In deze zaak vordert de besloten vennootschap Woonhave Beleggingen VI B.V. ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de aan de gedaagde verhuurde woonruimte, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand inclusief servicekosten. De gedaagde erkent de huurachterstand, maar voert verweer tegen de ontbinding, stellende dat zijn persoonlijke omstandigheden de ontbinding niet rechtvaardigen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat het eerste deel van het huurprijswijzigingsbeding niet oneerlijk is, maar het tweede deel, dat een verhoging van 5% boven de CPI toestaat, is als oneerlijk beoordeeld. Woonhave heeft niet voldaan aan de verplichting om een deugdelijke berekening van de huurverhogingen over te leggen, waardoor de kantonrechter ervan uitgaat dat de huurprijs sinds de aanvang van de huur niet is verhoogd. De gedaagde heeft een deel van de huurachterstand betaald, wat in mindering wordt gebracht op het totaalbedrag. De kantonrechter ontbindt de huurovereenkomst onder de voorwaarde dat de gedaagde de regeling en de lopende huur tijdig nakomt. Indien de gedaagde hier niet aan voldoet, moet hij de woonruimte ontruimen. De gedaagde wordt verder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 november 2024.