Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 februari 2024 een aanvullend vonnis gewezen in een civiele procedure tussen eiser en gedaagden. Eiser had eerder, op 20 september 2023, een vordering ingesteld tot terugbetaling van een bedrag van € 50.000, dat hij aan gedaagden ter beschikking had gesteld voor reizen naar Georgië. De rechtbank had in het eerdere vonnis verzuimd te beslissen op een deel van de vordering, namelijk de terugbetaling van € 46.250. Eiser verzocht de rechtbank om dit verzuim te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit deel van de vordering inderdaad niet was behandeld in het eerdere vonnis en heeft besloten om het verzoek van eiser toe te wijzen. De rechtbank oordeelde dat gedaagde 1, die verantwoordelijk was voor de terugbetaling, € 46.250 aan eiser moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 mei 2022. De rechtbank heeft de beslissing in het aanvullend vonnis opgenomen en gelast dat deze wordt toegevoegd aan het eerdere vonnis. De zaak betreft civiel recht en verbintenissenrecht, en de uitspraak is gedaan in Haarlem.