ECLI:NL:RBNHO:2024:1274

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
C/15/304237 / HA ZA 20-398 (eindvonnis)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van vennootschap onder firma na deskundigenbericht

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 31 januari 2024 een eindvonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiser] en de gedaagden, waaronder de besloten vennootschap OG Services B.V. De zaak betreft de verdeling van de vennootschap onder firma (vof) na een deskundigenbericht. De rechtbank heeft eerder een deskundige benoemd, Van Herwijnen accountants & Belastingadviseurs, die op 30 oktober 2023 zijn rapport heeft gepresenteerd. Dit rapport concludeert dat er voldoende gegevens zijn om een slotbalans op te stellen en geeft advies over de wijze van afrekening tussen de vennoten. De rechtbank heeft de deskundige gevolgd in zijn bevindingen en de voorgestelde wijze van afrekening goedgekeurd.

De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] tot betaling van € 25.000,- en inzage in de boekhouding afgewezen, omdat deze vorderingen niet meer relevant waren na het deskundigenbericht. De rechtbank heeft wel de reconventionele vordering van de gedaagden toegewezen, waarbij is verklaard dat de vof per 16 oktober 2019 is ontbonden. Tevens is [eiser] veroordeeld om mee te werken aan de vereffening en verdeling van het vennootschapsvermogen, onder bepaalde voorwaarden. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.H. Schotman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/304237 / HA ZA 20-398
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Kotan te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde],

wonende te [plaats 2],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OG SERVICES B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R. Gijsen te Maastricht.
Partijen zullen hierna [eiser], Van de [gedaagde] en OG Services (gezamenlijk: Van de [gedaagde] c.s.) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 november 2022
  • het deskundigenbericht van 30 oktober 2023
  • de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van Van de [gedaagde] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
Het deskundigenbericht
2.1.
Bij tussenvonnis van 16 november 2022, waarin Van Herwijnen accountants & Belastingadviseurs (hierna: Van Herwijnen) als deskundige is benoemd, zijn door de rechtbank de volgende vragen aan de deskundige gesteld:
1. Gelieve aan de hand van de door partijen aangeleverde boekhouding als hiervoor omschreven:
te bepalen of u over toereikende gegevens beschikt om - met inachtneming van de beslissingen in 2.10 van het vonnis van 30 maart 2022 en 2.3 in het vonnis van 3 augustus 2022 - voor deze ontbonden vennootschap een slotbalans op te stellen en de rechtbank te adviseren over de wijze van afrekening tussen de vennoten,
Indien u gegevens tekort komt: de rechtbank te laten weten in hoeverre een door u op te stellen slotbalans niettemin richting kan geven voor een advies omtrent de genoemde wijze van afrekening en zo mogelijk dat advies te geven.
In beide gevallen kunt u de posten die zijn opgenomen in de concept eindafwikkeling van de accountant van de vennootschap, overgelegd als productie 10 bij conclusie van antwoord (aangehecht), waarvan in een uitvraag door u wordt vastgesteld dat ze door geen der vennoten worden betwist, als uitgangspunt nemen voor uw onderzoek,
2. Biedt uw onderzoek u redenen om te vermoeden of aan te nemen dat er op enig moment sprake is geweest van niet verantwoorde onttrekkingen of andere onregelmatigheden? Zo ja welke en wat is er nodig om dit recht te trekken?
3. Zijn er overigens wetenswaardigheden waarvan het nuttig is om die met het oog op beslissingen over de afwikkeling van de vennootschap aan de rechtbank ter kennis te brengen?
2.2.
In zijn deskundigenbericht van 30 oktober 2023 heeft Van Herwijnen geoordeeld dat hij over toereikende gegevens beschikt om - met inachtneming van de beslissingen in 2.10 van het vonnis van 30 maart 2022 en 2.3 in het vonnis van 3 augustus 2022 - voor de ontbonden vennootschap een slotbalans op te stellen. De slotbalans is als bijlage A bij het deskundigenbericht gevoegd. De slotbalans is opgesteld aan de hand van de meer complete balans per 31 december 2019 (en niet de concept eindafwikkeling die is overgelegd als productie 10 bij conclusie van antwoord). Verder heeft de deskundige de rechtbank geadviseerd over de wijze van afrekening tussen de vennoten (zie hieronder) en aangegeven dat het onderzoek hem geen redenen biedt om te vermoeden of aan te nemen dat op enig moment sprake is geweest van niet verantwoorde onttrekkingen of andere onregelmatigheden.
