ECLI:NL:RBNHO:2024:12952

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
15/301526-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke invoer van cocaïne met een gevangenisstraf van 24 maanden

Op 12 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 20 september 2024 te Schiphol opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, die thans gedetineerd is in Justitieel Complex Schiphol, werd beschuldigd van het invoeren van een hoeveelheid cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. Tijdens de openbare terechtzitting op 28 november 2024 heeft de officier van justitie, mr. C. Booij, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Veltheer, pleitte voor vrijspraak op basis van afwezigheid van opzet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van de bewijsvoering kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk cocaïne had ingevoerd. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien de inconsistenties en het gebrek aan verifieerbare informatie over de scootmobiel waarin de cocaïne was verborgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de inhoud van zijn bagage en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die zouden wijzen op afwezigheid van opzet.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast werd de scootmobiel, die gebruikt was voor het plegen van het feit, verbeurd verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar zag geen aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten voor strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/301526-24 (P)
Uitspraakdatum: 12 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 november 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Booij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J. Veltheer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 september 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat de verdachte geen opzet heeft gehad op de invoer van cocaïne, ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte wist niets van de cocaïne in zijn scootmobiel en heeft te goeder trouw gehandeld.
Impliciet subsidiair is aan de verdachte de overtredingsvariant van artikel 2 van de Opiumwet ten laste gelegd. De raadsman heeft verzocht de verdachte ten aanzien hiervan te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat er sprake is van afwezigheid van alle schuld.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank zal hieronder uitleggen hoe zij tot de bewezenverklaring van het feit is gekomen.
3.3.2
Bewijsoverweging
Bij de beantwoording van de vraag of de in de accu’s van de scootmobiel aangetroffen cocaïne opzettelijk door de verdachte binnen het grondgebied van Nederland is gebracht, geldt als uitgangspunt dat een passagier geacht wordt bekend te zijn met de inhoud van zijn bagage en daarvoor verantwoordelijk is. Dit is slechts anders indien sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat die passagier met de inhoud niet bekend was en dat dus het opzet op de invoer, ook in voorwaardelijke vorm, ontbreekt. De verdachte heeft verklaard dat hij niet van de aanwezigheid van de cocaïne op de hoogte was.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van de verdachte hoogst onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt hierbij dat die verklaring inconsistent en op sommige punten feitelijk onjuist is. De verdachte verklaart dat hij, hoewel hij in Nederland geen gebruik maakte van een scootmobiel, de scootmobiel kort voor vertrek geleend heeft van een kennis, die hij Uncle noemt maar van wie hij geen nadere identificerende gegevens kan verstrekken. Verdachte heeft verder verklaard dat hij de scootmobiel in het vliegtuig mee naar Suriname heeft genomen om zichzelf aldaar te verplaatsen en dat hij er daar een paar keer op heeft gereden. Later zegt de verdachte dat hij in Suriname amper van de scootmobiel gebruik heeft kunnen maken, omdat er een probleem was met de accu’s, maar dat hij, nadat hij de accu’s kort voor vertrek naar Nederland in Suriname zou hebben laten vervangen, op het vliegveld van Suriname nog even op de scootmobiel zou hebben gereden.
De Koninklijke Marechaussee heeft echter op Schiphol, bij de terugkomst van de verdachte, vastgesteld dat de scootmobiel onbruikbaar was en niet kon rijden en dat er lijmresten rondom de accu zaten. Verder geeft de verdachte aan dat hij de scootmobiel heeft geleend van ‘mooiboy’. Later noemt hij deze persoon ‘Uncle’. De verdachte kan geen identiteitsgegevens noemen van deze persoon of personen en de verklaring van de verdachte is daarmee niet verifieerbaar. Daarnaast acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat een vreemde, zonder medeweten van de verdachte, een grote hoeveelheid cocaïne die een zeer grote waarde vertegenwoordigt, in zijn scootmobiel zou hebben gestopt zonder instructies waar en/of bij wie dit zou moeten worden afgeleverd. De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte, gelet op het voorgaande, dan ook als ongeloofwaardig terzijde en is van oordeel dat, in lijn met voormeld uitgangspunt, het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist dat in de accu’s van zijn scootmobiel cocaïne was verstopt. Daarmee vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk cocaïne binnen het Nederlandse grondgebied heeft gebracht.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 september 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft indien een veroordeling volgt, verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 2016 gram cocaïne. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Harddrugs, waaronder cocaïne, bevatten voor de gezondheid van gebruikers zeer schadelijke stoffen. De verspreiding van en handel in harddrugs gaan daarnaast gepaard met vele andere vormen van (zware) criminaliteit. Het handelen van de verdachte draagt bij aan de instandhouding van de (georganiseerde) criminaliteit rondom verdovende middelen en de gebruikerscriminaliteit die daaruit voortvloeit. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, van 16 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte –meermaals is veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet. Nu deze veroordelingen van langere tijd geleden zijn, zal de rechtbank de documentatie van de verdachte niet in zijn nadeel meewegen. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn medische situatie, zoals uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij de invoer van een hoeveelheid harddrugs met een gewicht van tussen de twee en drie kilogram, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 tot 30 maanden. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om af te wijken van de hiervoor genoemde oriëntatiepunten. Daarom vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

Onder de verdachte is een scootmobiel in beslag genomen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de scootmobiel verbeurd moet worden verklaard, aangezien het voorwerp is gebruikt ten behoeve van het plegen van het ten laste gelegde feit.
De verdediging heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een scootmobiel, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdovende middelen zich in de accu’s van de scootmobiel bevonden. Het bewezen verklaarde feit is dus met behulp van dat voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 [vierentwintig] maanden;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd:
- 1 STK scootmobiel (PL2700-24-085725-13).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.H.I Cleerdin, voorzitter,
mr. M.C.J. Lommen en mr. J.O. Rutten, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. E. Saelens en mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 december 2024.