ECLI:NL:RBNHO:2024:1275

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
C/15/344355 / HA ZA 23-533
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in kansspelzaak met internationale dimensie

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van kansspelen, heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2024 een tussenvonnis gewezen in een incident over de bevoegdheid van de rechtbank. De eiseres, wonende in Nederland, heeft een vordering ingesteld tegen de vennootschap N1 Interactive Limited, gevestigd in Malta. De eiseres stelt dat de kansspelovereenkomst die zij met N1 heeft gesloten nietig is, omdat N1 geen vergunning had om kansspelen aan te bieden in Nederland. De eiseres vordert onder andere schadevergoeding van € 71.003,- en stelt dat N1 onrechtmatig heeft gehandeld. N1 heeft in het incident de onbevoegdheid van de rechtbank ingeroepen, stellende dat de zaak een internationaal karakter heeft en dat de Maltese rechter bevoegd is. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende informatie is om ambtshalve te beoordelen of zij bevoegd is. Partijen zijn daarom in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over de vraag of N1 zich met haar activiteiten op de Nederlandse markt richtte. De rechtbank heeft verdere beslissingen aangehouden en de zaak opnieuw op de rol gezet voor akte aan de zijde van de eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/344355 / HA ZA 23-533
Vonnis in incident van 31 januari 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. B.Z. Loonstein te Amsterdam,
tegen
vennootschap naar buitenlands recht
N1 INTERACTIVE LIMITED,
gevestigd te Valletta,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R. van Neck te ‘s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en N1 genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid ex art. 11 Rv
  • de conclusie van antwoord in incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres] vordert – samengevat – in de hoofdzaak:
  • een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten kansspelovereenkomst nietig is of de kansspelovereenkomst te vernietigen met veroordeling van N1 tot betaling van € 71.003,- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van storting, en/of;
  • een verklaring voor recht dat N1 onrechtmatig gehandeld heeft jegens [eiseres], althans toerekenbaar jegens [eiseres] tekort is geschoten, althans zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken en te verklaren voor recht dat N1 verplicht is om de door deze gedragingen geleden schade aan [eiseres] te vergoeden, met veroordeling van N1 tot betaling van € 71.003,- of (subsidiair) N1 te veroordelen tot betaling van meer en/of andere schade, nader op te maken bij staat, en/of;
  • een verklaring voor recht dat de kansspelovereenkomst door dwaling aan de zijde van [eiseres] tot stand is gekomen en (primair) de kansspelovereenkomst te vernietigen en N1 te veroordelen om de gevolgen ongedaan te maken door betaling van € 71.003,- aan [eiseres], althans (subsidiair) om het door [eiseres] geleden nadeel op grond van artikel 6:230 lid 2 BW op te heffen door terugbetaling van geleden verliezen alsook ander nadeel te betalen, en;
  • N1 te veroordelen in de proceskosten.
2.2.
[eiseres] stelt – kort gezegd – dat zij heeft deelgenomen aan door N1 aangeboden kansspelen, terwijl N1 geen vergunning had om kansspelen aan te bieden. De Wet op de Kansspelen (hierna: WOK) verbiedt het aanbieden van kansspelen, zodat N1 illegaal en strafbaar heeft gehandeld. De kansspelovereenkomst is daarom (ver)nietig(baar) ex artikel 3:40 BW. Zodoende is sprake van onverschuldigde betalingen, zodat [eiseres] gerechtigd is dit terug te vorderen. De overtreding van de WOK levert een onrechtmatige daad op. De schade die [eiseres] hierdoor heeft geleden moet N1 vergoeden. Ook is sprake van schending van de zorgplicht, en daardoor van een onrechtmatige daad. Subsidiair beroept [eiseres] zich op oneerlijke handelspraktijken, tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en dwaling.
2.3.
N1 heeft vervolgens dit bevoegdheidsincident opgeworpen.

3.Het geschil in het incident

3.1.
N1 beroept zich, voor alle weren, op de onbevoegdheid van de rechtbank om van de vorderingen van [eiseres] kennis te nemen. N1 heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat deze zaak een internationaal karakter heeft en dat de vraag naar internationale rechtsmacht daarom op grond van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (hierna: Brussel I bis) moet worden beantwoord. Op grond van de hoofdregel van artikel 4 Brussel I bis komt aan de rechtbank geen rechtsmacht toe, evenmin op basis van de bijzondere bevoegdheden uit de Brussel I bis. Bovendien zijn partijen expliciet overeengekomen dat de Maltese rechter bevoegd is in geval ven een geschil.