In het deskundigenbericht staat over de wijze van afrekening vermeld:

De deskundige adviseert de volgende wijze voor de afrekening tussen de vennoten:
Gelijktrekken kapitaalrekening
Uit de opgestelde slotbalans blijkt een kapitaalrekening van negatief € 29.717,- van [eiser] en negatief € 52.019 van OG Services B.V. Om de kapitaalrekening recht te trekken dient Van de [gedaagde] c.s. een bedrag van € 22.302,- terug te storten op de bankrekening van [bedrijf] V.o.f.
Gelijktrekken betalingen die voor de vennootschap zijn gedaan na 31 december 2019
[eiser] heeft na 31 december 2019 voor een bedrag van € 17.467,- betalingen verricht voor de vennootschap. Daarmee kan een bedrag van € 1.000,- verrekend worden voor de overname van de inventaris door [eiser].
Om de verhouding gelijk te trekken dient Van de [gedaagde] c.s. € 16.467,- te storten op de bankrekening van [bedrijf] v.o.f.
Omzetbelasting
Partijen dienen gezamenlijk de kwestie van de omzetbelasting op te lossen en juiste suppletieaangiften omzetbelasting in te dienen.
Afwikkeling resterende schulden
Uit de door Van de [gedaagde] c.s. op de bankrekening van [bedrijf] V.o.f. te storten gelden (in totaliteit € 22.302,- en € 16.467,- = (€ 38.769,-) kunnen resterende schulden van [bedrijf] v.o.f. betaald worden.
Indien er na de afwikkeling van de schulden geld overblijft, dan kan dat terugbetaald worden aan partijen (ieder 50%).
Is er geld tekort voor de afwikkeling van de schulden dienen beide partijen de geldmiddelen aan te vullen (ieder 50%).
Eventuele extra (incasso-)kosten bij de afwikkeling van de schulden dienen ten laste van beide partijen te komen (ieder 50%)
2.3.
[eiser] heeft aan de deskundige aangegeven geen op- en aanmerkingen te hebben op het concept deskundigenbericht. [eiser] heeft geen conclusie na (de ontvangst van het definitieve) deskundigenbericht genomen.
Van de [gedaagde] c.s. hebben zich wel bij conclusie na deskundigenbericht uitgelaten. Van de [gedaagde] c.s. kunnen zich niet vinden in het deskundigenbericht. Hieronder zal op de aanmerkingen op het deskundigenbericht worden ingegaan.
2.4.
Volgens Van de [gedaagde] c.s. is de deskundige beperkt in zijn opdracht op grond van het tussenvonnis van 30 maart 2022, rechtsoverweging 2.10. Naar hun oordeel had ook meegenomen dienen te worden hoe de vereffening van de vennootschap had plaats dienen te vinden, indien i) de door [eiser] in rekening gebracht arbeid als voorschot op de winst zou worden aangemerkt en/of ii) indien tenminste ook arbeidsinspanningen van OG Services (verricht door Van de [gedaagde]) zouden zijn gewaardeerd en meegenomen als facturabele kosten voor de vennootschap. De deskundige heeft het verzoek van Van de [gedaagde] c.s. om zich uit te laten over deze twee aanvullende vragen afgewezen.
2.5.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. In het tussenvonnis van 30 maart 2022 is geoordeeld dat de door [eiser] aan de vennootschap gefactureerde arbeid bij de afwikkeling als kostenpost van de vennootschap moet worden beschouwd, mede gelet op de omstandigheid dat in de periode januari 2018 tot en met half juli 2019 de door [eiser] aan de vennootschap verstuurde facturen voor bouwuren ook daadwerkelijk door de vennootschap zijn voldaan én Van de [gedaagde] van deze gang van zaken op de hoogte was. Van de [gedaagde] c.s. hebben in hun conclusie na deskundigenbericht de door hen eerder in de procedure geuite standpunten op dit punt herhaald. De rechtbank ziet in hetgeen Van de [gedaagde] c.s. hebben aangevoerd geen reden om op dit oordeel terug te komen. De deskundige heeft geheel terecht geen gehoor gegeven aan het verzoek van Van de [gedaagde] c.s. om hun aanmerkingen op dit punt in de berekening mee te nemen; hij zou daarmee buiten zijn opdracht zijn getreden.
2.6.
