ECLI:NL:RBNHO:2024:12967

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
15.155765.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor het onttrekken van haar kinderen aan het ouderlijk gezag

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland een 43-jarige vrouw veroordeeld tot zes maanden celstraf, waarvan elf weken voorwaardelijk, voor het onttrekken van haar twee minderjarige kinderen aan het wettig gezag. De vrouw had in de periode van 23 juni tot 29 juni 2023 haar kinderen meegenomen naar Friesland zonder toestemming van de vader. De rechtbank oordeelde dat de vrouw samen met een medeverdachte de kinderen opzettelijk had onttrokken aan het ouderlijk gezag, wat leidde tot grote angst bij de vader. De rechtbank heeft de vrouw ook een contactverbod van drie jaar met haar kinderen opgelegd. De medeverdachte kreeg een straf van 60 dagen cel, waarvan 45 dagen voorwaardelijk en 240 uur taakstraf. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de vader, tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 2.323,27, als compensatie voor de materiële en immateriële schade die hij heeft geleden door het handelen van de verdachte. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een openbare terechtzitting op 29 november 2024, waar de verdachte haar standpunt naar voren bracht, maar geen verweer voerde tegen de opgelegde sancties. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.155765.23 (P)
Uitspraakdatum: 13 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 november 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.A. Huibers en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 23 juni 2023 tot en met 29 juni 2023, te Alkmaar en/of te Schagen en/of te Idsegahuizum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk twee minderjarigen, te weten [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3], heeft onttrokken aan het wettig over hen gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hen uitoefende, terwijl deze minderjarigen beneden de twaalf jaren oud waren.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat zij al tien jaar wakker is en al vijf jaar strijdt tegen de overheid. Zij heeft de kinderen - zonder dat tegen haar (toen nog) echtgenoot [benadeelde] te zeggen - meegenomen naar Friesland om te overwegen hoe zij haar kinderen het beste kon beschermen. Thuisonderwijs werkt volgens haar beter dan naar school gaan. In Friesland wilde de verdachte uitrusten en nadenken over vervolgstappen; eventueel wilde zij zich, samen met haar kinderen, aansluiten bij de Germanieten. Zij heeft haar telefoon thuis gelaten om tot rust te komen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die hierna zijn vermeld.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen:
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 29 november 2024;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] van 4 juli 2023 (pagina’s 54 en 55 van het dossier);
  • het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde] van 27 juni 2023 (pagina’s 50 tot en met 53 van het dossier);
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (pagina’s 11 tot en met 13 van het dossier);
  • het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 29 juni 2023 (pagina’s 23 tot en met 27 van het dossier);
  • het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 1] (pagina 20 van het aanvullend pv);
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] (pagina’s 74 tot en met 90 van het dossier);
  • het proces-verbaal van bevindingen opnemen telecommunicatie (pagina’s 70 en 71 van het dossier);
  • het proces-verbaal observatie (pagina’s 114 en 115 van het dossier);
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] (pagina 116 van het dossier); en
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] (pagina’s 118 tot en met 120 van het dossier).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
zij in de periode van 23 juni 2023 tot en met 29 juni 2023 te Schagen en te Idsegahuizum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk twee minderjarigen, te weten [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3], heeft onttrokken aan het wettig over hen gesteld gezag, terwijl deze minderjarigen beneden de twaalf jaren oud waren.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig gezag, terwijl de minderjarige beneden de leeftijd van twaalf jaren oud is, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan als bijzondere voorwaarde te verbinden de door de reclassering geadviseerde meldplicht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen in de vorm van een locatieverbod zoals bedoeld in artikel 38v lid 2 sub a van het Wetboek van Strafrecht (Sr), voor de gemeente Schagen. Van dit locatieverbod kan worden afgeweken als de hulpverlenende instanties, zoals het wijkteam Schagen in samenwerking met de reclassering, hiertoe reden zien binnen het kader van het toezicht. De vrijheidsbeperkende maatregel moet verder inhouden een contactverbod zoals bedoeld in artikel 38v lid 2 sub b Sr, met betrekking tot haar kinderen [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2], en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3]. Van dit contactverbod kan worden afgeweken als de hulpverlenende instanties, zoals het wijkteam Schagen in samenwerking met de reclassering en in samenspraak met de vader [benadeelde], hiertoe reden zien binnen het kader van het toezicht, een omgangsregeling of bezoek onder toezicht. De vrijheidsbeperkende maatregelen worden gevorderd voor een periode van 5 jaren en met het bevel dat vervangende hechtenis van 14 dagen zal worden toegepast voor het geval dat niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de totale duur van de vervangende hechtenis ten hoogste 6 maanden bedraagt. Ten slotte heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde maatregelen gevorderd.