3.2.
[eiseres] concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident. [eiseres] heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat zij consument is, dat N1 haar commerciële activiteiten heeft ontplooid in of op zijn minst mede gericht op Nederland, de vorderingen hun grondslag hebben in het onrechtmatig handelen door N1 en de schade in Nederland is teweeggebracht en het schadeveroorzakende feit zich in Nederland heeft voorgedaan, zodat de rechtbank op grond van Brussel I bis bevoegd is om van haar vordering kennis te nemen. Daarnaast stelt [eiseres] zich op het standpunt dat N1 misbruik van procesrecht maakt en handelt in strijd met de goede procesorde, door een kansloze incidentele vordering in te stellen. Gelet hierop, en op de overtreding van artikel 20 en 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verzoekt [eiseres] N1 de termijn voor het nemen van een conclusie door N1 te bepalen op twee weken na het wijzen van dit tussenvonnis.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling in het incident
3.4.
De vorderingen in deze zaak dragen een internationaal karakter, omdat N1 gevestigd is in Valletta, Malta, en [eiseres] in Nederland woont. In dit incident ligt de vraag voor of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen.
3.5.
De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft moet worden beantwoord op grond van Brussel I bis. Op grond van de hoofdregel van artikel 4 lid 1 Brussel I bis wordt de bevoegdheid van de rechter gebaseerd op de woonplaats van de verweerder. In dit geval is dat de Maltese rechter, omdat N1 gevestigd is in Malta. De bevoegdheid is slechts anders wanneer sprake is van een exclusieve bevoegdheidsregel dan wel een forumkeuzebeding waarbij een andere rechter bij uitsluiting wordt aangewezen.
3.6.
Exclusieve bevoegdheidsregel
3.7.
[eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij tegenover N1 als consument heeft gehandeld en dat haar daarom een beroep toekomt op de beschermende bepalingen in Brussel I bis. De rechtbank overweegt als volgt.
3.8.
Afdeling 4 van Hoofdstuk II van Brussel I bis (artikelen 17 tot en met 19) houdt een aparte bevoegdheidsregeling in voor door consumenten gesloten overeenkomsten. Artikel 17 lid 1 Brussel I bis bepaalt dat deze afdeling van toepassing is indien er voldaan is aan drie voorwaarden, namelijk dat:
  • een van de contractanten een consument is die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd,
  • er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en,
  • deze overeenkomst onder een van de in artikel 17 lid 1 sub a) tot en met c) Brussel I bis bedoelde categorieën valt.
Bovenstaande voorwaarden zijn cumulatief, zodat aan al deze drie voorwaarden moet zijn voldaan om de bevoegdheid te kunnen vaststellen volgens de regels die gelden voor overeenkomsten die zijn gesloten door consumenten (HvJEU 2 april 2020, ECLI:EU:C:
2020:264, r.o. 45).
3.9.
Uitsluitend overeenkomsten die een individu los en onafhankelijk van enige bedrijfs- of beroepsmatige activiteit of doelstelling sluit met als enige doel te voldoen aan de eigen particuliere consumptiebehoeften vallen onder de in Afdeling 4 van Hoofdstuk II van Brussel I bis neergelegde bijzondere regeling ter bescherming van de consument als zwakke partij (HvJEU 2 april 2020, ECLI:EU:C:2020:264, r.o. 47-57). [eiseres] heeft zich in de dagvaarding en in dit incident op het standpunt gesteld dat zij in verhouding tot N1 is aan te merken als consument. Daartoe heeft [eiseres] aangevoerd dat zij inzetten deed via haar account(s) bij N1 en dat haar deelname aan de kansspelen vanuit Nederland plaatsvond. N1 heeft dit niet betwist, zodat aan de eerste voorwaarde van artikel 17 lid 1 Brussel I bis is voldaan.
3.10.
Dat N1 een bedrijfs- of beroepsmatig handelend rechtspersoon is, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook aan de tweede voorwaarde van artikel 17 lid 1 Brussel I bis is voldaan.
3.11.
Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of N1 commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in Nederland, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op Nederland. Indien hiervan sprake is mag [eiseres] als consument de rechtsvordering ook instellen voor het gerecht van de plaats waar zij woonplaats heeft.
3.12.