Van de [gedaagde] c.s. betogen dat uit het enkele feit dat de deskundige zich aan zijn opdracht heeft gehouden, al maakt dat zij zich niet met de inhoud van cijfermatige vaststellingen, gemaakte keuzes en afleidingen en berekening, als met de conclusies kan verenigen, simpelweg omdat zij het oneens zijn met het tussenoordeel van de rechtbank op dit punt. Verder herhalen Van de [gedaagde] c.s. hun standpunten dat:
de autokosten niet transparant en volledig zijn gepresenteerd door [eiser];
de post correctie op de omzet voortkwam uit de mededeling van de toenmalige accountant, dat [eiser] omzet van de vennootschap op de eenmanszaak had laten boeken en dat diende te worden toegekend en bijgeschreven op de vennootschap. [eiser] heeft geweigerd hier gevolg aan gegeven en heeft zodoende omzet ‘gestolen’ van de vennootschap;
het de taak van [eiser] was om de administratie op orde te houden, zodat op correcte wijze 9% of 21% BTW kon worden geheven en daarover aangifte kon worden gedaan.
2.7.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De deskundige heeft in het deskundigenbericht toegelicht (zie pagina 7, overweging 7.1) om welke redenen hij de correcties als opgenomen in productie 10 bij de conclusie van antwoord niet volgt. Wat betreft het standpunt onder a) geldt dat de via de vennootschap betaalde autokosten steeds geboekt werden als opname van [eiser]. Voor het standpunt onder b) heeft de deskundige opgemerkt dat door Van de [gedaagde] c.s. ter zake van deze post geen stukken zijn overgelegd en de gegeven toelichting onvoldoende is om de correctie te kunnen beoordelen. Het ligt uiteraard op de weg van partijen om de deskundige van voldoende informatie te voorzien. Het standpunt van Van de [gedaagde] c.s. dat de omzet op naam van [eiser] als extra omzet van de vennootschap moet worden opgenomen is onvoldoende onderbouwd, zodat de deskundige hier terecht aan voorbij is gegaan. Wat betreft het toe te passen tarief omzetbelasting over de gefactureerde omzet is de deskundige van mening dat partijen gezamenlijk de kwestie van omzetbelasting op dienen te lossen. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van Van de [gedaagde] c.s. dat het de taak was van [eiser] om de administratie op orde te houden. De vennoten zijn ieder verantwoordelijk voor het op juiste wijzen voeren van de vennootschap. Die verantwoordelijkheid kan niet op [eiser] worden afgewenteld. Van de [gedaagde] c.s. kunnen gelet op het voorgaande niet worden gevolgd in hun opmerking op het deskundigenbericht dat de deskundige ten onrechte voorbij is gegaan aan de hiervoor onder a), b) en c) genoemde correcties.
2.8.
Op grond van het voorgaande slaagt de kritiek die Van de [gedaagde] c.s. hebben op het deskundigenbericht niet. Het deskundigenbericht is opgesteld naar aanleiding van de uitgangspunten als door de rechtbank in haar tussenvonnissen vermeld, voldoende duidelijk en de berekeningen zijn voldoende toegelicht. Omdat er ook geen andere redenen zijn om niet van het deskundigenbericht uit te gaan, zal de rechtbank deze conclusies overnemen. Dit betekent het volgende voor de beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie.
Betaling van € 25.000,-
2.9.
[eiser] vordert Van de [gedaagde] c.s. te veroordelen tot betaling aan hem van een bedrag van € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van de dagvaarding. Deze vordering is niet toewijsbaar. De rechtbank zal dat hierna toelichten.
2.10.
[eiser] stelt dat Van de [gedaagde] op 10 oktober 2019 het totale vermogen dat op de bankrekening van de vennootschap beschikbaar was, een bedrag van € 25.000,-, aan zichzelf of aan diens eigen vennootschap heeft overgemaakt. In de dagvaarding heeft [eiser] toegelicht dat hij eist dat Van de [gedaagde] het volledige resterende geld dat hij naar zichzelf of naar zijn eigen privé onderneming heeft overgemaakt terugstort, minimaal € 25.000,-.
