ECLI:NL:RBNHO:2024:12973

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
15.159168.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot deels voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor onttrekking van minderjarigen aan wettig gezag

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de onttrekking van twee minderjarigen aan het gezag van hun vader. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 29 november 2024. De verdachte, die samen met een medeverdachte handelde, heeft in de periode van 23 juni 2023 tot en met 29 juni 2023 opzettelijk twee minderjarigen onttrokken aan het wettig gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een essentiële bijdrage heeft geleverd aan de onttrekking van de kinderen, die onder de twaalf jaar oud waren. De verdachte heeft de medeverdachte en de kinderen naar een boerderij in Friesland gebracht en heeft actief bijgedragen aan het verbergen van hun verblijfplaats. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 45 dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de onttrekking van de kinderen zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.159168.23 (P)
Uitspraakdatum: 13 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 november 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.A. Huibers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2023 tot en met 29 juni 2023, te Alkmaar en/of te Schagen en/of te Idsegahuizum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk twee minderjarigen, te weten [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3], heeft onttrokken aan het wettig over hen gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hen uitoefende, terwijl deze minderjarigen beneden de twaalf jaren oud waren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
medeverdachte in of omstreeks de periode van 23 juni 2023 tot en met 29 juni 2023, te Alkmaar en/of te Schagen en/of te Idsegahuizum, althans in Nederland, opzettelijk twee minderjarigen, te weten [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3], heeft onttrokken aan het wettig over hen gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hen uitoefende, terwijl deze minderjarigen beneden de twaalf jaren oud waren tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 23 juni 2023 tot en met 29 juni 2023, te Alkmaar en/of te Schagen en/of te Idsegahuizum, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- [medeverdachte] te helpen naar een schuilplaats te komen en daar te verblijven alsmede haar en de kinderen van benodigdheden als kleding te voorzien en de schuilplaats van [medeverdachte] en haar kinderen geheim te houden terwijl verdachte wist dat medeverdachte en haar kinderen werden gezocht en/of
- te fungeren als contactpersoon tussen [medeverdachte] en familie/vrienden terwijl verdachte wist dat [medeverdachte] en haar kinderen werden gezocht;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit in die zin dat sprake is van medeplegen
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het primair en subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) slechts heeft willen helpen, omdat zij met haar kinderen in nood verkeerde. De verdachte was steeds te goeder trouw en heeft nooit de bedoeling gehad om de kinderen te onttrekken aan het wettig gezag van de vader (hierna ook: [benadeelde]).
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
nadere bewijsoverweging
Medeplegen
De medeverdachte [medeverdachte] heeft haar twee minderjarige dochters onttrokken aan het wettig over hen gestelde gezag door hen, zonder medeweten en toestemming van de vader, gedurende ongeveer een week in Friesland te laten verblijven. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte hieraan een essentiële bijdrage heeft geleverd en dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte], en legt hierna uit waarom.
De verdachte heeft [medeverdachte] en de kinderen in de nacht van 22 op 23 juni 2023 naar een boerderij in Idsegahuizum gebracht. Deze boerderij is van een kennis van de verdachte. In de Telegramgroep ‘Wakker Schagen’ zijn vanaf 24 juni 2023 06:00 uur diverse berichten geplaatst over de vermissing van [medeverdachte] en haar dochters. Vervolgens is de politie, samen met [benadeelde], bij de verdachte aan de deur geweest om te informeren naar de verblijfplaats van de kinderen. De verdachte heeft toen verzwegen dat hij [medeverdachte] en de kinderen bij een kennis van hem in Friesland had ondergebracht. Op 26 juni 2023 om 06.31 uur heeft de verdachte een bericht in genoemde Telegramgroep geplaatst waarin hij onder meer schrijft dat “
(…) Onze kip met 2 kuikens[de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] en haar twee dochters]
strijden voor hun waarheid (…)”. In de ochtend van 27 juni 2023 stuurt de verdachte een sms-bericht waarin staat dat op korte termijn “
kippen en kuikens” vervoerd moeten worden. In dit bericht schrijft de verdachte verder dat de “kippen” naar België vervoerd kunnen worden en dat hij bezig is met de voorbereidingen om dat mogelijk te maken. Op (of omstreeks) 28 juni 2023 heeft de verdachte in de Telegramgroep ‘Wakker Schagen’ gezegd dat degene die iets “
door de lucht wil overbrengen, briefjes kaartjes knuffeltjes of wat” dat ’s avonds mag meenemen, zodat hij het de dag daarop kan meenemen. Op 29 juni 2023, toen [medeverdachte] en de kinderen door de politie in de boerderij in Idsegahuizum zijn gevonden, was de verdachte daar ook aanwezig. Hij had op dat moment twee tassen bij zich met kinderkleding en kaartjes en briefjes voor [medeverdachte] en de kinderen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan het onttrekken van de minderjarige kinderen aan het wettig over hen gestelde gezag, van voldoende materieel en intellectueel gewicht is om hem als medepleger aan te merken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 23 juni 2023 tot en met 29 juni 2023, te Schagen en Idsegahuizum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk twee minderjarigen, te weten [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3], heeft onttrokken aan het wettig over hen gesteld gezag, terwijl deze minderjarigen beneden de twaalf jaren oud waren.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig gezag, terwijl de minderjarige beneden de leeftijd van twaalf jaren oud is, meermalen gepleegd.
