ECLI:NL:RBNHO:2024:12715

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
15.108827.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging ISD-maatregel voor insluipingen en geweldsdelicten

Op 9 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere insluipingen in verzorgingstehuizen, diefstallen uit deze kamers, mishandeling van een hoogbejaarde bewoner en geweld tegen supermarktmedewerkers. De rechtbank heeft de verdachte, die op dat moment gedetineerd was, veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. De zaak omvatte verschillende parketnummers en de rechtbank heeft de zaken op 25 november 2024 behandeld, waarbij de verdachte zich op verschillende dagen en locaties in Nederland schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld en huisvredebreuk. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van alle feiten gevolgd, met uitzondering van één feit waarvoor de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het recidivepatroon van de verdachte in haar overwegingen meegenomen. De verdachte heeft blijk gegeven van schuldbesef en berouw, wat de rechtbank in haar beslissing heeft meegewogen. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen en niet-ontvankelijkheid is uitgesproken waar nodig.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.108827.24 (A), 15.243452.23 (B), 15.200518.23 (C), 15.270578.23 (D), 02.186401.23 (tul) en 09.262615.23 (tul)
Uitspraakdatum: 9 december 2024
Tegenspraak
Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare zitting van 25 november 2024 in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen bij het Justitieel Complex Schiphol, op het adres
(1171 VA) Badhoevedorp, Duizendbladweg 100,
op dit moment gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Lelystad.
De rechtbank heeft de zaken, die eerder bij afzonderlijke dagvaardingen zijn aangebracht en in dit vonnis zaak A, zaak B en zaak C worden genoemd, op de zitting van 16 september 2024 gevoegd. Op de zitting van 25 november 2024 zijn de gevoegde zaken aangebracht, alsmede een andere bij afzonderlijke dagvaarding aangebrachte zaak, die in dit vonnis zaak D wordt genoemd. De rechtbank heeft op de zitting van 25 november 2024 al deze zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. I. Hermans, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. G. Kaaij, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt, na wijziging van de tenlastelegging in zaak A op de zitting van 16 september 2024, kort en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich op verschillende dagen en op verschillende plaatsen in Nederland heeft schuldig gemaakt aan de volgende feiten:
ten aanzien van zaak A
feit 1: diefstal uit een woning van goederen en/of contant geld van [slachtoffer 1] ;
feit 2: diefstal door middel van een valse sleutel van geld van [slachtoffer 2] ;
feit 3: diefstal uit een woning van goederen en/of contant geld van [slachtoffer 2] ;
feit 4: diefstal in vereniging van vleeswaren van [slachtoffer 3] ;
feit 5: diefstal uit een woning van een iPad van [slachtoffer 4] ;
feit 6: diefstal in vereniging van vleeswaren van [slachtoffer 5] ;
ten aanzien van zaak B
diefstal door middel van braak of verbreking van een bakfiets van [slachtoffer 6] ;
ten aanzien van zaak C
diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld van vleesverpakkingen van [slachtoffer 7] ;
ten aanzien van zaak D
feit 1: diefstal uit een woning van goederen en/of contant geld van [slachtoffer 8] ;
feit 2: huisvredebreuk bij één of meer woningen in [slachtoffer 9] ;
feit 3: diefstal uit een woning van een portemonnee van [slachtoffer 10] ;
feit 4: huisvredebreuk bij [slachtoffer 11] ;
feit 5: mishandeling van [slachtoffer 11] ;
feit 6: diefstal uit een woning van goederen en/of contant geld van [slachtoffer 12] ;
feit 7: diefstal door middel van een valse sleutel van geld van [slachtoffer 12] .