Van de [gedaagde] c.s. verweren zich onder meer met de stelling dat er geen enkele grond is om het gevorderde bedrag aan [eiser] toe te wijzen (en dus expliciet niet aan het ontbonden vennootschapsvermogen), ook niet in het licht van het deskundigenbericht, waaruit voortvloeit dat OG Services als vennoot een bepaald bedrag in het vennootschapsvermogen zou moeten storten. Dit verweer slaagt. De rechtbank volgt de deskundige in de door hem voorgestelde wijze voor de afrekening van de vennoten. Uit het deskundigenbericht volgt dat Van de [gedaagde] om de verhoudingen gelijk te trekken bedragen dient terug te storten op de bankrekening van de vof. Niet valt in te zien op welke grond Van de [gedaagde] c.s. gehouden kunnen worden het geld aan [eiser] in privé te betalen. Hoewel [eiser] in de dagvaarding betoogt dat het geld moet worden teruggestort, is de vordering erop gericht dat Van de [gedaagde] c.s. het geld rechtstreeks aan [eiser] voldoen. Hiervoor bestaat geen grond, zodat de primaire vordering in conventie onder I zal worden afgewezen.
Verstrekken van boekhouding en inzage in betalingen aan schuldeisers
2.11.
[eiser] heeft gevorderd dat Van de [gedaagde] c.s. worden veroordeeld om de volledige boekhouding aan hem te verstrekken, zodat [eiser] zijn verplichtingen tegenover de Belastingdienst kan nakomen (aangezien Van de [gedaagde] uit de vennootschap is getreden). Daarnaast vordert [eiser] Van de [gedaagde] c.s. te veroordelen om inzage te geven in de totale betalingen aan de schuldeisers van de vof om zo vast te kunnen stellen wat resteert en teruggevorderd kan worden van Van de [gedaagde] c.s., op straffe van een dwangsom.
2.12.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben Van de [gedaagde] c.s. terecht betoogd dat [eiser] bij deze vorderingen geen belang (meer) heeft. [eiser] wenste de beschikking over de gehele boekhouding te krijgen om correcties te kunnen toepassen en een derde deskundige hierover advies te kunnen vragen. Inmiddels heeft de deskundige op basis van de aangeleverde boekhouding een slotbalans opgesteld. Uit het deskundigenbericht volgt dat de deskundige over toereikende gegevens beschikte om een slotbalans op te kunnen stellen, op basis waarvan eveneens de afrekening tussen de vennoten kan plaatsvinden. Bij gebrek aan belang zullen de primaire vorderingen in conventie onder II en III worden afgewezen.
Verklaring voor recht ontbinding vennootschap
2.13.
Van de [gedaagde] c.s. vorderen een verklaring voor recht dat de vof met ingang van 16 oktober 2019, althans per 6 november 2019, althans per 19 november 2019, dan wel per 5 februari 2020 (de datum van indiening van de reconventionele eis), dan wel per de datum van dit vonnis, is ontbonden.
2.14.
[eiser] heeft tegen deze vordering geen verweer gevoerd. De rechtbank zal daarom voor recht verklaren dat de vof met ingang van 16 oktober 2019 is ontbonden. De reconventionele vordering onder I wordt dus toegewezen als gevorderd.
Medewerking aan de vereffening en de verdeling
2.15.
Van de [gedaagde] c.s. vorderen [eiser] te veroordelen om mee te werken aan de vereffening en verdeling van het als gevolg van de ontbinding van de vof vrijgevallen vennootschapsvermogen, door middel van (samengevat):
het (doen) storten van het bedrag van € 43.926,- op het bankrekeningnummer van de ontbonden vof; en
de (eventueel nagekomen) vragen van de accountant van de ontbonden vof in het kader van het opmaken van de definitieve kapitaalbalans en eindafrekening;
door mee te werken aan het uit het vennootschapsvermogen doen betalen van schuldeisers van de ontbonden vof; en
voor het overige al het nodige te doen om tot vereffening en verdeling te komen als opgenomen in productie 10,
zulks op straffe van een dwangsom.
ad a)
2.16.
