ECLI:NL:RBNHO:2024:12918

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
15/240701-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van pogingen tot diefstal bij strandpaviljoens met partiële vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van (pogingen tot) diefstal bij verschillende strandpaviljoens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 juli 2024 in Zandvoort en Overveen heeft geprobeerd in te breken in meerdere strandpaviljoens, waarbij hij geld en andere goederen heeft weggenomen. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte in verband te brengen met enkele van de ten laste gelegde feiten, wat heeft geleid tot een partiële vrijspraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, rekening houdend met zijn omstandigheden en het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had. De rechtbank heeft ook beslist over de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen, waaronder een betonschaar en een geldbedrag, en heeft de teruggave van andere in beslag genomen bedragen aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waarin de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/240701-24 (P)
Uitspraakdatum: 14 november 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Giuseppini en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, op of omstreeks 25 juli 2024 te Zandvoort en/of Overveen en/of Bloemendaal,
althans in Nederland, geld en/of drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Feit 2
hij, op of omstreeks 25 juli 2024 te Zandvoort en/of Overveen, althans in Nederland,
meermaals, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] en/of
- [slachtoffer 7] en/of
- [slachtoffer 8] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich (telkens) toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- zich naar voornoemde bedrijven heeft begeven en/of
- een/meerdere deuren en/of ramen heeft geforceerd, althans heeft gepoogd te
forceren en/of
- ( vervolgens) naar binnen is geklommen en/of
- in voornoemde bedrijven zoekend heeft rondgekeken en/of zich naar aldaar
aanwezige kassa's heeft begeven en/of heeft gepoogd de kassalades open te breken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ontkend degene te zijn geweest die de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte ten aanzien van de aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] (
feit 1), [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] (
feit 2) ten laste is gelegd, zodat hij daarvan partieel moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier naast de aangiftes onvoldoende ondersteunend bewijs bevat om verdachte in verband te brengen met deze ten laste gelegde feiten. De camerabeelden van de [slachtoffer 8] welke zich in het dossier bevinden, bieden onvoldoende ondersteuning voor de aangifte.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3.
Bewijsmotivering
In de nacht van 24 op 25 juli 2024 omstreeks 3.10 uur komt bij de politie een melding binnen van de eigenaar van strandpaviljoen [slachtoffer 4] in Zandvoort. De eigenaar heeft vlak daarvoor, omstreeks 03.07 uur een alarmmelding ontvangen en ziet op de camera via zijn telefoon dat een persoon in het pand en bij de kassa staat. Eenmaal aangekomen bij het pand ziet de eigenaar niemand. Wel is een deur aan de zijkant van het pand opengebroken. Op de camerabeelden is te zien dat de man die bij de kassa staat een jas draagt met een embleem op de linkerborst. Hij heeft een pet op en een rugzak om. Omdat de (inhoud van de) kassalade zich die nacht niet in de kassa bevond, heeft de man deze niet kunnen meenemen.
Stills van de camerabeelden van [slachtoffer 4] worden gedeeld met de politie. Bij een zoektocht op het strand diezelfde nacht treft de politie een persoon, naar later blijkt de verdachte, aan. De jas met een Puma logo en een rugtas die deze persoon draagt komen overeen met wat op de camerabeelden/stills te zien is. Ook zien zij dat deze persoon eenzelfde lange neus en smalle kaaklijn heeft als de persoon op de stills van de camerabeelden van [slachtoffer 4] . Ook andere verbalisanten ter plaatse herkennen de verdachte als de persoon op de camerabeelden/stills. Bij fouillering van de verdachte wordt in zijn broekzak een stapel bankbiljetten aangetroffen. Ook wordt in zijn rugtas een betonschaar aangetroffen en een grote hoeveelheid muntgeld.
In de ochtend van 25 juli 2024 wordt aangifte gedaan namens een ander strandpaviljoen, [slachtoffer 2] te Overveen. De kassalade met daarin € 200,00 aan briefgeld en € 100,00 aan muntgeld is verdwenen. Op de camerabeelden is te zien dat er in het begin van de nacht van 25 juli 2024 een onbekend persoon zich in het pand bevond. Het betreft een man die een sportjack met capuchon, een pet en een rugzak draagt. Ook wordt aangifte gedaan namens het bedrijf [slachtoffer 6] aan de strandafgang te Zandvoort. De bedrijfsleider zag dat het luik aan de voorzijde openstond en dat de haken om het luik dicht te zetten, weg waren. Op de camerabeelden wordt gezien dat op 25 juli 2024 om 02:33 uur een manspersoon via de kiosk de strandtent is ingeklommen en bij de bar zoekend heeft rondgekeken. Deze man draagt een vest met een capuchon, een pet en een rugzak.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij degene is die te zien is op een still van de camerabeelden van [slachtoffer 4] (dossierpagina 133). Gelet op die verklaring, in combinatie met de beschrijvingen van de persoon die op de camerabeelden van [slachtoffer 4] binnen is te zien en de herkenningen van de verbalisanten, concludeert de rechtbank dat het de verdachte is geweest die in de nacht van 25 juli 2024 bij [slachtoffer 4] heeft ingebroken. Ook is de rechtbank van oordeel dat de verdachte die nacht bij [slachtoffer 2] de kassa heeft opengebroken en de inhoud heeft meegenomen en bij [slachtoffer 6] is ingeklommen in een poging daar goederen weg te nemen. De rechtbank acht daarbij de beschrijving van de camerabeelden van [slachtoffer 2] en de omschrijving van de dader door de bedrijfsleider van [slachtoffer 6] redengevend. De rechtbank vindt de combinatie van de capuchon, de pet en de rugtas van de verdachte kenmerkend en voldoende onderscheidend voor de conclusie dat dezelfde persoon als te zien op de camerabeelden van [slachtoffer 4] , heeft ingebroken of een poging daartoe heeft gedaan bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] . De rechtbank betrekt bij dat oordeel dat de verdachte kort na de melding van de eigenaar van [slachtoffer 4] in die omgeving wordt aangetroffen met (gesorteerd) contant geld en een betonschaar in zijn rugzak.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat
Feit 1
hij, op 25 juli 2024 te Overveen, althans in Nederland, geld dat aan [slachtoffer 2]
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 2
hij, op 25 juli 2024 te Zandvoort, althans in Nederland, meermaals, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 6]
toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich telkens toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en inklimming,
- zich naar voornoemde bedrijven heeft begeven en
- meerdere deuren en/of ramen heeft geforceerd, althans heeft gepoogd te forceren en
- vervolgens naar binnen is geklommen en
- in voornoemde bedrijven zoekend heeft rondgekeken en zich naar aldaar aanwezige kassa heeft begeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Feit 2
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak/inklimming, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
6.2.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman geheel subsidiair verzocht de verdachte geen langere vrijheidsstraf dan hij al in voorlopige hechtenis heeft gezeten dan wel een zo kort mogelijke straf op te leggen. De verdachte heeft gezondheidsproblemen en ervaart de detentie als zeer zwaar. Bovendien heeft hij een blanco strafblad.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in één nacht schuldig gemaakt aan een diefstal met braak in een strandpaviljoen en twee pogingen daartoe. Dit toont dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen. Door zijn handelen heeft de verdachte voor (financiële) schade en overlast gezorgd bij de eigenaren van de gedupeerde bedrijven. De verdachte heeft kennelijk enkel en alleen aan zijn eigen financiële gewin gedacht en hij heeft geen rekening gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 september 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder in Nederland is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 29 juli 2024 van Reclassering Nederland. Uit dit rapport blijkt dat een traject bij de reclassering onuitvoerbaar zou zijn, omdat de verdachte de Argentijnse nationaliteit heeft en enkel Spaans spreekt. Om die reden is er geen inhoudelijk reclasseringsadvies beschikbaar. Het beeld dat de rechtbank van de verdachte heeft, is dat hij dak- en thuisloos is en al jarenlang door verschillende (Europese) landen zwerft.
Op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 4 maanden moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.

