controlerapport waaruit zou volgen dat eiser een aanzienlijk deel van zijn winkelomzet niet heeft verantwoord.
15. Naar het oordeel van de rechtbank komt uit het controlerapport naar voren dat de administratie van eiser gebreken vertoont en dat de omzet niet volledig is verantwoord. De rechtbank wijst in het bijzonder op het genoemde bedrag aan pin- en creditcardbetalingen van € 82.472 dat niet in de administratie zou zijn verantwoord, en op het bedrag aan privéstortingen van € 19.440 dat niet zou zijn aangetoond. Ook na daartoe op de terechtzitting in de gelegenheid te zijn gesteld heeft eiser deze bevindingen niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank stelt dan ook vast dat verweerder, met het controlerapport en hetgeen hij verder heeft aangevoerd, aannemelijk heeft gemaakt dat eiser een substantieel deel van de omzet niet in de administratie heeft verantwoord. Het door eiser aangegeven biww is daardoor te laag en wel zoveel te laag dat de belasting die eiser op grond van de aangifte moet betalen absoluut en relatief aanzienlijk lager is dan de belasting die hij werkelijk verschuldigd is. Het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard tenzij blijkt dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, met hetgeen hij daarvoor heeft aangevoerd, dat niet doen blijken en ook uit andere bron is dat niet gebleken.
16. Aan het vorenstaande doet niet af dat het biww waarnaar de aanslag is berekend moet zijn gebaseerd op een redelijke schatting. Verweerder heeft de door hem gecorrigeerde omzet bepaald op basis van handgeschreven financiële overzichten die zijn aangetroffen in een schoudertas. Die schoudertas is aangetroffen door douaneambtenaren die tijdens een niet aangekondigd bedrijfsbezoek (‘waarneming ter plaatse’) een ruimte achter een winkel van eiser hebben doorzocht. Desgevraagd heeft verweerder niet kunnen aangeven op basis van welke bevoegdheid deze doorzoeking plaatsvond, aangenomen mag worden dat dit strafvorderlijke dwangmiddel onbevoegd is ingezet. Nog daargelaten of de handgeschreven financiële overzichten rechtmatig zijn verkregen: onduidelijk is wie de overzichten heeft gemaakt en voor welk doel. Dat de aantekeningen door of ten behoeve van de eiser zijn gemaakt kan worden betwijfeld omdat zij kennelijk deels in het Hindi zijn gemaakt, in de officiële taal van India, terwijl eiser wortels heeft in [land] , waar voornamelijk [taal] wordt gesproken. Ten slotte is de door verweerder toegepaste extrapolatie onvoldoende controleerbaar en ook daarom niet aanvaardbaar. De aanslag is dus niet gebaseerd op een redelijke schatting en in zoverre is het beroep gegrond.
17. Een redelijke schatting corrigeert de pinbetalingen en de privéstortingen waarvan aannemelijk is geworden dat deze gerealiseerde omzet vormen die niet in de administratie is verantwoord. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de winst uit onderneming in redelijkheid kan worden geschat op de door eiser verantwoorde winst van € 130.125, vermeerderd met de pinbetalingen van in totaal € 82.472 en de privéstortingen van in totaal € 19.440, oftewel op € 232.037. De aanslag dient daarom als volgt worden verminderd tot een berekend naar een biww van € 190.923:
Winst uit onderneming voor ondernemersaftrek € 232.037
Zelfstandigenaftrek (conform aangifte IB/PVV 2018) -
-/- 7.280+
Grondslag MKB-winstvrijstelling € 224.757
MKB-winstvrijstelling (14% van € 224.757) -
-/- 31.465+
Vastgestelde belastbare winst uit onderneming € 193.292
Inkomen uit eigen woning
- -/- 2.369+
Vastgesteld biww
€ 190.923
18. Tegen de belastingrente zijn geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat die ten onrechte of naar een onjuist bedrag in rekening is gebracht. Wel dient de belastingrente te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag.
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.370 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 310, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).