De rechtbank stelt voorop dat partijen tot afwikkeling van de vof moeten komen. Van de [gedaagde] c.s. hebben de rechtbank ook verzocht ter vereffening en verdeling van de ontbonden vennootschap de verdeling naar redelijkheid vast te stellen. Partijen dienen zich bij de vereffening en verdeling dan ook als redelijk handelend vennoten op te stellen. Dit betekent dat Van de [gedaagde] c.s. niet van [eiser] kunnen verlangen dat alleen [eiser] zijn negatieve kapitaalstand inlost op het vennootschapsvermogen, terwijl iedere medewerking van Van de [gedaagde] c.s. achterwege mag blijven. Uit het deskundigenbericht volgt dat Van de [gedaagde] c.s. - overeenkomstig de voorgestelde wijze van afrekening - een totaalbedrag van € 38.769,00 aan de vof moeten terugbetalen. In dit bedrag is onder meer de schuld van [eiser] aan de vennootschap verrekend. Enige verrekening buiten beschouwing latend resulteert in een negatieve kapitaalstand van OG Services van € 52.019,- en van [eiser] van € 29.717,-. Beide vennoten zijn gehouden die negatieve kapitaalstand in te lossen op het vennootschapsvermogen. Met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid zal het onder a) gevorderde worden toegewezen, onder de voorwaarde dat Van de [gedaagde] c.s. zich tegenover [eiser] akkoord verklaren met afwikkeling van de vof op basis van de in de (tussen)vonnissen gewezen uitgangspunten en dienovereenkomstig en alleen voor zover betaling door [eiser] noodzakelijk is om na terugstorting door Van de [gedaagde] c.s. overeenkomstig het deskundigenbericht en voldoening van de nog openstaande schulden het negatief saldo op 0 te brengen.
ad b)
2.17.
Wat betreft het onder b) gevorderde hebben Van de [gedaagde] c.s. bij conclusie na deskundigenbericht zelf al aangegeven dat deze vordering kan worden afgewezen, omdat zij wegens de door deskundige verkregen duidelijkheid geen belang meer hebben. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook afwijzen.
ad c)
2.18.
Vast staat dat nog niet alle schuldeisers van de vof zijn voldaan. Uiteraard dient dit in het kader van de afwikkeling van de vof eerst te gebeuren, voordat tot verdeling kan worden overgegaan. Beide vennoten zijn verplicht om zorg te dragen dat de schuldeisers uit het vennootschapsvermogen betaald worden. Dit betekent dat dit deel van de vordering kan worden toegewezen. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat de stelling van Van de [gedaagde] c.s. dat [eiser] geheel verantwoordelijk is voor de administratie niet inhoudt dat Van de [gedaagde] c.s. zichzelf kunnen ontslaan van de verplichting tot het betalen van de schuldeisers. De vennoten dragen ieder die verantwoordelijkheid. Aangezien [eiser] heeft verklaard juist betalingen aan de schuldeisers te willen verrichten, maar hij hierin gehinderd werd door de aanwezige gebrekkige administratie, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een dwangsom.
ad d)
2.19.
Van de [gedaagde] c.s. vorderen [eiser] te veroordelen om al het nodige te doen om tot vereffening en verdeling te komen als opgenomen in productie 10. Deze vordering zal worden afgewezen. Vast staat dat productie 10 bij conclusie van antwoord diverse onjuiste posten bevat die in de slotbalans zoals opgenomen in bijlage A bij het deskundigenbericht zijn gecorrigeerd. Partijen dienen deze slotbalans daarom als uitgangspunt te nemen bij de vereffening en verdeling van de vof.
Proceskosten
2.20.
In de omstandigheid dat partijen hun samenwerking binnen de vof nog (verder) dienen af te wikkelen, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren, zowel in conventie als in reconventie (met inbegrip van de kosten van het deskundigenbericht), in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
3.3.
verklaart voor recht dat de vennootschap onder firma [bedrijf] vof (KvK-nummer [kvk nummer]) met ingang van 16 oktober 2019 is ontbonden,
3.4.
veroordeelt [eiser] mee te werken aan de vereffening en verdeling van het als gevolg van de ontbinding van de vennootschap onder firma [bedrijf] vof vrijgevallen vennootschapsvermogen door:
het storten van een bedrag van € 29.717,- op de bankrekening van de ontbonden vennootschap, onder de voorwaarde dat Van de [gedaagde] c.s. zich tegenover [eiser] akkoord verklaren met afwikkeling van de vennootschap onder firma op basis van de in de (tussen)vonnissen gewezen uitgangspunten en dienovereenkomstig en alleen voor zover betaling door [eiser] noodzakelijk is om na terugstorting door Van de [gedaagde] c.s. overeenkomstig het deskundigenbericht en voldoening van de nog openstaande schulden het negatief saldo op 0 te brengen;
mee te werken aan het uit het vennootschapsvermogen doen betalen van de schuldeisers van de ontbonden vennootschap onder firma,
3.5.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de onder 3.4 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1589