Uitspraak
1.[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
1.De verdere procedure
- het getuigenverhoor van 27 juni 2024;
2.De verdere beoordeling
Ik wist dat [gedaagde 2] de winkel eind december zou sluiten’. Dat de winkel per 1 januari 2023 zou worden gesloten en dat dus ook de huurovereenkomst zou worden beëindigd blijkt volgens EveJor ook uit de advertentie op funda.nl waarin als verhuurdatum 29 december 2022 staat vermeld en uit het door [betrokkene 2] beëindigen van de nutskosten en de WOZ-belasting per 1 januari 2023. Verder verwijst EveJor naar de verklaringen van [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] waarin zij bevestigen dat de huur op 31 december 2022 beëindigd zou worden.
‘Ik heb hem [[gedaagde 2] [betrokkene 2]] gezegd dat ik de volle medewerking wil verlenen aan het einde van de huur’en
‘Ik heb 100 procent zeker in dit gesprek tegen [gedaagde 2] gezegd dat hij de huur moest doorbetalen totdat er een nieuwe huurder voor de winkelruimte zou zijn.’Uit deze verklaring blijkt niet dat [gedaagde 1] heeft ingestemd met een beëindigingsdatum per 1 januari 2023. Hij heeft daarentegen aangegeven dat de huurovereenkomst pas kon eindigen als de winkelruimte opnieuw zou zijn verhuurd en dat is niet per 1 januari 2023, maar per 1 april 2023 gebeurd. Dat [gedaagde 1] verder heeft verklaard dat hij wist dat [betrokkene 2] de winkel per 31 december 2022 zou sluiten, levert geen bewijs op dat partijen 1 januari 2023 als beëindigingsdatum van de huurovereenkomst zijn overeengekomen. De keuze van EveJor om de winkel te sluiten heeft immers juridisch geen gevolgen voor de lopende huurovereenkomst die hij heeft met [gedaagde 1].
€ 900,00 - € 7.804,50) aan [gedaagden] betalen. De buitengerechtelijke incassokosten zijn overeenkomstig artikel 30.1 van de algemene voorwaarden toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 744,49 inclusief btw. De gevorderde rente is eveneens toewijsbaar.