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaken, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle verweten feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 5 in zaak A, het feit in zaak C en de feiten 4 en 5 in zaak D, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs voor deze feiten. Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte over de overige feiten, heeft de verdediging zich ten aanzien van deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 5 in zaak A
De rechtbank is, overeenkomstig het standpunt van de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van een iPad uit de woning van [slachtoffer 4] . Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende bewijs om tot de conclusie te komen dat de iPad van de benadeelde is weggenomen op de dag dat de verdachte zich bevond in het verpleeghuis, namelijk op 15 februari 2024, en dat deze iPad dus door de verdachte is weggenomen. Het enkele feit dat de verdachte ten overstaan van de rechtbank heeft erkend dat hij die dag in het verpleeghuis is geweest en heeft verklaard dat hij mogelijk de woning van de benadeelde is binnengegaan, acht de rechtbank voor een bewezenverklaring van de diefstal van de betreffende iPad onvoldoende. Daarbij blijkt uit het dossier niet wanneer de iPad van [slachtoffer 4] voor het laatst in haar kamer is gezien. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
3.3.2
Bewezenverklaring overige feiten in zaken A, B, C en D
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de overige verweten feiten in de zaken A, B, C en D (namelijk de feiten 1, 2, 3, 4 en 6 in zaak A, de feiten in zaken B en C en de zeven feiten in zaak D), op de hierna onder 3.4 te melden wijze. De bewijsmiddelen die aan de bewezenverklaring van deze feiten ten grondslag liggen, zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van dit vonnis vereist en zullen dan worden opgenomen in een aan dit vonnis te hechten aanvulling.
Het verweer van de verdediging ten aanzien van het feit in zaak C en de feiten 4 en 5 in zaak D vindt zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van de bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte op 10 augustus 2023 na de diefstal van meerdere vleesverpakkingen in een [slachtoffer 7] -filiaal in Alkmaar geweld heeft gebruikt tegen twee supermarktmedewerkers om, na de betrapping op heterdaad, de vlucht mogelijk te maken (het feit in zaak C).
De rechtbank komt verder tot het oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, namelijk de aangifte, de getuigenverklaring en de door aangever gedane herkenning van de verdachte als de dader, met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die op 11 augustus 2023 is ingeslopen in de woning van [slachtoffer 11] en hem in die woning vervolgens heeft mishandeld (de feiten 4 en 5 in zaak D).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de verweten feiten in de zaken A, B, C en D heeft begaan, met uitzondering van feit 5 in zaak A, met dien verstande dat hij:
ten aanzien van zaak A
feit 1
op 28 maart 2024 te Den Burg, gemeente Texel, in een woning in een verpleeghuis, gelegen aan de [adres 7], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, meerdere [naam 1] -passen, een bankpas en een contant geldbedrag, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van insluiping;
feit 2
in de periode van 25 maart 2024 tot en met 26 maart 2024 te Den Burg, gemeente Texel, meerdere keren een geldbedrag, dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed telkens onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas en pincode van die Van Heerwaarden een geldbedrag van in totaal 700 euro op te nemen;
feit 3
in de periode van 24 maart 2024 tot en met 25 maart 2024 te Den Burg, gemeente Texel, in een woning in het bejaardencentrum, gelegen aan [adres 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een contant geldbedrag, een bankpas en een portemonnee met daarin een ID-kaart en een [naam 1] -aandelenpas, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van insluiping;
feit 4
op 27 februari 2024 te Alkmaar meerdere vleeswaren, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6
op 27 januari 2024 te Broek op Langedijk, gemeente Dijk en Waard, tezamen en in vereniging met een ander, meerdere vleeswaren, die aan [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak B
op ​​​​​ 24 september 2023 te Alkmaar een bakfiets, die aan [slachtoffer 6] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van zaak C
op 10 augustus 2023 te Alkmaar diverse vleesverpakkingen, die aan de [slachtoffer 7] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam 2] en [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door
- die [naam 2] een duw te geven en
- die [naam 3] tweemaal een knietje te geven;
ten aanzien van zaak D
feit 1
op 12 juni 2023 te Velserbroek, gemeente Velsen, in een woning, gelegen aan de [adres 6] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een handtas, een telefoon, meerdere passen, een OV-chipkaart en contant geld, die aan [slachtoffer 8] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
op 11 augustus 2023 te Bergen (NH) in de woningen in [slachtoffer 9] (kamers 105, 116 en 224), gelegen aan de [adres 2] , bij anderen dan bij verdachte in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
feit 3
op 11 augustus 2023 te Bergen (NH) in een woning, gelegen aan de [adres 2] (kamer 224), alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een portemonnee, die aan [slachtoffer 10] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4
op 11 augustus 2023 te Bergen (NH) in de woning, gelegen aan de [adres 3] , bij [slachtoffer 11] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
feit 5
op 11 augustus 2023 te Bergen (NH) [slachtoffer 11] heeft mishandeld door hem met kracht bij zijn bovenarm vast te pakken en vast te houden;
feit 6
op 17 augustus 2023 te Heiloo in een woning, gelegen aan [adres 4] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een handtas, een portemonnee, een bankpas, een identiteitskaart en contant geld, die aan [slachtoffer 12] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 7
op 17 augustus 2023 te Heiloo meerdere geldbedragen, in totaal 53,18 euro, die aan [slachtoffer 12] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het onrechtmatig gebruik van de bankpas op naam van die Bijlsma.
De taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Uit wat op de zitting is gebeurd, blijkt dat de verdachte daardoor niet is geschaad in de verdediging.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feiten 1 en 3 in zaak A en feiten 1, 3 en 6 in zaak D
telkens: diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
ten aanzien van feit 2 in zaak A en feit 7 in zaak D
telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feiten 4 en 6 in zaak A
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van zaak B
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van zaak C
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
ten aanzien van feit 2 in zaak D
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4 in zaak D
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
ten aanzien van feit 5 in zaak D
mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan de bewezen verklaarde feiten zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.
Het verweer van de verdediging dat het bewezen feit 2 in zaak D geen strafbaar feit kan opleveren, omdat de verdachte geen vorderingen zijn gedaan om zich aanstonds te verwijderen uit de woningen, wordt verworpen. De rechtbank heeft onder dit feit bewezen verklaard dat de verdachte drie woningen in [slachtoffer 9] in Bergen (NH) wederrechtelijk is binnengedrongen. Dat is strafbaar. In een dergelijk geval is een vordering om zich aanstonds te verwijderen geen vereiste om een strafbaar feit op te leveren.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte de ISD-maatregel op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de zitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in de jaren 2023 en 2024 schuldig gemaakt aan verschillende vermogens- en geweldsfeiten. De verdachte heeft allereerst acht insluipingen begaan in verzorgingstehuizen. Hij is op klaarlichte dag bij verschillende verzorgingstehuizen naar binnen gelopen en is in de kamers van de bewoners op zoek gegaan naar geld of waardevolle spullen. Bij vijf van deze insluipingen heeft dit geleid tot het krijgen van enige buit, waaronder bankpassen en contante geldbedragen. Na twee insluipingen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstallen van geldbedragen door de bij die insluipingen gestolen pinpassen te gebruiken. De rechtbank rekent de verdachte deze brutale en lafhartige wijze van handelen zwaar aan. De verdachte is bewust naar verzorgingstehuizen gegaan om geld of waardevolle spullen te stelen, terwijl hij wist dat daar (hoog)bejaarde slachtoffers wonen. Zij zijn vanwege hun gezondheid of ouderdom kwetsbaar en hebben juist om die reden een kamer in een verzorgingstehuis gekozen om veilig te kunnen wonen.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan een insluiping in een woning en de mishandeling van de hoogbejaarde bewoner van die woning. De verdachte is ook in dit geval op klaarlichte dag bij de woning naar binnen gelopen. Daar stuitte hij in de keuken op de hoogbejaarde bewoner, die plots met de verdachte werd geconfronteerd. Bij de confrontatie die vervolgens tussen hen plaatsvond, heeft de verdachte de hoogbejaarde bewoner mishandeld, door hem met kracht vast te pakken en vast te houden. De verdachte heeft met dit gedrag pijn toegebracht aan de hoogbejaarde bewoner en gevoelens van angst en onveiligheid bij hem veroorzaakt.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zijn handelen steeds enkel was gericht op eigen geldelijk gewin, zonder dat hij zich rekenschap heeft gegeven van de (emotionele) gevolgen ervan voor de (hoog)bejaarde slachtoffers. De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de (beschermde) leefomgeving van de slachtoffers, hun eigendomsrecht geschonden en hun gevoel van veiligheid aangetast. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten zich nog lang onveilig kunnen voelen in hun eigen woning, terwijl een woning bij uitstek een plek is waar iedereen zich veilig moet kunnen voelen. De feiten kunnen daarnaast gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen.