7.Beslag

Onder de verdachte zijn de volgende goederen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
1. EUR (omschrijving: PL1100-2024162579-1630049 IBG 25-07-2024);
2. 40 EUR (omschrijving: PL1100-2024162579-1630050 IBG 25-07-2024);
3. 300 EUR (omschrijving: PL1100-2024162579-1630051 IBG 25-07-2024);
4. 1 STK Betonschaar (omschrijving: PL1100-2024162579-1630047, Rood, merk: Kwb).
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de onder 1 en 2 onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedragen van € 2400,00 en € 40,00 moeten worden teruggegeven aan de verdachte, omdat de rechtbank de verdachte partieel vrijspreekt van de feiten waarbij hij deze bedragen zou hebben gestolen. Bovendien staat er geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg en is er geen ander die redelijkerwijs als rechthebbende moet worden aangemerkt.
De rechtbank is overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie van oordeel dat het onder 3 inbeslaggenomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 300,00 verbeurd moet worden verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat bij het bewezenverklaarde onder feit 1 een kassalade met daarin € 300,00 is weggenomen.
De rechtbank is overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie ook van oordeel dat de onder 4 inbeslaggenomen en niet teruggegeven betonschaar verbeurd moet worden verklaard. De verdachte droeg tijdens zijn aanhouding, kort na de bewezenverklaarde feiten, een betonschaar bij zich. Een betonschaar kan als inbrekerswerktuig worden gebruikt en de verdachte heeft geprobeerd in te breken bij twee strandpaviljoens. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat de betonschaar bestemd was tot het begaan van een diefstal met braak. De betonschaar is daarmee vatbaar voor verbeurdverklaring.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Verklaart verbeurd:
300 EUR (omschrijving: PL1100-2024162579-1630051 IBG 25-07-2024);
1 STK Betonschaar (omschrijving: PL1100-2024162579-1630047, Rood, merk: Kwb).
Gelast de teruggave aan de rechthebbende, zijnde de verdachte van:
2400 EUR (omschrijving: PL1100-2024162579-1630049 IBG 25-07-2024);
40 EUR (omschrijving: PL1100-2024162579-1630050 IBG 25-07-2024).
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Reemst, voorzitter,
mr. C.S. Schoorl en S. Mac Donald, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M. Bleijendaal en mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2024.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)