Op 12 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 20 september 2024 te Schiphol opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, die thans gedetineerd is in Justitieel Complex Schiphol, werd beschuldigd van het invoeren van een hoeveelheid cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. Tijdens de openbare terechtzitting op 28 november 2024 heeft de officier van justitie, mr. C. Booij, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Veltheer, pleitte voor vrijspraak op basis van afwezigheid van opzet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van de bewijsvoering kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk cocaïne had ingevoerd. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien de inconsistenties en het gebrek aan verifieerbare informatie over de scootmobiel waarin de cocaïne was verborgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de inhoud van zijn bagage en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die zouden wijzen op afwezigheid van opzet.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast werd de scootmobiel, die gebruikt was voor het plegen van het feit, verbeurd verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar zag geen aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten voor strafoplegging.