De rechtbank houdt er bij de sanctieoplegging rekening mee dat de verdachte op de zitting, in het bijzijn van de nabestaande van één van de slachtoffers, schuldbesef en berouw heeft getoond. De verdachte komt hierin naar het oordeel van de rechtbank oprecht over.
De verdachte heeft zich verder ook schuldig gemaakt aan de diefstal van een bakfiets, door het slot van die fiets open te slijpen, en drie winkeldiefstallen. Bij één van die winkeldiefstallen heeft de verdachte geweld gebruikt tegen twee supermarktmedewerkers toen hij na betrapping op heterdaad probeerde te vluchten. Dit zijn allemaal ergerlijke feiten. De verdachte heeft door het plegen van deze feiten overlast, hinder en schade veroorzaakt.
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij de afgelopen jaren veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ondanks die eerdere veroordelingen en de omstandigheid dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in zaak A in verschillende proeftijden van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen in andere strafzaken liep, is de verdachte tot nieuw strafbaar gedrag gekomen. De herhaaldelijk opgelegde straffen en voorwaardelijke veroordelingen met een proeftijd hebben kennelijk onvoldoende effect gehad. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.
Reclasseringsadvies
De rechtbank betrekt bij haar afwegingen over de sanctieoplegging ook de persoon van de verdachte. Uit het reclasseringsadvies van 15 november 2024 komt naar voren dat de verdachte op verschillende leefgebieden problemen heeft, die verband houden met elkaar en elkaar in stand houden. Het is de verdachte tot op heden niet gelukt om die problemen zelfstanding of met hulp vanuit een ambulant zorgtraject aan te pakken en zijn leven te stabiliseren. Hierdoor blijft de verdachte vervallen in strafbaar gedrag. Naar het oordeel van de reclassering is intensieve begeleiding nodig om de hoge kans op recidive te kunnen doen afnemen. Die begeleiding kan de verdachte worden gegeven vanuit het kader van de ISD-maatregel. De reclassering ziet deze maatregel als de meest passende optie om gedragsverandering bij de verdachte te bewerkstelligen, zijn hardnekkige en langdurige delictpatroon te doorbreken en zijn verschillende problemen aan te pakken. Daarbij betrekt de reclassering, vanuit hulpverleningsperspectief, dat de verdachte de nut en noodzaak van de maatregel lijkt te erkennen en gemotiveerd lijkt voor gedragsverandering. Dat vergroot de kans op een succesvol traject. Gelet hierop adviseert de reclassering oplegging van de ISD-maatregel om vanuit dat kader een passend hulpverleningstraject te zoeken en te werken aan het verminderen van de kans op recidive.
Onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering. De ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van de recidive van een verdachte. Als een verdachte kampt met middelen- en/of psychische problematiek, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van deze problematiek. De rechtbank is van oordeel dat de ISD-maatregel in het geval van de verdachte bij uitstek beantwoordt aan de in de wet genoemde doelen. Gelet op de veelvuldige recidive van de verdachte houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat hij opnieuw misdrijven zal plegen als hij geen hulp en begeleiding krijgt bij het aanpakken van zijn problemen, waaronder zijn alcoholprobleem. De rechtbank ziet, net als de reclassering, op dit moment geen mogelijkheden om die hulp en begeleiding te laten plaatsvinden binnen een ambulant kader. De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel dan ook de enige passende sanctie. Dit sluit bovendien aan bij de hulpvraag van de verdachte om vanuit het kader van de ISD-maatregel te werken aan zijn problemen en maatschappelijke re-integratie.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt in dit geval ook voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt. In de eerste plaats betreft (i) het merendeel van de door de verdachte begane feiten misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, namelijk alle bewezen feiten, behoudens de feiten 2 en 4 in zaak D. Daarnaast (ii) is de verdachte in de afgelopen vijf jaren minstens driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot gevangenisstraffen, (iii) zijn de onderhavige feiten begaan na de tenuitvoerlegging hiervan, (iv) moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan en (v) eist de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op zijn plaats. Gelet op de eisen van de wet legt de rechtbank deze maatregel op ten aanzien van alle bewezen feiten, met uitzondering van de feiten 2 en 4 in zaak D. Om de beëindiging van de hoge kans op recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer moet worden gelegd en dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht, hierop niet in mindering moet worden gebracht.
Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel
De rechtbank bepaalt dat de bewezen feiten 2 en 4 in zaak D niet mede ten grondslag liggen aan de op te leggen ISD-maatregel, omdat voor deze feiten geen voorlopige hechtenis is toegelaten en voor deze feiten daarmee niet wordt voldaan aan wat over oplegging van de maatregel is bepaald in artikel 38m Sr. Afzonderlijke strafoplegging voor deze feiten is niet mogelijk naast oplegging van de ISD-maatregel (ECLI:NL:HR:2006:AV1161 en ECLI:NL:HR:2010:BK6345). De rechtbank ziet daarom aanleiding om voor de feiten 2 en 4 in zaak D toepassing te geven aan artikel 9a Sr. De rechtbank zal voor deze feiten volstaan met het uitspreken van een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel.

7.Vorderingen benadeelde partij

7.1
Vordering van [slachtoffer 4] (feit 5 in zaak A)
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 4] is tegen de verdachte een vordering tot betaling van € 1.107,98 schadevergoeding ingediend, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens de materiële schade die zij als gevolg van feit 5 in zaak A zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. De gestelde schade betreft schade die rechtstreeks voortvloeit uit de onder feit 5 in zaak A verweten diefstal uit de woning van de benadeelde partij. Omdat de verdachte van dat feit wordt vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet worden ontvangen in de vordering.
7.2
Vordering van [slachtoffer 2] (feiten 2 en 3 in zaak A)
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] is tegen de verdachte een vordering tot betaling van € 915,80 schadevergoeding ingediend, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens de materiële schade die zij als gevolg van de feiten 2 en 3 in zaak A zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit (i) het weggenomen contante geldbedrag van € 140,-, (ii) het door pintransacties weggenomen geldbedrag van € 700,- en (iii) de kosten voor de aanschaf van een nieuwe identiteitskaart van € 75,80.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen feiten 2 en 3 in zaak A. Vergoeding van deze schade komt de rechtbank billijk voor. De vordering tot vergoeding van de materiële schade, waartegen bovendien ook geen verweer is gevoerd, zal dan ook volledig worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
7.3
Vordering van [slachtoffer 11] (feiten 4 en 5 in zaak D)
De benadeelde partij [slachtoffer 11] heeft tegen de verdachte een vordering tot betaling van € 375,- schadevergoeding ingediend, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens de materiële schade die hij als gevolg van de feiten 4 en 5 in zaak D zou hebben geleden.
De door de benadeelde partij gestelde schade bestaat allereerst uit de gemaakte kosten voor (i) een nieuw achterdeurslot ad € 89,-, (ii) een nieuw cilinder ad € 85,-, (iii) drie nieuwe sleutels ad € 18,- en (iv) arbeidsloon ad € 144,-. De rechtbank is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de vordering op deze onderdelen onvoldoende met stukken is onderbouwd. Daarom zal de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De door de benadeelde partij gestelde schade bestaat verder uit (v) de gemaakte kosten voor een nieuw overhemd ad € 39,-. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de onder feit 5 in zaak D bewezen mishandeling rechtstreeks deze materiële schade heeft geleden. Vergoeding van deze schade komt de rechtbank ook billijk voor. De vordering tot vergoeding van deze schadepost, waartegen ook geen verweer is gevoerd, zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
7.4
Veroordeling in de kosten van de benadeelde partijen
De verdachte wordt ook veroordeeld in de kosten die door of namens de benadeelde partijen zijn gemaakt (tot op heden voor alle twee de benadeelde partijen begroot op nihil) en die ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog zijn te maken.