6.2.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft over de op te leggen sanctie geen standpunt ingenomen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie en maatregelen die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het rapport van de reclassering van 18 november 2024 is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Zij heeft, samen met een ander, haar twee minderjarige dochters onttrokken aan het wettig over hen gestelde gezag door de meisjes, zonder medeweten en toestemming van de vader ([benadeelde]), gedurende ongeveer een week bij een kennis in Friesland te laten verblijven, waarbij het plan was om eventueel te vertrekken naar een ander land in Europa. Door het handelen van de verdachte en de medeverdachte heeft [benadeelde] in een staat van grote angst verkeerd; hij wist geruime tijd niet waar zijn kinderen waren en hoe het met hen ging. Uit het dossier volgt dat de verdachte op de zolder van een boerderij in Friesland een hut van dozen heeft gemaakt en haar kinderen heeft geïnstrueerd om zich na het uitspreken van een codewoord (ingeval van ongewenst bezoek) te verstoppen en stil te zijn. Dat het niet verder uit de hand is gelopen, is niet aan de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] te danken. Alleen door ingrijpen van de politie is erger (zoals een eventuele vlucht naar het buitenland) voorkomen.
Ouderlijk gezag omvat het recht en de plicht van ouders om hun kind op te voeden en te verzorgen. Dit behoort door een ieder te worden gerespecteerd, ook door de verdachte. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] hebben er bewust voor gekozen om [benadeelde] in het ongewisse te laten. Hierdoor hebben zij het voor de vader onmogelijk gemaakt om zijn taak, als degene die (mede) met het gezag over de kinderen was belast, uit te oefenen. Uit de slachtofferverklaring van [benadeelde] en de toelichting op zijn vordering blijkt dat het onderhavige feit hem emotioneel ernstig heeft aangegrepen en dat het incident nog steeds grote invloed heeft op zijn leven en het leven van zijn dochters. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zij zich niet of onvoldoende heeft bekommerd om de negatieve gevolgen die haar handelen voor [benadeelde] en de kinderen hebben (gehad).
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 21 oktober 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder gelet op het reclasseringsrapport van 18 november 2024. Daarin schrijft de reclassering, zakelijk weergegeven, het volgende.
Er is sprake van ideologische gedrevenheid waarin de verdachte de legitimiteit en bevoegdheid van de Nederlandse overheid afwijst. Zij accepteert uitspraken van de rechtbank niet, zoals dat haar kinderen naar school moeten en dat zij niet langer het gezag over hen heeft. De verdachte was gedurende het schorsingstoezicht niet bereid om voorwaarden in het kader van begeleide omgang met haar dochters te ondertekenen, omdat dat in strijd zou zijn met haar levensbeschouwing. Begeleide omgang is daarom niet van de grond gekomen. Momenteel is er voor de verdachte geen vooruitzicht om op een wettelijke manier in contact met haar kinderen te komen. De verdachte ziet een belangrijke rol voor zichzelf weggelegd bij de volgens haar op handen zijnde transformatie van de samenleving. Gebleken is dat het netwerk van de verdachte invloed heeft op haar handelen en de vorming van haar denkbeelden. Tot op heden leiden tegenslagen tot verstarring van haar gedachtegoed. De reclassering vindt het aannemelijk dat aanstaande teleurstellingen, zoals dat de parallelle samenleving niet tot stand komt of het uitblijven van ouderlijk gezag, verder zullen bijdragen aan radicalisering. De reclassering ziet in de verdachte een kwetsbare, beïnvloedbare vrouw en maakt zich zorgen over haar psychisch welzijn. De verdachte wenst echter niet mee te werken aan behandeling bij de ggz, ook niet nadat zij kort was opgenomen in een psychiatrische kliniek omdat zij uit het raam was gesprongen. De uitspraken van de verdachte dat zij haar kinderen op korte termijn weer zal zien en dat zij de hoofdverzorger zal zijn, acht de reclassering risicovol.
Het recidiverisico wordt als gemiddeld tot hoog ingeschat en het risico op het onttrekken aan bijzondere voorwaarden is volgens de reclassering hoog. De reclassering ziet nauwelijks mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen, omdat zij de legitimiteit van de Nederlandse wetgeving niet erkent. Als de rechter besluit tot een voorwaardelijke sanctie, adviseert de reclassering onderstaande voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • een contactverbod met haar kinderen [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2], en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3], waarvan afgeweken kan worden als de hulpverlenende instanties zoals het wijkteam Schagen in samenwerking met de reclassering hier reden toe zien binnen het kader van een omgangsregeling of bezoek onder toezicht;
  • een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte 2], geboren op 5 oktober 1962;
  • een contactverbod met de 12 in het reclasseringsrapport genoemde personen, waarvan bekend is dat zij anderen aanzetten om hun gedachtengoed te ondersteunen en te verspreiden en waarvan bekend is dat zij met justitie in aanraking zijn gekomen; en
  • een locatieverbod voor de [adres] te Schagen of bij de school waar haar kinderen onderwijs volgen.
De reclassering adviseert voorts de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde voorwaarden.
Strafoplegging
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. De rechtbank vindt, mede gelet op haar persoonlijke omstandigheden, dat de verdachte niet terug moet naar de gevangenis.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 180 dagen (met aftrek van voorarrest) waarvan 77 dagen voorwaardelijk, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren verbinden, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde van de meldplicht verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank ziet, mede gelet op de op te leggen vrijheidsbenemende/vrijheidsbeperkende maatregelen (zie hierna, onder 7), geen grond om de overige door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.