Voor het antwoord op die vraag dient volgens de uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Pammer/Alpenhof (HvJEU 7 december 2010, C-585/08, C-144/09) te worden nagegaan of vóór de eventuele sluiting van een overeenkomst met de consument uit de internetsites en de algemene activiteit van de ondernemer blijkt dat deze van plan was om handel te drijven met consumenten die woonplaats hebben in één of meerdere lidstaten, waaronder die waar deze consument woonplaats heeft, in die zin dat hij bereid was om met deze consumenten een overeenkomst te sluiten. De volgende factoren, waarvan de lijst niet uitputtend is, kunnen aanwijzingen vormen dat de activiteit van de ondernemer is gericht op de lidstaat waar de consument woonplaats heeft: het internationale karakter van de activiteit, routebeschrijvingen vanuit andere lidstaten naar de plaats waar de ondernemer is gevestigd, het gebruik van een andere taal of munteenheid dan die welke gewoonlijk worden gebruikt in de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is en de mogelijkheid om in die andere taal de boeking te verrichten en te bevestigen, de vermelding van een telefoonnummer met internationaal kengetal, uitgaven voor een zoekmachineadvertentiedienst die worden gemaakt om consumenten die in andere lidstaten woonplaats hebben gemakkelijker toegang te verlenen tot de site van de ondernemer of diens tussenpersoon, het gebruik van een andere topleveldomeinnaam dan die van de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is, en de verwijzing naar een internationaal clientèle dat is samengesteld uit klanten die woonplaats hebben in verschillende lidstaten. Het is aan de nationale rechter om na te gaan of deze aanwijzingen voorhanden zijn. De loutere toegankelijkheid van de internetsite van de ondernemer of de tussenpersoon in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft is daarentegen onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de vermelding van een e-mailadres en andere contactgegevens of voor het gebruik van een taal of een munteenheid wanneer deze taal en/of een munteenheid gewoonlijk worden gebruikt in de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is.
3.13.
N1 betwist dat zij haar activiteiten op zijn minst mede op Nederland zou hebben gericht. Volgens N1 is niet aan de in het Pammer/Alpenhof arrest neergelegde maatstaf voldaan. Gerichtheid impliceert en vereist actief handelen van de ondernemer gericht op de werving van klanten uit bepaalde lidstaten. Eerder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een .com extensie gelet op de omstandigheden van het geval geen aanwijzing vormt van (mede)gerichtheid op Nederland, omdat een dergelijke extensie niet ongebruikelijk is voor een ondernemer. Hoewel in deze zaak niet is gesteld of onderbouwd op welke website [eiseres] heeft gespeeld, betoogt N1 dat bij toepassing van de hiervoor genoemde maatstaf op de door haar beheerde website www.gslot.com, een uitdrukking van de wil van N1 om klanten in Nederland te winnen of deze te willen bedienen ontbreekt. Het is ook niet mogelijk om het registratieproces te voltooien in Nederland als woonland en uit het gebruik van de Engelse taal en de euro kan geen aanwijzing van gerichtheid op Nederland worden afgeleid. [eiseres] heeft volledig op eigen initiatief de website opgespoord en zich daartoe toegang verschaft. De conclusie is dat N1 zich nooit heeft gericht op Nederland, aldus N1.
3.14.
Hoewel [eiseres] bij antwoord in het incident in de gelegenheid is gesteld om te reageren op dit standpunt van N1, ziet die reactie vooral op de gerichtheid van N1 op de Nederlandse markt op basis van verschillende websites van N1. In deze zaak is slechts van belang of N1 zich met de website www.gslot.com ook heeft gericht op de Nederlandse markt. [eiseres] stelt weliswaar dat alle splintercasino’s van N1 met dezelfde algemene voorwaarden werken, maar onduidelijk is bijvoorbeeld of het screenshot als opgenomen in de conclusie van antwoord in het incident onder 2.8. van www.gslot.com afkomstig is. Daarnaast verwijst [eiseres] naar diverse boetebesluiten die aan N1 zijn opgelegd, maar deze besluiten lijken geen betrekking te hebben op de website www.gslot.com. Omdat ambtshalve beoordeeld moet worden of de Nederlandse rechter bevoegd is en de rechtbank nog over onvoldoende gegevens beschikt om hierover te kunnen oordelen, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich nader bij akte uit te laten. [eiseres] dient nader toe te lichten (en met producties te onderbouwen) uit welke feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat N1 zich, specifiek met de website www.gslot.com, op de Nederlandse markt heeft gericht. Vervolgens krijgt N1 de gelegenheid om hierop bij antwoordakte te reageren.
3.15.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 februari 2024voor akte aan de zijde van [eiseres] om zich uit te laten over hetgeen onder 3.14 vermeldt, waarna N1 op de rol van
27 maart 2024bij antwoord akte mag reageren,
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1589