7.5
Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet verder reden om in het belang van de benadeelde partijen, als extra waarborg voor betaling, aan de verdachte op te leggen de schadevergoedingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36f Sr.

8.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

8.1
Vordering tenuitvoerlegging inzake 02.186401.23
Bij vonnis van 23 januari 2024, in de zaak met bovengenoemd parketnummer, heeft de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant de verdachte tot onder andere een gevangenisstraf van één maand veroordeeld. De proeftijd bij die voorwaardelijke straf is bepaald op twee jaren onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet opnieuw zou schuldig maken aan een strafbaar feit. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 7 februari 2024. De proeftijd is op diezelfde datum ingegaan. De mededeling van deze veroordeling van 12 februari 2024, als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), is aan de verdachte toegezonden.
De officier van justitie en de verdediging hebben allebei het standpunt ingenomen de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De rechtbank heeft bevonden dat zij bevoegd is over de vordering tot tenuitvoerlegging te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. Hoewel uit de inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zou maken aan een nieuw strafbaar feit en de vordering in zoverre voor toewijzing in aanmerking komt, is de rechtbank van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen. Gelet op de maatregel die de rechtbank bij dit vonnis aan de verdachte zal opleggen en de doeleinden daarvan, waarbij de nadruk ligt op het belang van recidivevermindering en begeleiding en re-integratie van de verdachte, acht de rechtbank toewijzing van de vordering niet opportuun. Daarom zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
8.2
Vordering tenuitvoerlegging inzake 09.262615.23
Bij vonnis van 4 januari 2024, in de zaak met bovengenoemd parketnummer, heeft de politierechter van de rechtbank Den Haag de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden veroordeeld, waarvan een deel van twee maanden voorwaardelijk. De proeftijd bij die voorwaardelijke straf is bepaald op twee jaren onder (onder andere) de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet opnieuw zou schuldig maken aan een strafbaar feit. Dit vonnis is op 4 januari 2024 onherroepelijk geworden. De proeftijd is vervolgens op 18 januari 2024 ingegaan. De mededeling van deze veroordeling van 16 januari 2024 is aan de verdachte toegezonden.
De officier van justitie en de verdediging hebben allebei het standpunt ingenomen ook deze vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De rechtbank heeft bevonden dat zij bevoegd is over de vordering tot tenuitvoerlegging te oordelen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de officier van justitie echter niet worden ontvangen in de vordering. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat de politierechter van de rechtbank Den Haag op 24 mei 2024 de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met bovengenoemd parketnummer toegewezen heeft en onherroepelijk de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft gelast. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat het Openbaar Ministerie in opeenvolgende strafzaken een vordering tot tenuitvoerlegging van dezelfde voorwaardelijke straf kan indienen. Dat kan leiden tot verschillende executoriale titels, maar deze omstandigheid schaadt de belangen van een verdachte niet, omdat een voorwaardelijke straf niet meer dan één keer kan worden geëxecuteerd. Wanneer de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf echter al onherroepelijk is gelast, ligt niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vordering tot tenuitvoerlegging in de rede. Aangezien in de zaak met bovengenoemd parketnummer de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf al onherroepelijk is gelast, zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Van toepassing zijn artikelen 38m, 38n, 36f, 57, 63, 300, 310, 311 en 312 Sr.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 5 in zaak A is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de overige verweten feiten in de zaken A, B, C en D heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren (ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 6 in zaak A, de feiten in zaken B en C en de feiten 1, 3, 5, 6 en 7 in zaak D).
Bepaalt daarnaast dat de verdachte voor de feiten 2 en 4 in zaak D geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 4] (feit 5 in zaak A)niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 2] (feiten 2 en 3 in zaak A)geleden schade voor een bedrag van
€ 915,80, bestaande uit materiële schadevergoeding, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 11] (feit 5 in zaak D)geleden schade tot een bedrag van
€ 39,-, bestaande uit materiële schadevergoeding (schadepost v), en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van zijn vordering (namelijk ten aanzien van schadeposten i tot en met iv).