Voor zover in het betoog van de verdediging besloten ligt dat sprake was van een noodtoestand (omdat [medeverdachte] en de kinderen in nood zouden verkeren), geldt dat het beweerde gevaar dat de verdachte in dat geval zou hebben willen pareren, niet aannemelijk is geworden. In het strafdossier en het verhandelde ter zitting is geen onderbouwing te vinden voor de gestelde nood aan de zijde van [medeverdachte] en haar dochters.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar en een (onvoorwaardelijke) taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat aan de verdachte een straf conform het voorarrest moet worden opgelegd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij heeft, samen met de medeverdachte [medeverdachte], de twee minderjarige dochters van [medeverdachte] onttrokken aan het wettig over hen gestelde gezag door de meisjes, zonder medeweten en toestemming van de vader, gedurende ongeveer een week bij een kennis van de verdachte in Friesland te laten verblijven, waarbij het plan was om [medeverdachte] en de kinderen eventueel naar een ander land in Europa te (laten) vervoeren. Door het handelen van de verdachte en de medeverdachte heeft [benadeelde] in een staat van grote angst verkeerd; hij wist geruime tijd niet waar zijn kinderen waren en hoe het met hun ging. De rechtbank stelt vast dat de verdachte een bepalende rol heeft gespeeld bij het onderhavige feit. Hij heeft [medeverdachte] en de kinderen naar Friesland gebracht en ervoor gezorgd dat zij bij een kennis van hem konden verblijven. Ook was de verdachte bezig om verder vervoer voor [medeverdachte] en de kinderen te organiseren. Dat het niet verder uit de hand is gelopen is niet aan de verdachte en de medeverdachte te danken. Alleen door ingrijpen van de politie is erger (zoals een vlucht naar het buitenland) voorkomen.
Ouderlijk gezag omvat het recht en de plicht van ouders om hun kind op te voeden en te verzorgen. Dit behoort door een ieder te worden gerespecteerd, ook door de verdachte. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hebben er bewust voor gekozen om [benadeelde] in het ongewisse te laten. Hierdoor hebben zij het voor [benadeelde] onmogelijk gemaakt om zijn taak, als degene die (mede) met het gezag over de kinderen was belast, uit te oefenen. Uit de slachtofferverklaring van [benadeelde] en de toelichting op zijn vordering blijkt dat het onderhavige feit hem emotioneel ernstig heeft aangegrepen en dat het incident nog steeds een grote impact heeft op zijn leven en het leven van zijn dochters. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij zich niet heeft bekommerd om de negatieve gevolgen die zijn handelen voor [benadeelde] en de kinderen hebben (gehad).
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van de verdachte van 21 oktober 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Behoudens dat de verdachte veiligheidstrainingen over zware machines geeft en in het verleden aangesloten is geweest bij de groep ‘Wakker Schagen’ weet de rechtbank weinig tot niets over de persoon van de verdachte, omdat hij daarover niet heeft willen verklaren. De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een reclasseringsrapportage.
Op de zitting heeft de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen en er blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen niet in te zien.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de op te leggen straf staat voor de rechtbank de ernst van het feit voorop. Daarbij past, gelet op het belangrijke aandeel van de verdachte in het onttrekken van de kinderen aan het wettig gezag, naar het oordeel van de rechtbank een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf en een forse taakstraf. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis, maar legt wel een hogere straf op dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij de ernst van het feit anders waardeert dan de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal bepalen dat daarvan 45 dagen vooralsnog niet ten uitvoer zullen worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 240 uren aan de verdachte moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 279 Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
60 (zestig) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
45 (vijfenveertig) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderd veertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. M.W. Groenendijk en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2024.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(----------------------)