In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Société Air France. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Marseille op 4 juni 2022, maar deze vlucht werd geannuleerd. De passagier verzocht compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde dit, stellende dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding en een beveiligingstekort op Schiphol.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen. De vervoerder had de passagier de keuze gegeven tussen omboeking naar een alternatieve vlucht of terugbetaling van de ticketprijs, en de passagier had gekozen voor terugbetaling. Hierdoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering van de passagier tot compensatie werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die in het ongelijk werd gesteld.
De beslissing van de kantonrechter is definitief, aangezien tegen deze beschikking geen hoger beroep openstaat.