Veroordeelt de verdachte ook in
de kostendoor de ieder van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 11] gemaakt (tot op heden voor alle twee de benadeelde partijen begroot op nihil) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van
[slachtoffer 2] (feiten 2 en 3 in zaak A)de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 915,80, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
18 dagen gijzeling.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van
[slachtoffer 11] (feit 5 in zaak D)de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 39,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 dag gijzeling.
De
toepassing van de gijzelingheft de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen van de verdachte ten aanzien van de benadeelde partijen niet op.
Bepaalt verder dat betalingen van de verdachte aan de benadeelde partijen in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en omgekeerd dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen.
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 02.186401.23.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijkin de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 09.262615.23.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mrs. A.K. Korteweg en D.H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 december 2024.
Bijlage
Volledige tekst van de tenlasteleggingen
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in zaak A als bedoeld in artikel 313 Sv op de zitting van 16 september 2024, ten laste gelegd dat hij:
ten aanzien van zaak A
feit 1
op of omstreeks 28 maart 2024 te Den Burg, gemeente Texel, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een verpleeghuis gelegen aan de [adres 7], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meerdere [naam 1] -passen, een bankpas en/of een contant geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en/of insluiping;
feit 2
in of omstreeks de periode van 25 maart 2024 tot en met 26 maart 2024 te Den Burg, gemeente Texel, een of meerdere keren, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas (en pincode) van die Van Heerwaarden een (contant) geldbedrag (van in totaal 700 euro) op te nemen;
feit 3
in of omstreeks de periode van 24 maart 2024 tot en met 25 maart 2024 te Den Burg, gemeente Texel, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten het bejaardencentrum gelegen aan [adres 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een contant geldbedrag, meerdere bankpassen en/of een portemonnee met daarin een ID-kaart en/of een [naam 1] -aandelenpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en/of insluiping;
feit 4
op of omstreeks 27 februari 2024 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere vleeswaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 5
op of omstreeks 15 februari 2024 te Uitgeest, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een verpleeghuis gelegen aan de [adres 5] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een tablet (Ipad), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en/of insluiping;
feit 6
op of omstreeks 27 januari 2024 te Broek op Langedijk, gemeente Dijk en Waard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere vleeswaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak B
op ​​​​​of omstreeks 24 september 2023 te Alkmaar een bakfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
ten aanzien van zaak C
op of omstreeks 10 augustus 2023 te Alkmaar diverse vleesverpakkingen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 7] te Alkmaar, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 2] en/of [naam 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam 2] een duw te geven en/of
- die [naam 3] tweemaal, althans eenmaal, een knietje te geven;
ten aanzien van zaak D
feit 1
op of omstreeks 12 juni 2023 te Velserbroek, gemeente Velsen, in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 6] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een handtas
- een telefoon
- een of meerdere (bank)pas(sen)
- een OV-chipkaart en
- contant geld,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
op of omstreeks 11 augustus 2023 te Bergen (NH) in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen aan de [adres 2] , bij een ander, te weten bij [slachtoffer 9] (onder meer kamer 105, 116 en 224), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
feit 3
op of omstreeks 11 augustus 2023 te Bergen (NH), in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 2] (kamer 224), alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4
op of omstreeks 11 augustus 2023 te Bergen (NH) in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen aan de [adres 3] , bij een ander, te weten bij [slachtoffer 11] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
feit 5
op of omstreeks 11 augustus 2023 te Bergen (NH) [slachtoffer 11] heeft mishandeld door hem met kracht bij zijn (boven)arm(en) vast te pakken en/of vast te houden;
feit 6
op of omstreeks 17 augustus 2023 te Heiloo, in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan [adres 4] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een handtas
- een portemonnee
- een identiteitskaart
- een bankpas en
- contant geld,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 7
op of omstreeks 17 augustus 2023 te Heiloo een of meerdere geldbedragen (in totaal (ongeveer) 53,18 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het onrechtmatig gebruik van de bankpas en/of bijbehorende pincode op naam van die Bijlsma.