7.Vrijheidsbenemende / vrijheidsbeperkende maatregelen

Gebiedsverbod en contactverbod
Ter beveiliging van de maatschappij en/of ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de volgende vrijheidsbenemende/vrijheidsbeperkende maatregelen op grond van artikel 38v Sr moeten worden opgelegd:
  • de verdachte zal zich voor de duur van
  • de verdachte zal voor de duur van
De rechtbank zal bepalen dat, steeds als niet aan één van bovenstaande maatregelen wordt voldaan, vervangende hechtenis van 14 dagen zal worden toegepast. De totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis is ten hoogste zes maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregelen
Uit het reclasseringsrapport leidt de rechtbank af dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens haar dochters en dus wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de persoon van de verdachte zal de rechtbank bevelen dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde]
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van
(in totaal) € 12.336,51 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
kosten verblijf vakantiechalet € 1.200,-
aanschaf beveiligingscamera’s € 196,-
reiskosten € 123,27
juridische bijstand echtscheidingsprocedure € 8.065,24
kosten fysiotherapie € 252,-.
De gestelde immateriële schade bedraagt € 2.500,-
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schadeposten vanwege de huur van het vakantiechalet, de aanschaf van de beveiligingscamera’s en de reiskosten voldoende verband houden met het bewezenverklaarde feit en dus kunnen worden toegewezen. Wat betreft de juridische bijstand in de echtscheidingsprocedure en de kosten voor fysiotherapie heeft de benadeelde partij de causaliteit met het bewezenverklaarde feit onvoldoende onderbouwd, zodat hij ten aanzien van deze schadeposten niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Volgens de officier van justitie kan de vordering tot vergoeding van immateriële schade worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-.
De vordering kan, kortom, worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.519,27, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbankMateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 1.323,27 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Dit bedrag ziet op de gevorderde schade voor het tijdelijke verblijf (op aanraden van de recherche) in een vakantiechalet
(€ 1.200,-) en de reiskosten (€ 123,27). Ten aanzien van de overige gevorderde kosten is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat deze in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige daarom afwijzen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij vanwege het onderhavige feit tot aan de dag van vandaag psychische gevolgen ondervindt, waaronder angst en stress over het welzijn van zijn kinderen. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding. De rechtbank komt een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en rekening houdend met vergoedingen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken worden toegekend. De Rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
De slotsom is dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van in totaal € 2.323,27, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
SchadevergoedingsmaatregelDe rechtbank ziet aanleiding om in het belang van [benadeelde], als extra waarborg voor betaling aan hem, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
8.2.
Vordering benadeelde partijen J[minderjarige 1] en [minderjarige 2]
De minderjarige benadeelde partijen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben via hun wettelijk vertegenwoordiger [benadeelde] en door tussenkomst van de advocaat mr. D.J. Klock een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 2.899,23 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij, ieder voor zich, als gevolg van het ten laste gelegde feit zouden hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit reiskosten ter hoogte van € 399,23. De gevorderde immateriële schade bedraagt € 2.500,-.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde reiskosten kunnen worden toegewezen. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partijen voor dit deel van de vordering niet ontvankelijk moeten worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, mede gelet op de inhoud van de bij de vordering gevoegde rapportages, onvoldoende onderbouwd dat de kinderen psychische schade hebben geleden als gevolg van het handelen van de verdachte. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade daarom afwijzen.
Ook de gevorderde reiskosten worden afgewezen, aangezien onvoldoende is aangetoond dat deze kosten door de kinderen zijn gemaakt (en daarmee door hen geleden schade betreft).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 47, 57, 279 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
77 (zevenenzeventig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich blijft melden bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. Hierdoor dient de veroordeelde de reclassering op de hoogte te houden van haar actuele verblijfplaats. De reclassering bepaalt welke gespreksonderwerpen van belang zijn om een inschatting te kunnen maken van de recidive- en veiligheidsrisico’s, waarbij de privacy van de veroordeelde zoveel mogelijk gerespecteerd zal worden. De veroordeelde moet op een constructieve wijze meewerken aan deze gesprekken en openheid van zaken geven over de door de reclassering bepaalde gespreksonderwerpen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Maatregel Gebiedsverbod
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van
3 (drie) jarenzich niet zal ophouden in de gemeente Schagen. Hiervan kan worden afgeweken als de hulpverlenende instanties, zoals het wijkteam Schagen en de reclassering, hiertoe reden zien binnen het kader van het toezicht.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
MaatregelC
ontactverbod
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van
3 (drie) jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2], en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3].
Hiervan kan worden afgeweken als de hulpverlenende instanties, zoals het wijkteam Schagen en de reclassering, in samenspraak met de vader [benadeelde] hiertoe reden zien binnen het kader van het toezicht, een omgangsregeling of bezoek onder toezicht.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregelen, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.323,27 (tweeduizend driehonderddrieëntwintig euro en zevenentwintig cent), bestaande uit € 1.323,27 als vergoeding voor de materiële en € 1.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Kuipers voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.323,27 (tweeduizend driehonderddrieëntwintig euro en zevenentwintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 33 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vorderingen van de benadeelde partijen [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. M.W. Groenendijk en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2024.